ECLI:NL:RVS:2024:81
Raad van State
- Voorlopige voorziening
- Rechtspraak.nl
Voorlopige voorziening in vreemdelingenrechtelijke zaak betreffende tijdelijke bescherming
Op 11 januari 2024 heeft de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State uitspraak gedaan in een zaak waarin een vreemdeling verzocht om een voorlopige voorziening. De vreemdeling had eerder een besluit ontvangen van de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, waarin werd bepaald dat zijn recht op bescherming op grond van de Richtlijn Tijdelijke Bescherming zou eindigen op 4 september 2023. Dit besluit was gebaseerd op de Richtlijn 2001/55/EG en het Uitvoeringsbesluit (EU) 2022/382 van 4 maart 2022.
De vreemdeling had tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Den Haag, die zijn beroep ongegrond verklaarde, hoger beroep ingesteld. In zijn verzoek om voorlopige voorziening vroeg hij de voorzieningenrechter om te bepalen dat hij behandeld zou worden alsof het recht op tijdelijke bescherming nog steeds op hem van toepassing was. De voorzieningenrechter verwees naar een eerdere uitspraak van 1 september 2023, waarin was bepaald dat andere derdelanders uit Oekraïne die naar Nederland waren gevlucht, tijdelijk in Nederland mochten blijven totdat er een eindoordeel was over hun recht op bescherming.
De voorzieningenrechter concludeerde dat de vreemdeling tot de groep derdelanders behoort die onder de mededeling van de staatssecretaris valt. Gezien deze omstandigheden werd het verzoek om voorlopige voorziening afgewezen. De staatssecretaris werd niet verplicht om de proceskosten te vergoeden. De uitspraak werd openbaar uitgesproken op 11 januari 2024.