202403341/1/V6.
Datum uitspraak: 26 maart 2025
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
[appellant], wonend in [woonplaats],
appellant,
tegen de uitspraak van de rechtbank Rotterdam van 18 april 2024 in zaak nr. 23/7148 in het geding tussen:
[appellant]
en
de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid.
Procesverloop
Bij besluit van 19 mei 2023 heeft de staatssecretaris een verzoek van [appellant] om hem het Nederlanderschap te verlenen (hierna: het verzoek), afgewezen.
Bij besluit van 18 oktober 2023, gewijzigd bij besluit van 31 oktober 2023, heeft de staatssecretaris het door [appellant] daartegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 18 april 2024 heeft de rechtbank het door [appellant] daartegen ingestelde beroep ongegrond verklaard.
Tegen deze uitspraak heeft [appellant] hoger beroep ingesteld.
De staatssecretaris heeft een schriftelijke uiteenzetting gegeven.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 11 februari 2025, waar de staatssecretaris, vertegenwoordigd door mr. J. Laros, is verschenen.
Overwegingen
1. [appellant] stelt afkomstig te zijn uit Togo en geboren te zijn op [geboortedatum] 1984. In 2009 is hem een verblijfsvergunning verleend in het kader van de Regeling afwikkeling nalatenschap oude Vreemdelingenwet (Ranov).
2. De staatssecretaris heeft het verzoek afgewezen, omdat hij twijfelt aan de identiteit en nationaliteit van [appellant]. De staatssecretaris heeft deze twijfel gebaseerd op een individueel ambtsbericht van de minister van Buitenlandse Zaken van 5 april 2001. Volgens de staatssecretaris heeft [appellant] deze twijfel niet weggenomen met de stukken die hij heeft overgelegd. Hij heeft namelijk geen originele geboorteakte en geen geldig Togolees paspoort overgelegd.
3. [appellant] betoogt dat de staatssecretaris ten onrechte de kopie van zijn gelegaliseerde geboorteakte niet heeft meegenomen in de beoordeling. Een geboorteakte geeft echter geen uitsluitsel over de nationaliteit van een persoon. De rechtbank is alleen al daarom terecht tot de conclusie gekomen dat [appellant] met de kopie van zijn geboorteakte de twijfel over zijn identiteit en nationaliteit niet heeft weggenomen. De rechtbank heeft ook terecht overwogen dat [appellant] de originele geboorteakte die hij in beroep heeft overgelegd, te laat heeft ingediend. De Afdeling verwijst naar de uitspraak van 17 juli 2024, ECLI:NL:RVS:2024:2923, onder 6.2. Het betoog slaagt niet. 4. [appellant] betoogt daarnaast dat hij alle informatie waar hij over kan beschikken aan de staatssecretaris heeft gestuurd en dat niet van hem kan worden verlangd dat hij stukken opstuurt waarover hij niet kan beschikken. [appellant] maakt echter niet duidelijk waarom hij niet in staat is om over andere documenten, zoals een geldig Togolees paspoort, te beschikken. Zijn beroep op bewijsnood slaagt daarom niet.
5. Het betoog van [appellant] dat de staatssecretaris hem ten onrechte niet heeft gehoord, slaagt ten slotte ook niet. [appellant] heeft in bezwaar geen documenten overgelegd waarmee de twijfel aan zijn identiteit en nationaliteit kon worden weggenomen. Hij heeft in bezwaar ook niet aangevoerd waarom hij niet in staat was aan deze documenten te komen. De rechtbank is daarom terecht tot de conclusie gekomen dat er redelijkerwijs geen twijfel over mogelijk was dat het bezwaar ongegrond was. De Afdeling verwijst naar artikel 7:3, aanhef en onder b, van de Algemene wet bestuursrecht.
6. Het hoger beroep is ongegrond. De uitspraak van de rechtbank wordt bevestigd. De staatssecretaris hoeft geen proceskosten te vergoeden.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
bevestigt de aangevallen uitspraak.
Aldus vastgesteld door mr. C.M. Wissels, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. A.E. de Ruijter, griffier.
w.g. Wissels
lid van de enkelvoudige kamer
w.g. De Ruijter
griffier
Uitgesproken in het openbaar op 26 maart 2025
887