ECLI:NL:RVS:2024:5423

Raad van State

Datum uitspraak
24 december 2024
Publicatiedatum
24 december 2024
Zaaknummer
202205134/1/R3
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bestemmingsplanwijziging en herstelplan voor de Marke Zuid in Deventer

Op 24 december 2024 heeft de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State uitspraak gedaan in een zaak betreffende het bestemmingsplan "Chw Marke Zuid" van de gemeente Deventer. Dit bestemmingsplan werd op 13 juli 2022 gewijzigd vastgesteld, maar is later op 19 april 2023 opnieuw en gewijzigd vastgesteld. De appellanten, bestaande uit omwonenden, hebben beroep ingesteld tegen zowel het oorspronkelijke besluit als het herstelplan. De zaak betreft de sloop en herbouw van schoolgebouwen en sportvoorzieningen binnen het plangebied, dat momenteel al bebouwd is met een school, sportvelden en parkeerplaatsen. De appellanten betogen dat de raad onvoldoende rekening heeft gehouden met de gevolgen voor de omgeving, zoals geluidsoverlast, parkeerdruk en de noodzaak van de nieuwe voorzieningen. De Afdeling heeft de beroepsgronden van de appellanten beoordeeld en geconcludeerd dat de raad de belangen van de betrokkenen voldoende heeft afgewogen en dat het herstelplan in overeenstemming is met de wetgeving. De beroepen zijn ongegrond verklaard, en het beroep van de appellanten tegen het oorspronkelijke besluit is niet-ontvankelijk verklaard. De raad is verplicht om het griffierecht aan de appellanten te vergoeden.

Uitspraak

202205134/1/R3.
Datum uitspraak: 24 december 2024
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak in het geding tussen:
1.       [appellant sub 1A], [appellant sub 1B], [appellant sub 1C] en [appellant sub 1D] (hierna: [appellant sub 1] en anderen), allen wonend in Deventer,
2.       [appellant sub 2], wonend in Deventer,
appellanten,
en
de raad van de gemeente Deventer,
verweerder.
Procesverloop
Bij besluit van 13 juli 2022 heeft de raad het bestemmingsplan "Chw Marke Zuid" gewijzigd vastgesteld (hierna: het plan).
Tegen dit besluit hebben [appellant sub 1] en anderen beroep ingesteld.
Bij besluit van 19 april 2023 heeft de raad het bestemmingsplan "Chw Marke Zuid" opnieuw en gewijzigd vastgesteld (hierna: het herstelplan).
Tegen het herstelplan heeft [appellant sub 2] beroep ingesteld. [appellant sub 1] en anderen zijn in de gelegenheid gesteld een schriftelijke reactie te geven op de vaststelling van het herstelplan en hebben daarvan gebruik gemaakt.
De raad heeft verweerschriften ingediend.
[appellant sub 1] en anderen, [appellant sub 2] en de raad hebben nadere stukken ingediend.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 30 augustus 2024, waar [appellant sub 1] en anderen, vertegenwoordigd door [appellant sub 1A] en [appellant sub 1C], [appellant sub 2], vertegenwoordigd door mr. V.W.J.H. Broekman, advocaat in Nijmegen, en de raad, vertegenwoordigd door E. Hanzens en A. Spekschoor, bijgestaan door mr. T.E.P.A. Lam, advocaat te Nijmegen, zijn verschenen.
Overwegingen
Overgangsrecht inwerkingtreding Omgevingswet
1.       Op 1 januari 2024 zijn de Omgevingswet en de Invoeringswet Omgevingswet in werking getreden. Op grond van artikel 4.6, derde lid, van de Invoeringswet Omgevingswet blijft op een beroep tegen een besluit tot vaststelling van een bestemmingsplan waarvan het ontwerp vóór het tijdstip van inwerkingtreding van de Omgevingswet ter inzage is gelegd het recht zoals dat gold onmiddellijk vóór dat tijdstip van toepassing tot het bestemmingsplan onherroepelijk is.
Het ontwerpplan is op 10 februari 2022 ter inzage gelegd. Dat betekent dat op deze beroepsprocedure het recht, waaronder de Wet ruimtelijke ordening (hierna: Wro) en de Crisis- en herstelwet (hierna: Chw), zoals dat gold vóór 1 januari 2024 van toepassing blijft.
Inleiding
2.       Op de gronden van het plangebied bevinden zich momenteel een gebouw van de locatie de Marke Zuid van het Etty Hillesum Lyceum (hierna: EHL), een gebouw voor een scheidsrechtersvereniging, een sportveld en een parkeerplaats. Ten noorden van het plangebied staan, aan de andere kant van de Lebuïnuslaan, een gebouw van de locatie de Marke Noord van het EHL en een sporthal. Met het plan en het herstelplan wil de raad het mogelijk maken dat de bebouwing van de scholen, de scheidsrechtersvereniging en de sporthal worden gesloopt en dat deze voorzieningen opnieuw worden gebouwd binnen het plangebied. Daarbij worden de twee locaties van de school ondergebracht in één gebouw. De sporthal en sportvoorziening voor de school worden ondergebracht in een nieuw te bouwen sporthal binnen het plangebied.
