ECLI:NL:RVS:2025:1268

Raad van State

Datum uitspraak
26 maart 2025
Publicatiedatum
26 maart 2025
Zaaknummer
202403341/1/V6
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek tot verlening van het Nederlanderschap op basis van twijfel aan identiteit en nationaliteit

Op 26 maart 2025 heeft de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State uitspraak gedaan in een hoger beroep van [appellant] tegen de beslissing van de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. Het hoger beroep volgde op de afwijzing van een verzoek om het Nederlanderschap te verlenen, dat was ingediend op 19 mei 2023. De staatssecretaris had het verzoek afgewezen omdat hij twijfels had over de identiteit en nationaliteit van [appellant], die stelt afkomstig te zijn uit Togo en geboren te zijn in 1984. De staatssecretaris baseerde zijn twijfels op een ambtsbericht van de minister van Buitenlandse Zaken uit 2001, en op het feit dat [appellant] geen originele geboorteakte of geldig Togolees paspoort had overgelegd.

De rechtbank Rotterdam had eerder op 18 april 2024 het beroep van [appellant] ongegrond verklaard, en de staatssecretaris had in oktober 2023 het bezwaar van [appellant] ongegrond verklaard. Tijdens de zitting op 11 februari 2025 heeft de Afdeling de zaak behandeld, waarbij de staatssecretaris vertegenwoordigd was door mr. J. Laros. De Afdeling oordeelde dat [appellant] niet voldoende bewijs had geleverd om de twijfels van de staatssecretaris weg te nemen. De rechtbank had terecht geoordeeld dat de kopie van de gelegaliseerde geboorteakte niet voldoende was om de twijfels over de identiteit en nationaliteit van [appellant] weg te nemen.

De Afdeling bevestigde de uitspraak van de rechtbank en oordeelde dat het hoger beroep ongegrond was. De staatssecretaris hoeft geen proceskosten te vergoeden. De uitspraak benadrukt het belang van het overleggen van originele documenten ter ondersteuning van een verzoek om het Nederlanderschap.

Uitspraak

202403341/1/V6.
Datum uitspraak: 26 maart 2025
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
[appellant], wonend in [woonplaats],
appellant,
tegen de uitspraak van de rechtbank Rotterdam van 18 april 2024 in zaak nr. 23/7148 in het geding tussen:
[appellant]
en
de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid.
Procesverloop
Bij besluit van 19 mei 2023 heeft de staatssecretaris een verzoek van [appellant] om hem het Nederlanderschap te verlenen (hierna: het verzoek), afgewezen.
Bij besluit van 18 oktober 2023, gewijzigd bij besluit van 31 oktober 2023, heeft de staatssecretaris het door [appellant] daartegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 18 april 2024 heeft de rechtbank het door [appellant] daartegen ingestelde beroep ongegrond verklaard.
Tegen deze uitspraak heeft [appellant] hoger beroep ingesteld.
De staatssecretaris heeft een schriftelijke uiteenzetting gegeven.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 11 februari 2025, waar de staatssecretaris, vertegenwoordigd door mr. J. Laros, is verschenen.
Overwegingen
1.       [appellant] stelt afkomstig te zijn uit Togo en geboren te zijn op [geboortedatum] 1984. In 2009 is hem een verblijfsvergunning verleend in het kader van de Regeling afwikkeling nalatenschap oude Vreemdelingenwet (Ranov).
2.       De staatssecretaris heeft het verzoek afgewezen, omdat hij twijfelt aan de identiteit en nationaliteit van [appellant]. De staatssecretaris heeft deze twijfel gebaseerd op een individueel ambtsbericht van de minister van Buitenlandse Zaken van 5 april 2001. Volgens de staatssecretaris heeft [appellant] deze twijfel niet weggenomen met de stukken die hij heeft overgelegd. Hij heeft namelijk geen originele geboorteakte en geen geldig Togolees paspoort overgelegd.
3.       [appellant] betoogt dat de staatssecretaris ten onrechte de kopie van zijn gelegaliseerde geboorteakte niet heeft meegenomen in de beoordeling. Een geboorteakte geeft echter geen uitsluitsel over de nationaliteit van een persoon. De rechtbank is alleen al daarom terecht tot de conclusie gekomen dat [appellant] met de kopie van zijn geboorteakte de twijfel over zijn identiteit en nationaliteit niet heeft weggenomen. De rechtbank heeft ook terecht overwogen dat [appellant] de originele geboorteakte die hij in beroep heeft overgelegd, te laat heeft ingediend. De Afdeling verwijst naar de uitspraak van 17 juli 2024, ECLI:NL:RVS:2024:2923, onder 6.2. Het betoog slaagt niet.
4.       [appellant] betoogt daarnaast dat hij alle informatie waar hij over kan beschikken aan de staatssecretaris heeft gestuurd en dat niet van hem kan worden verlangd dat hij stukken opstuurt waarover hij niet kan beschikken. [appellant] maakt echter niet duidelijk waarom hij niet in staat is om over andere documenten, zoals een geldig Togolees paspoort, te beschikken. Zijn beroep op bewijsnood slaagt daarom niet.
5.       Het betoog van [appellant] dat de staatssecretaris hem ten onrechte niet heeft gehoord, slaagt ten slotte ook niet. [appellant] heeft in bezwaar geen documenten overgelegd waarmee de twijfel aan zijn identiteit en nationaliteit kon worden weggenomen. Hij heeft in bezwaar ook niet aangevoerd waarom hij niet in staat was aan deze documenten te komen. De rechtbank is daarom terecht tot de conclusie gekomen dat er redelijkerwijs geen twijfel over mogelijk was dat het bezwaar ongegrond was. De Afdeling verwijst naar artikel 7:3, aanhef en onder b, van de Algemene wet bestuursrecht.
6.       Het hoger beroep is ongegrond. De uitspraak van de rechtbank wordt bevestigd. De staatssecretaris hoeft geen proceskosten te vergoeden.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
bevestigt de aangevallen uitspraak.
Aldus vastgesteld door mr. C.M. Wissels, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. A.E. de Ruijter, griffier.
w.g. Wissels
lid van de enkelvoudige kamer
w.g. De Ruijter
griffier
Uitgesproken in het openbaar op 26 maart 2025
887