202303745/1/V1.
Datum uitspraak: 20 maart 2025
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van:
[de vreemdeling],
appellant,
tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Groningen, van 7 juni 2023 in zaak nr. NL23.3083 in het geding tussen:
de vreemdeling
en
de minister van Asiel en Migratie.
Procesverloop
Bij besluit van 26 januari 2023 heeft de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid een aanvraag van de vreemdeling om hem een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd te verlenen, afgewezen.
Bij uitspraak van 7 juni 2023 heeft de rechtbank het daartegen door de vreemdeling ingestelde beroep ongegrond verklaard.
Tegen deze uitspraak heeft de vreemdeling, vertegenwoordigd door mr. J.M. Suurmeijer, advocaat in Stadskanaal, hoger beroep ingesteld.
De vreemdeling heeft nadere stukken ingediend.
Overwegingen
1. In de grieven klaagt de vreemdeling terecht over het oordeel van de rechtbank dat de minister zich niet ten onrechte op het standpunt heeft gesteld dat de overgelegde documenten niet afdoen aan de wisselende verklaringen van de vreemdeling. Zoals de vreemdeling terecht betoogt, mag de minister aan documenten waarvan hij de authenticiteit niet kan vaststellen niet zonder meer geen waarde toekennen. De waarde die aan een door een vreemdeling overgelegd document toekomt, moet hij bezien in het licht van de door die vreemdeling afgelegde verklaringen en tegen de achtergrond van dat wat algemeen bekend is over de situatie in het land van herkomst. Vergelijk de uitspraken van de Afdeling van 5 augustus 2020, ECLI:NL:RVS:2020:1860, onder 4.1 en 4.2, en 19 oktober 2016, ECLI:NL:RVS:2016:2853, onder 1.2. Uit het enkele standpunt van de minister dat hij in het licht van de verklaringen van de vreemdeling niet de waarde hecht aan de overgelegde documenten die de vreemdeling daaraan gehecht wenst te zien, blijkt niet dat hij de documenten kenbaar heeft betrokken in zijn besluitvorming. De rechtbank is ten onrechte niet tot dit oordeel gekomen. Dit gedeelte van de grieven slaagt. 1.1. Dat wat de vreemdeling verder aanvoert in de grieven leidt niet tot vernietiging van de uitspraak van de rechtbank. Dit oordeel hoeft niet verder te worden gemotiveerd. De reden daarvoor is dat de grieven in zoverre geen vragen bevatten die in het belang van de rechtseenheid, de rechtsontwikkeling of de rechtsbescherming in algemene zin beantwoord moeten worden (artikel 91, tweede lid, van de Vw 2000).
2. Het hoger beroep is gegrond. De uitspraak van de rechtbank wordt vernietigd. Het beroep is gegrond en het besluit van 26 januari 2023 wordt vernietigd. De minister moet een nieuw besluit op de aanvraag van de vreemdeling nemen. De minister moet de proceskosten vergoeden.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
I. verklaart het hoger beroep gegrond;
II. vernietigt de uitspraak van de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Groningen, van 7 juni 2023 in zaak nr. NL23.3083;
III. verklaart het beroep gegrond;
IV. vernietigt het besluit van 26 januari 2023, V-[…];
V. veroordeelt de minister van Asiel en Migratie tot vergoeding van bij de vreemdeling in verband met de behandeling van het beroep en het hoger beroep opgekomen proceskosten tot een bedrag van € 3.628,00, geheel toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand.
Aldus vastgesteld door mr. C.M. Wissels, voorzitter, en mr. M. Soffers en mr. M. den Heyer, leden, in tegenwoordigheid van mr. J.J. Schuurman, griffier.
w.g. Wissels
voorzitter
w.g. Schuurman
griffier
Uitgesproken in het openbaar op 20 maart 2025
282-1078