3.       Om deze ontwikkelingen mogelijk te maken heeft de raad het plan vastgesteld. De raad heeft naar aanleiding van het beroepschrift van [appellant sub 1] en anderen tegen het plan en ongeacht de uitkomst van de beroepsprocedure besloten om het plan op verschillende onderdelen te wijzigen. De raad heeft daarom het herstelplan vastgesteld. In dit herstelplan zijn wijzigingen doorgevoerd voor wat betreft de omvang van de bouwvlakken. Het westelijk gelegen bouwvlak is daarbij verder van de woningen aan de westzijde van het plangebied komen te liggen en voor een deel van dit bouwvlak is bepaald dat wat betreft sportvoorzieningen hier alleen ruimte is voor binnensportvoorzieningen. Ook is een specifieke aanduiding op de plankaart opgenomen waar sportvelden uitsluitend zijn toegestaan. Daarnaast wordt met het herstelplan voorzien in een groenstrook aan de west- en zuidzijde van het plangebied en wordt op een deel van de gronden aan de west- en zuidzijde uitgesloten dat daar door fietsers en/of motorrijtuigen mag worden geparkeerd.
4.       [appellant sub 1] en anderen zijn omwonenden die wonen op de [locatie 1] en [locatie 2]. Hun percelen liggen ongeveer 18 m ten zuiden van het plangebied. [appellant sub 2] woont in een appartementencomplex op de [locatie 3]. Dit complex staat op ongeveer 21 m ten westen van het plangebied.
5.       De relevante regelgeving is opgenomen in de bijlage bij deze uitspraak en maakt daar onderdeel van uit.
Betekenis van het herstelplan
6.       Met het besluit van 19 april 2023 is het bestemmingsplan "Chw Marke Zuid" opnieuw, gewijzigd, vastgesteld. Daarom is met dit besluit het besluit van 13 juli 2022, tot vaststelling van het bestemmingsplan "Chw Marke Zuid", vervangen als bedoeld in artikel 6:19, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb). Aangezien dit besluit niet geheel aan het beroep van [appellant sub 1] en anderen tegemoetkomt, heeft dat beroep van rechtswege ook betrekking op dit herstelplan.
Daarnaast heeft [appellant sub 2] alleen beroep ingesteld tegen het besluit van 19 april 2023. Daarom zal de Afdeling bij de bespreking van de beroepsgronden eerst uitgaan van het besluit van 19 april 2023.
Toetsingskader
7.       Bij de vaststelling van een bestemmingsplan moet de raad bestemmingen aanwijzen en regels geven die de raad uit het oogpunt van een goede ruimtelijke ordening nodig acht. De raad heeft daarbij beleidsruimte en moet de betrokken belangen afwegen. De Afdeling oordeelt niet zelf of het plan in overeenstemming is met een goede ruimtelijke ordening. De Afdeling beoordeelt aan de hand van de beroepsgronden of het besluit tot vaststelling van het bestemmingsplan in overeenstemming is met het recht. Daarbij kan aan de orde komen of de nadelige gevolgen van het plan onevenredig zijn in verhouding tot de met het plan te dienen doelen.
8.       Omdat in dit geval sprake is van een bestemmingsplan met verbrede reikwijdte, kunnen in het bestemmingsplan ook regels worden gesteld die strekken ten behoeve van het bereiken en in stand houden van een veilige en gezonde fysieke leefomgeving en een goede omgevingskwaliteit en het doelmatig beheren, gebruiken en ontwikkelen van de fysieke leefomgeving ter vervulling van maatschappelijke functies. Dit volgt uit artikel 7c, eerste lid, onder a en b, van het Besluit uitvoering Crisis- en herstelwet (hierna: Besluit uitvoering Chw), in aanvulling op artikel 3.1, eerste lid, van de Wro. Voor zover dat aan de orde is zal de Afdeling daarom ook beoordelen of de raad zich op het standpunt heeft mogen stellen dat hij het plan in overeenstemming met de in artikel 7c, eerste lid, onder a en b, van het Besluit uitvoering Chw vermelde criteria heeft vastgesteld.
De ontvankelijkheid van het beroep van [appellant sub 2]
9.       De raad heeft zich op het standpunt gesteld dat het beroep van [appellant sub 2] tegen het herstelplan weliswaar ontvankelijk is, maar dat zij slechts beroepsgronden kan aanvoeren, voor zover zij door het herstelplan is benadeeld ten opzichte van het plan. De raad stelt dat het herstelplan echter gunstiger is voor [appellant sub 2] dan het plan, waardoor er geen sprake is van een nadeligere positie. Om die reden moeten de beroepsgronden van [appellant sub 2] volgens de raad buiten bespreking worden gelaten.
