ECLI:NL:RVS:2025:1093

Raad van State

Datum uitspraak
17 maart 2025
Publicatiedatum
17 maart 2025
Zaaknummer
202501409/1/V3 en 202501409/2/V3
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Procedures
  • Voorlopige voorziening+bodemzaak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Voorlopige voorziening in asielzaak na afwijzing verblijfsvergunning door minister van Asiel en Migratie

Op 7 januari 2025 heeft de minister van Asiel en Migratie een aanvraag van een vreemdeling om een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd niet in behandeling genomen. De vreemdeling heeft hiertegen beroep ingesteld bij de rechtbank, die op 3 maart 2025 het beroep ongegrond heeft verklaard. De vreemdeling, vertegenwoordigd door mr. L.I. Siers, heeft vervolgens hoger beroep ingesteld en verzocht om een voorlopige voorziening. De voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft op 17 maart 2025 uitspraak gedaan. Het hoger beroep is ongegrond verklaard, en de uitspraak van de rechtbank is bevestigd. Het verzoek om voorlopige voorziening is afgewezen, en de minister hoeft geen proceskosten te vergoeden. De voorzieningenrechter heeft geoordeeld dat het hogerberoepschrift geen vragen bevat die in het belang van de rechtseenheid, rechtsontwikkeling of rechtsbescherming beantwoord moeten worden. De zaak betreft een asielaanvraag en de toepassing van de Dublinverordening, waarbij eerder door de Afdeling een rechtsvraag is beantwoord die relevant is voor deze zaak.

Uitspraak

202501409/1/V3 en 202501409/2/V3.
Datum uitspraak: 17 maart 2025
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak van de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht) en, met toepassing van artikel 92 van de Vw 2000, op het hoger beroep van:
[de vreemdeling],
appellant,
tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Arnhem, van 3 maart 2025 in zaak nr. NL25.902 in het geding tussen:
de vreemdeling
en
de minister van Asiel en Migratie.
Procesverloop
Bij besluit van 7 januari 2025 heeft de minister een aanvraag van de vreemdeling om hem een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd te verlenen, niet in behandeling genomen.
Bij uitspraak van 3 maart 2025 heeft de rechtbank het daartegen door de vreemdeling ingestelde beroep ongegrond verklaard.
Tegen deze uitspraak heeft de vreemdeling, vertegenwoordigd door mr. L.I. Siers, advocaat in Nijmegen, hoger beroep ingesteld. Ook heeft hij de voorzieningenrechter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
Overwegingen
1.       Het hoger beroep leidt niet tot vernietiging van de uitspraak van de rechtbank. Dit oordeel hoeft niet verder te worden gemotiveerd. De reden daarvoor is dat het hogerberoepschrift geen vragen bevat die in het belang van de rechtseenheid, de rechtsontwikkeling of de rechtsbescherming in algemene zin beantwoord moeten worden (artikel 91, tweede lid, van de Vw 2000).
1.1.    Het hoger beroep gaat onder meer over een rechtsvraag die eerder door de Afdeling is beantwoord (uitspraak van 25 februari 2025, ECLI:NL:RVS:2025:717, over artikel 17 van de Dublinverordening en persoonlijke ervaringen in een andere lidstaat). Het hoger beroep biedt geen reden hierover in dit geval anders te oordelen.
2.       Het hoger beroep is ongegrond. De uitspraak van de rechtbank wordt bevestigd. Het verzoek om voorlopige voorziening wordt daarom afgewezen. De minister hoeft geen proceskosten te vergoeden.
Beslissing
De voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
I.        bevestigt de aangevallen uitspraak;
II.       wijst het verzoek af.
Aldus vastgesteld door mr. V.V. Essenburg, voorzieningenrechter, in tegenwoordigheid van mr. S. Nederhoff, griffier.
w.g. Essenburg
voorzieningenrechter
w.g. Nederhoff
griffier
Uitgesproken in het openbaar op 17 maart 2025
347-1125