ECLI:NL:RVS:2024:588
Raad van State
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep vreemdeling tegen besluit staatssecretaris Justitie en Veiligheid over rechtmatig verblijf
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van een vreemdeling tegen een besluit van de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. Bij besluit van 11 november 2022 heeft de staatssecretaris vastgesteld dat de vreemdeling geen rechtmatig verblijf heeft op grond van het Unierecht en hem opgedragen om Nederland binnen vier weken te verlaten. De vreemdeling heeft bezwaar gemaakt tegen dit besluit, maar bij besluit van 3 maart 2023 heeft de staatssecretaris dit bezwaar ongegrond verklaard. Hierop heeft de vreemdeling beroep ingesteld bij de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Rotterdam, die op 15 november 2023 het beroep ongegrond heeft verklaard.
Tegen deze uitspraak heeft de vreemdeling, vertegenwoordigd door mr. S.C. van Paridon, advocaat te Rotterdam, hoger beroep ingesteld. De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft op 13 februari 2024 uitspraak gedaan. De Afdeling oordeelt dat het hoger beroep niet leidt tot vernietiging van de uitspraak van de rechtbank. De rechtbank heeft terecht en op goede gronden geoordeeld dat het bezwaar van de vreemdeling ongegrond is. De Afdeling neemt de motivering van de uitspraak van de rechtbank over en concludeert dat het hoger beroep ongegrond is. De uitspraak van de rechtbank wordt bevestigd en de staatssecretaris hoeft geen proceskosten te vergoeden.