9.1.    Vanwege het belang van een efficiënte geschilbeslechting en de rechtszekerheid van andere partijen kan niet worden aanvaard dat tegen een herstelbesluit dat hangende de procedure wordt genomen, beroep wordt ingesteld door een belanghebbende die geen beroep heeft ingesteld tegen het eerdere besluit. Dit geldt niet als de belanghebbende door het nieuwe besluit in een nadeliger positie is komen te verkeren. Dit geldt ook niet als door gewijzigde feiten of omstandigheden de belanghebbende redelijkerwijs niet kan worden verweten dat hij geen beroep heeft ingesteld tegen het eerdere besluit. Als de belanghebbende door gewijzigde feiten of omstandigheden redelijkerwijs niet kan worden verweten dat hij geen beroep heeft ingesteld tegen het eerdere besluit, dan is zijn beroep ontvankelijk. Hij kan in dat beroep echter alleen gronden aanvoeren die samenhangen met die nieuwe feiten en omstandigheden. Beroepsgronden die niet samenhangen met nieuwe feiten en omstandigheden, worden buiten bespreking gelaten. Vergelijk de uitspraak van de Afdeling van 5 april 2023, ECLI:NL:RVS:2023:1299, onder 9.2.
9.2.    De Afdeling heeft [appellant sub 2] in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het verweer van de raad. In reactie daarop heeft [appellant sub 2] een deel van de leveringsakte van 6 maart 2023 van de koop van de woning aan de [locatie 3] F 410 te Deventer aangeleverd. Daaruit volgt dat de koopakte van deze woning op 23 januari 2023 is getekend. De beroepstermijn tegen de vaststelling van het plan liep tot en met 1 september 2022. Hieruit volgt dat [appellant sub 2] pas na de vaststelling van het plan én het aflopen van de termijn om in beroep te gaan tegen het plan, de woning aan de [locatie 3], F 410, heeft gekocht. Daarom kan [appellant sub 2] niet worden verweten dat zij geen beroep tegen het plan heeft ingesteld. Dit betekent dat haar beroep tegen het besluit van 19 april 2023 ontvankelijk is.
De Afdeling ziet geen aanleiding om de beroepsgronden die [appellant sub 2] heeft aangevoerd buiten bespreking te laten. De Afdeling overweegt daarvoor dat de beroepsgronden die [appellant sub 2] aanvoert, samenhangen met de nieuwe feiten en omstandigheden waardoor haar niet kan worden verweten dat zij geen beroep heeft ingesteld tegen het plan. Namelijk dat zij op de [locatie 3] is komen wonen na de vaststelling van het plan en na afloop van de beroepstermijn. Daarna is het herstelplan vastgesteld. Of zij door het herstelplan in een nadeligere positie is komen te verkeren is dus niet relevant voor de vraag wat zij tegen het herstelplan kan aanvoeren.
De beoordeling van de beroepsgronden
Leeswijzer
10.     De Afdeling zal hieronder de beroepsgronden per onderwerp behandelen, omdat [appellant sub 1] en anderen en [appellant sub 2] voor een groot deel dezelfde beroepsgronden aanvoeren. Waar dit van toepassing is, zal de Afdeling de beroepsgronden van [appellant sub 1] en anderen en [appellant sub 2] daarom gezamenlijk behandelen.
Crisis- en herstelwet
11.     [appellant sub 1] en anderen en [appellant sub 2] betogen dat de raad ten onrechte afdeling 2 van hoofdstuk 1 van de Chw van toepassing heeft verklaard op de vaststelling van het herstelplan. Daarvoor voeren zij aan dat het herstelplan niet is aangemerkt als een project waarvoor deze afdeling geldt. Voor zover deze afdeling van de Chw wel van toepassing is, blijkt dit onvoldoende uit de publicaties, aldus [appellant sub 1] en anderen en [appellant sub 2]. Door deze publicaties zijn andere omwonenden mogelijk op het verkeerde been gezet, zo stellen [appellant sub 1] en anderen en [appellant sub 2].
11.1.  De raad heeft zich in het verweerschrift op het standpunt gesteld dat afdeling 2 van hoofdstuk 1 van de Chw niet van toepassing is. In de publicaties van het plan en het herstelplan is ook geen melding gemaakt dat deze afdeling van toepassing is. Anders dan [appellant sub 1] en anderen en [appellant sub 2] stellen is afdeling 2 van hoofdstuk 1 van de Chw dus niet van toepassing op de vaststelling van het herstelplan. Evenmin is gebleken dat andere omwonenden door de publicaties op het verkeerde been zijn gezet.
De betogen slagen niet.
