ECLI:NL:RVS:2023:4501
Raad van State
- Voorlopige voorziening
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek om voorlopige voorziening in vreemdelingenzaak
Op 6 december 2023 heeft de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State uitspraak gedaan op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening. Dit verzoek was ingediend door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Den Haag van 25 oktober 2023. In deze eerdere uitspraak werd het beroep van de vreemdeling gegrond verklaard, waardoor de staatssecretaris verplicht werd om een nieuw besluit op het bezwaar van de vreemdeling te nemen. De staatssecretaris had eerder, op 5 januari 2022, de aanvraag van de vreemdeling voor een machtiging tot voorlopig verblijf afgewezen. Dit besluit werd later door de staatssecretaris zelf ongegrond verklaard, maar de rechtbank oordeelde dat de staatssecretaris opnieuw moest beslissen.
De voorzieningenrechter overwoog dat de staatssecretaris binnen negentien weken na de uitspraak van de rechtbank een nieuw besluit moet nemen. Aangezien er een uitspraak op het hoger beroep werd verwacht voor het verstrijken van deze termijn en er geen spoedeisende omstandigheden waren gesteld door de staatssecretaris, werd het verzoek om een voorlopige voorziening afgewezen. De voorzieningenrechter oordeelde dat er op dat moment geen spoedeisend belang was dat het treffen van de verzochte voorziening rechtvaardigde.
In de beslissing werd de staatssecretaris ook veroordeeld tot vergoeding van de proceskosten van de vreemdeling, die op € 837,00 werden vastgesteld, geheel toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand. De uitspraak werd openbaar uitgesproken door mr. B. Meijer, in tegenwoordigheid van mr. F.W. de Lange, griffier.