ECLI:NL:RVS:2024:875
Raad van State
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep tegen afwijzing aanvraag vreemdeling voor document rechtmatig verblijf
Op 1 maart 2024 heeft de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State uitspraak gedaan in een hoger beroep van de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Den Haag. De zaak betreft de afwijzing van een aanvraag door een vreemdeling om afgifte van een document dat rechtmatig verblijf als gemeenschapsonderdaan zou bevestigen. De staatssecretaris had op 12 maart 2021 de aanvraag afgewezen en het bezwaar van de vreemdeling op 12 november 2021 ongegrond verklaard. De rechtbank had op 25 november 2022 het beroep van de vreemdeling gegrond verklaard en de staatssecretaris opgedragen een nieuw besluit te nemen met inachtneming van de uitspraak. De staatssecretaris ging in hoger beroep tegen deze uitspraak.
De Raad van State oordeelde dat het hoger beroep niet leidt tot vernietiging van de uitspraak van de rechtbank. De rechtbank had een motiveringsgebrek geconstateerd, maar dit gebrek kon eenvoudig worden hersteld. De Raad bevestigde de uitspraak van de rechtbank en oordeelde dat de staatssecretaris de proceskosten van de vreemdeling, die € 875,00 bedragen, moet vergoeden. De uitspraak werd gedaan door mr. J.J.W.P. van Gastel, lid van de enkelvoudige kamer, in aanwezigheid van griffier M.E. van Laar. De uitspraak is openbaar gedaan op 1 maart 2024.