Strijd met de goede procesorde
12.     De raad heeft op de zitting het standpunt ingenomen dat een aantal beroepsgronden pas voor het eerst op zitting naar voren is gebracht door [appellant sub 1] en anderen en [appellant sub 2], wat in strijd is met de goede procesorde. Zo hebben [appellant sub 1] en anderen en [appellant sub 2] voor het eerst pas op zitting aangevoerd dat voor de verschillende ontwikkelingen voor andere locaties gekozen had moeten worden en dat er geen behoefte is aan de voorziene sporthal. Ook is volgens de raad door hen pas voor het eerst op zitting aangevoerd dat de berekening van de parkeerbehoefte in de toelichting van het bestemmingsplan onvolledig is, omdat niet bezien is wat de parkeersituatie is tijdens evenementen van de school zoals diploma-uitreikingen. Ook het betoog dat het bestemmingsplan ten onrechte sportvoorzieningen toestaat in het zuiden van het plangebied is pas voor het eerst op zitting naar voren gebracht, aldus de raad.
12.1.  Behalve in geschillen waarin de wet het niet toestaat, kunnen ook na afloop van de beroepstermijn en, als die termijn is gegeven, na de termijn als bedoeld in artikel 6:6 van de Awb, nieuwe gronden worden ingediend. Deze mogelijkheid wordt begrensd door de goede procesorde. De goede procesorde laat het indienen van een nieuwe beroepsgrond niet toe als andere partijen onvoldoende op die beroepsgrond kunnen reageren of de goede voortgang van de procedure daardoor op andere wijze wordt belemmerd.
Ook na afloop van de beroepstermijn en, als die termijn is gegeven, na afloop van de termijn als bedoeld in artikel 6:6 van de Awb, kunnen, gelet op artikel 8:58 van de Awb, nieuwe argumenten worden aangevoerd en stukken, ter motivering van een eerdere beroepsgrond, worden ingediend, tenzij dat in strijd is met een goede procesorde. Dat is het geval als die argumenten, gegevens of stukken verwijtbaar zo laat worden ingediend dat de andere partijen worden belemmerd om daarop voldoende te reageren of de goede voortgang van de procedure daardoor op andere wijze wordt belemmerd.
12.2.  De Afdeling is van oordeel dat wat [appellant sub 1] en anderen en [appellant sub 2] op de zitting hebben aangevoerd niet in strijd is met de goede procesorde. De Afdeling overweegt dat [appellant sub 1] en anderen al in hun beroepschrift hebben aangevoerd dat er geen behoefte bestond aan de sporthal en dat voorzieningen die het herstelplan toestaat moeten worden voorzien op andere locaties. [appellant sub 2] heeft deze beroepsgronden weliswaar pas na de beroepstermijn ingediend, maar naar het oordeel van de Afdeling heeft de raad voldoende gelegenheid gehad om op deze beroepsgronden te reageren.
De Afdeling overweegt daarnaast dat het betoog dat het bestemmingsplan ten onrechte sportvoorzieningen toestaat in het zuiden van het plangebied, een nader argument is ter onderbouwing van de eerder ingediende beroepsgrond dat het bestemmingsplan een samenstel van ontwikkelingen mogelijk maakt die zorgen voor overlast, waardoor het woon- en leefklimaat onevenredig wordt aangetast.
De Afdeling overweegt verder dat het betoog dat de berekening van de parkeerbehoefte in de toelichting van het bestemmingsplan onjuist is, een nader argument is ter onderbouwing van de eerder ingediende beroepsgrond dat de raad niet heeft aangetoond dat het plan in voldoende parkeerplaatsen kan voorzien.
Naar het oordeel van de Afdeling heeft de raad op zitting voldoende gelegenheid gehad om op deze argumenten te reageren en is de goede voortgang van de procedure ook niet op andere wijze belemmerd.
Participatie
13.     [appellant sub 1] en anderen betogen dat de raad ten onrechte het standpunt inneemt dat gesproken is met omwonenden. Daarnaast zijn de gemachtigden van bezwaarmakers nooit betrokken geweest bij de gestelde participatie, zo stellen [appellant sub 1] en anderen.
13.1.  De Afdeling overweegt dat de Wro voorschrijft dat een bestemmingsplan voorbereid wordt met toepassing van afdeling 3.4 van de Awb. Het ontwerpplan is ter inzage gelegd en een ieder heeft de mogelijkheid gehad om zienswijzen naar voren te brengen. [appellant sub 1] en anderen hebben van deze mogelijkheid gebruik gemaakt.
Er is geen wettelijke verplichting dat voorafgaand aan deze terinzagelegging van een ontwerpplan een participatietraject moet worden doorlopen of een inspraakmogelijkheid moet worden geboden. Ook is er geen verplichting dat na het ontvangen van zienswijzen een specifiek participatietraject doorlopen moet worden. Op de ingediende zienswijzen is door de raad gereageerd in een zienswijzennota die samen met het (herstel)plan is vastgesteld. Onder die omstandigheden oordeelt de Afdeling dat aan de wettelijke vereisten voor de voorbereiding van het herstelplan is voldaan en dat het herstelplan zorgvuldig is voorbereid. Het betoog slaagt niet.
