ECLI:NL:RVS:2024:974
Raad van State
- Voorlopige voorziening
- Rechtspraak.nl
Voorlopige voorziening in vreemdelingenrechtelijke zaak betreffende machtiging tot voorlopig verblijf
Op 6 maart 2024 heeft de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State uitspraak gedaan in een zaak betreffende een verzoek om voorlopige voorziening. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid had op 5 januari 2022 een aanvraag van een vreemdeling om een machtiging tot voorlopig verblijf afgewezen. De vreemdeling maakte bezwaar tegen deze afwijzing, maar de staatssecretaris verklaarde dit bezwaar op 23 januari 2023 ongegrond. De rechtbank Den Haag heeft op 25 oktober 2023 het beroep van de vreemdeling gegrond verklaard, de afwijzing van de staatssecretaris vernietigd en bepaald dat de staatssecretaris een nieuw besluit moest nemen met inachtneming van de uitspraak. Hierop heeft de staatssecretaris hoger beroep ingesteld en verzocht om een voorlopige voorziening.
De voorzieningenrechter heeft in deze procedure de belangen van zowel de staatssecretaris als de vreemdeling afgewogen. De staatssecretaris verzocht om een voorlopige voorziening zodat hij de uitspraak van de rechtbank niet hoeft uit te voeren totdat de Afdeling op het hoger beroep heeft beslist. De voorzieningenrechter oordeelde dat de beoordeling van de grieven nader onderzoek vereist, waarvoor deze procedure zich niet goed leent. Gelet op de belangen die beide partijen naar voren hebben gebracht, heeft de voorzieningenrechter besloten een voorlopige voorziening te treffen.
De voorzieningenrechter heeft bepaald dat de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid geen uitvoering hoeft te geven aan de uitspraak van de rechtbank totdat de Afdeling op het hoger beroep heeft beslist. De staatssecretaris hoeft geen proceskosten te vergoeden. Deze uitspraak is gedaan door mr. M. Soffers, in tegenwoordigheid van mr. J.J. Schuurman, griffier, en is openbaar uitgesproken op 6 maart 2024.