Behoefte
14.     [appellant sub 1] en anderen en [appellant sub 2] betogen dat elke concretisering en objectivering van de noodzaak van de uitbreiding van de school ontbreekt. Ook betogen zij dat niet is aangetoond dat er behoefte is aan de sportvoorzieningen. Daarvoor voeren [appellant sub 1] en anderen en [appellant sub 2] aan dat er veel sportvelden binnen de gemeente aanwezig zijn en dat er al een bestaande sporthal is.
14.1.  De raad stelt zich op het standpunt dat voldoende aangetoond is dat er een behoefte is aan de nieuwe sporthal en school. Voor wat betreft de sporthal wijst de raad erop dat de nieuw te bouwen sporthal de verouderde sporthal Keizerslanden zal vervangen. Daarnaast zal ook de sportvoorziening van het EHL onder worden gebracht in de sporthal. Voor wat betreft de school voert de raad aan dat de twee locaties van Marke Noord en Marke Zuid worden ondergebracht in de nieuw te bouwen school binnen het plangebied. Met een voorwaardelijke verplichting is gewaarborgd dat binnen drie jaar na de ingebruikname van de nieuw te bouwen sporthal en school, de oude sporthal en school worden gesloopt.
Voor de sportvelden wijst de raad erop dat deze overdag gebruikt zullen worden door de school en in de avond door de lokale korfbalvereniging. Deze velden vervangen daarbij het al aanwezige sportveld.
14.2.  Bij de vaststelling van een bestemmingsplan moet voldaan worden aan de eisen van het eerste lid van artikel 3.1.6 van het Besluit ruimtelijke ordening (hierna: Bro). Bij de toets of het plan in overeenstemming is met een goede ruimtelijke ordening dient onder meer beoordeeld te worden of de mogelijk gemaakte ontwikkeling voorziet in een behoefte (zie ook de uitspraak van de Afdeling van 28 juni 2017, ECLI:NL:RVS:2017:1724, onder 4.1).
14.3.  De Afdeling stelt vast dat binnen het plangebied bebouwing van de locatie de Marke Zuid van het EHL staat en daar ook een sportveld aanwezig is dat, onder meer, gebruikt wordt door de school. Aan de andere kant van de Lebuïnusweg, ten noorden van het plangebied, staat bebouwing van de locatie de Marke Noord van deze school. Bij die locatie staat ook een sporthal. Dat de locaties van de school en de sporthal in gebruik zijn staat tussen partijen niet ter discussie.
Voor wat betreft de school heeft de raad in de toelichting en het verweerschrift onderbouwd dat de hoeveelheid leerlingen de afgelopen jaren is teruggelopen van 1.427 in 2019 naar 1.128 in oktober 2022. Daarnaast heeft de raad uiteengezet dat deze daling door zal zetten tot een aantal van ongeveer 1.033 in 2029. De prognose is dat de terugloop van het leerlingenaantal zal verminderen doordat vanwege de nieuwbouw de school een aanzuigende werking zal hebben. De Afdeling overweegt dat de raad hiermee voldoende heeft onderbouwd dat er, hoewel het leerlingenaantal terugloopt, behoefte bestaat aan de school die het herstelplan mogelijk maakt. [appellant sub 1] en anderen en [appellant sub 2] hebben enkel gesteld, maar niet onderbouwd, dat de berekening van de hoeveelheid leerlingen ondeugdelijk is.
Voor wat betreft de sporthal heeft de raad gemotiveerd dat deze gebruikt zal worden door de bestaande sportverenigingen die nu gebruik maken van de sporthal Keizerslanden. Ook de nieuwe school gaat gebruik maken van de sporthal. De sportvelden zullen gebruikt worden door de korfbalvereniging Devinco en de school, aldus de raad. Daarbij is de ruimte voor sportvelden in het herstelplan kleiner dan het nu aanwezige sportveld. De Afdeling overweegt dat de raad hiermee ook voldoende heeft onderbouwd dat er behoefte bestaat aan de sportvoorzieningen die met het herstelplan mogelijk worden gemaakt. In wat [appellant sub 1] en anderen en [appellant sub 2] hebben aangevoerd ziet de Afdeling geen aanleiding voor het oordeel dat de raad er niet van uit mocht gaan dat de sportvoorzieningen door de bestaande sportverenigingen en de school zullen worden gebruikt.
De Afdeling betrekt bij deze oordelen dat de voorwaardelijke verplichting in artikel 14.6 van de planregels erin voorziet dat de bestaande bebouwing van de beide locaties van de school en de sporthal na ingebruikname van de nieuwe voorzieningen, worden gesloopt.
De betogen slagen niet.
Alternatieven
15.     [appellant sub 1] en anderen en [appellant sub 2] betogen dat er binnen de gemeente voldoende alternatieve locaties zijn om de functies te realiseren. Voor de sportvelden kan volgens [appellant sub 1] en anderen en [appellant sub 2] gebruik gemaakt worden van de huidige locatie van Devinco, het naastgelegen Davo en velden van de sportclubs UD en Colmschate die bijna het gehele jaar niet gebruikt worden. Binnen een straal van 300 m zijn volgens hen ook drie alternatieve locaties om de sporthal te realiseren. Zij wijzen daarbij met name op de huidige locatie van de sporthal aan de noordzijde van de Lebuïnuslaan, die ook geschikt is voor de school, de locatie de Marke Noord is daar namelijk aanwezig.
Voor zover de keuze voor deze locatie is gedaan op basis van het locatieonderzoek van 20 juli 2021, voeren zij aan dat in dat onderzoek ten onrechte niet gekeken is naar het verdwijnen van wegen, de effecten van de nieuwe sporthal en de ruil die plaats heeft gevonden tussen Devinco en de scheidsrechtersvereniging.
15.1.  De raad moet bij de keuze van een bestemming een afweging maken van alle belangen die betrokken zijn bij de vaststelling van het plan. Daarbij heeft de raad beleidsruimte. De voor- en nadelen van alternatieven moeten in die afweging worden meegenomen.
15.2.  De Afdeling stelt vast dat voorafgaand aan de vaststelling van het herstelplan in juli 2018 een locatiestudie is opgesteld waarin voor drie locaties, de Marke Zuid, de Marke Noord en sportpark Keizerslanden, is beoordeeld wat de meest geschikte locatie is voor de nieuwbouw. Uit de locatiestudie volgt dat de locatie aan de Marke Zuid het meest geschikt is vanwege de aanwezige ruimte, ligging en bereikbaarheid van de locatie. Daarom is voorgesteld om de ontwikkelingen volledig op de locatie van de Marke Zuid te realiseren.
De raad heeft verder op zitting toegelicht dat voor de locatie van de Marke Zuid, en niet voor een andere locatie, is gekozen om functies zoveel mogelijk met elkaar te verbinden. Daarbij is gekozen om de sporthal niet bijvoorbeeld op de locatie van de Marke Noord te realiseren zodat het onderwijs en de sport nauwe verbindingen met elkaar kunnen aangaan. Daarbij heeft de raad toegelicht dat er ook een behoefte is om binnen- en buitensportvoorzieningen bij elkaar te realiseren.
De Afdeling is gelet hierop van oordeel dat de raad de voor- en nadelen van verschillende alternatieven heeft afgewogen en heeft gemotiveerd waarom voor de locatie van het plangebied is gekozen.
De betogen slagen niet.
Ruimtelijke aanvaardbaarheid
16.     [appellant sub 1] en anderen en [appellant sub 2] betogen dat de raad onvoldoende in beeld heeft gebracht wat de maximale gevolgen zijn van de vaststelling van het herstelplan en dat de raad daarom niet tot de conclusie heeft kunnen komen dat het herstelplan ruimtelijk aanvaardbaar is. Daartoe voeren zij aan dat niet goed in kaart is gebracht wat de maximale bezetting is van de sportvelden, de verenigingen, de sporthal, de school en de parkeerplaats. [appellant sub 1] en anderen en [appellant sub 2] stellen dat de bepaling van de leerlingenaantallen ondeugdelijk is en dat er geen cijfermatige onderbouwing is voor wat betreft het maximale gebruik van de sportvelden. Daarbij betogen zij dat de raad ten onrechte niet is ingegaan op hun inbreng in de zienswijze over de zaak van de sportclub IJsselstreek. Daaruit volgt namelijk dat geen enkele rechtszekerheid wordt geboden over de invulling van sportvelden, wanneer er geen beperkingen aan de sportvelden worden gesteld, zoals in het herstelplan ook het geval is.
[appellant sub 1] en anderen en [appellant sub 2] betogen verder dat het herstelplan voorziet in een samenstel van ontwikkelingen die ruimtelijk niet aanvaardbaar is, omdat deze ontwikkelingen zorgen voor overlast waardoor hun woon- en leefklimaat onevenredig wordt aangetast. Daarbij wijzen [appellant sub 1] en anderen en [appellant sub 2] erop dat voor het schoolgebouw uitgegaan wordt van het vijfvoudige leerlingenaantal ten opzichte van het aantal dat nu aanwezig is. Ook is er ruimte voor een onbeperkt aantal te gebruiken sportvelden, horeca en terras, winkels, een sporthal en een laan tussen de sporthal en de school, zo stellen [appellant sub 1] en anderen en [appellant sub 2]. Daarnaast kunnen de gronden waar de raad de parkeerplaats voorziet in het zuiden van het plangebied, onder het herstelplan ook gebruikt worden voor sportactiviteiten. [appellant sub 2] voert hierbij aan dat door de grote hoeveelheid functies, zonder beperkingen, de geluidsbelasting in de omgeving toeneemt. [appellant sub 2] wijst er daarbij op dat de sporthal tot in de late avonduren kan worden gebruikt, wat volgens haar ook voor geluidsoverlast zorgt.
[appellant sub 1] en anderen en [appellant sub 2] voeren daarnaast aan dat door de hoeveelheid en hoge bebouwing in het herstelplan sprake is van een vermindering van het uitzicht en de lichtinval.
16.1.  De raad stelt zich op het standpunt dat [appellant sub 1] en anderen en [appellant sub 2] niet onderbouwen welke effecten voor de woon- en leefomgeving onvoldoende onderzocht zijn. Om die reden kan de beroepsgrond al niet slagen, aldus de raad. Voor wat betreft de leerlingenaantallen stelt de raad dat uit de toelichting bij het herstelplan blijkt dat onderzoek is gedaan naar de te verwachten leerlingenaantallen.
De raad stelt zich daarnaast op het standpunt dat er geen sprake is van een onevenredige aantasting van het woon- en leefklimaat van omwonenden. Voor wat betreft de toegestane bebouwing wijst de raad erop dat in het plangebied al bebouwing aanwezig en toegestaan was. De nieuwe bebouwing komt daarbij ongeveer 25 m verder van de woningen aan de Keurkampstraat te staan dan de huidige bebouwing. Voor wat betreft het uitzicht stelt de raad zich op het standpunt dat er geen recht is op blijvend vrij uitzicht. Voor wat betreft de lichtinval stelt de raad dat uit het in bijlage 1 bij de zienswijzennota opgenomen "3D-model schaduwhinder", blijkt dat er geen onevenredige schaduwhinder optreedt.
Over eventuele geluidsoverlast stelt de raad dat aangesloten is bij de richtafstanden uit de brochure "Bedrijven en milieuzonering" van de Vereniging van Nederlandse Gemeenten (hierna: de VNG-brochure). Daarnaast verwijst de raad naar de plantoelichting en het in de bijlage daarbij opgenomen akoestische onderzoek waaruit volgens de raad volgt dat er sprake is van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat.
Daardoor is er geen zodanige aantasting van het uitzicht, de lichtinval en het woongenot dat er niet langer sprake is van een goede ruimtelijke ordening, aldus de raad.
16.2.  De Afdeling kan [appellant sub 1] en anderen en [appellant sub 2] niet volgen in hun betoog dat de bouw- en gebruiksmogelijkheden binnen het plangebied onbegrensd en daarmee rechtsonzeker zijn. In het herstelplan zijn op de verbeelding specifieke bestemmingen opgenomen, waarbij de planregels bepalen waarvoor gronden met deze bestemmingen mogen worden gebruikt. Door het opnemen van specifieke functieaanduidingen zoals "specifieke vorm van sport - sportveld", "specifieke vorm van verkeer - motorrijtuigen parkeren uitgesloten" en "specifieke vorm van verkeer - fietsparkeren uitgesloten" zijn de gebruiksmogelijkheden van de gronden nog verder beperkt. Zo bepaalt artikel 6.1, aanhef en onder b, van de planregels dat sportvelden uitsluitend zijn toegestaan op gronden met de functieaanduiding "specifieke vorm van sport - sportveld". Deze aanduiding is opgenomen aan de noordwestzijde van het plangebied en daarmee staat dus vast waar de sportvelden uitsluitend kunnen komen. Ook is in het herstelplan aan een deel van het westelijke bouwvlak op de verbeelding de bestemming "Sport - binnensport geluidsdichte ruimte" toegekend. Artikel 7.1 van de planregels maakt op deze gronden alleen binnensportvoorzieningen mogelijk. Ook is op dit deel van de verbeelding de bestemming "Bouwregel-44" opgenomen. Artikel 10.1.1 van de planregels regelt dat behalve een nooduitgang de buitenwanden van een gebouw daar dicht moeten zijn en dat geen openingen in het dak en geen buitenverblijfplaats zijn toegestaan.
Voor de bebouwing zijn verder door het opnemen van de bestemmingen "Bouwregel-44" en "Bouwregel-05", bouwvlakken, maximale bebouwingspercentages en maximale goot- en bouwhoogtes beperkingen gesteld aan de mogelijkheden die het herstelplan biedt. Het betoog dat de mogelijkheden van het herstelplan onbegrensd en daardoor rechtsonzeker zijn mist dan ook feitelijke grondslag.
De betogen slagen in zoverre niet.
16.3.  De Afdeling stelt verder vast dat de raad in de toelichting van het herstelplan de gevolgen voor het woon- en leefklimaat van omwonenden voor, onder meer, het aspect geluid eerst heeft beoordeeld aan de hand van de VNG-brochure. De raad heeft daarbij vastgesteld dat de richtafstanden uit de VNG-brochure met één stap kunnen worden verlaagd omdat sprake is van een gemengd gebied. Voor de school geldt daarom een richtafstand van 10 m vanwege de toepasselijke milieucategorie 2. De sportvoorzieningen vallen onder de milieucategorie 3.1, waarvoor een richtafstand van 30 m geldt.
De raad heeft vervolgens toegelicht dat de bestemmingen "Maatschappelijk" en "Sport" niet zijn opgenomen binnen een afstand van 30 m van de woningen. De Afdeling stelt vast dat deze afstand ook geldt tussen de omliggende woningen en de bestemming "Sport" aan de zuidzijde van het plangebied, waar de parkeerplaats is voorzien. Ook de sportvelden zijn alleen toegestaan op een afstand van 30 m en verder van de woningen.
Voor zover het westelijke bouwvlak binnen 30 m van woningen is opgenomen, is geregeld dat de wanden en het dak dicht moeten zijn, en er geen buitenverblijfplaats en technische installaties aan de buitenkant van het gebouw zijn toegestaan. Ook heeft de raad toegelicht dat door het opnemen van functieaanduidingen het parkeren van fietsen en motorrijtuigen binnen een afstand van 30 m van omliggende woningen is uitgesloten. De raad concludeert dan ook dat door deze planregeling voldaan wordt aan de richtafstanden uit de VNG-brochure en dat daarom binnen 30 m afstand van de omliggende woningen geen activiteiten mogen plaatsvinden die tot onevenredige geluidhinder kunnen leiden. Hiermee wordt een aanvaardbaar woon- en leefklimaat gegarandeerd, aldus de raad.
Daarnaast wordt in de toelichting en in de zienswijzennota specifiek ingegaan op verschillende aspecten, zoals geluid. Daarbij heeft de raad verschillende onderzoeken laten uitvoeren naar de gevolgen voor de geluidbelasting, waarin rekening is gehouden met de school, de sporthal en de sportvelden. Bij de beoordeling zijn de gevolgen in kaart gebracht aan de hand van berekeningen, waarbij bijvoorbeeld de hoeveelheid aanwezigen, en het aantal vervoers- en parkeerbewegingen zijn ingeschat.
De Afdeling kan [appellant sub 1] en anderen en [appellant sub 2] dan ook niet volgen in hun betoog dat de raad niet in kaart heeft gebracht wat de maximale gevolgen zijn van het herstelplan. De Afdeling oordeelt daarnaast dat de raad hiermee voldoende onderbouwd heeft dat het herstelplan voor wat betreft het geluid geen onevenredige aantasting van het woon- en leefklimaat oplevert. [appellant sub 1] en anderen en [appellant sub 2] hebben niet onderbouwd waarom de uitgangspunten waar de raad bij deze onderbouwing van uit is gegaan ondeugdelijk zijn.
Voor zover [appellant sub 1] en anderen en [appellant sub 2] erop wijzen dat met het herstelplan meer wordt toegestaan dan voorheen feitelijk aanwezig was, merkt de Afdeling op dat dit enkele gegeven onvoldoende is voor de conclusie dat het woon- en leefklimaat van omwonenden onevenredig wordt aangetast.
De betogen slagen in zoverre ook niet.
16.4.  Over het betoog van [appellant sub 1] en anderen en [appellant sub 2] dat een vermindering van het uitzicht ontstaat, overweegt de Afdeling allereerst dat geen blijvend recht op vrij uitzicht bestaat. Daarnaast stelt de Afdeling vast dat in het herstelplan twee bouwvlakken zijn opgenomen waarbinnen gebouwen zijn toegestaan. Binnen het westelijke bouwvlak is een maximale goot- en bouwhoogte van 11 m opgenomen. Dit bouwvlak mag volledig worden bebouwd. De afstand van het bouwvlak tot de dichtstbij liggende woning is meer dan 30 m. In het oostelijke bouwvlak is een maximale goot- en bouwhoogte opgenomen van respectievelijk 14 m en 16 m. Het maximale bebouwingspercentage is 80%. De afstand van dit bouwvlak tot omliggende woningen is meer dan 60 m.
Gelet op de afstand van de omliggende woningen tot de bouwvlakken en de maximale goot- en bouwhoogtes oordeelt de Afdeling dat voor zover er al sprake is van een vermindering van het uitzicht, deze niet zo groot is dat sprake is van een onevenredige aantasting van het woon- en leefklimaat van [appellant sub 1] en anderen en [appellant sub 2].
Voor zover [appellant sub 1] en anderen en [appellant sub 2] in dit kader nog hebben verwezen naar de verleende omgevingsvergunning voor de kap van tien bomen en de in de toelichting van het herstelplan voorziene bomenrijen, hebben zij niet concreet onderbouwd waarom dit tot een onaanvaardbare vermindering van het uitzicht zal leiden.
De betogen slagen in zoverre ook niet.
16.5.  Voor wat betreft het betoog van [appellant sub 1] en anderen en [appellant sub 2] dat een vermindering van de lichtinval bij hun woningen optreedt als gevolg van het herstelplan, overweegt de Afdeling als volgt. De raad heeft in de zienswijzennota toegelicht waarom er geen vermindering van de lichtinval plaats zal vinden op de omliggende percelen door de vaststelling van het herstelplan. In de bijlage bij de zienswijzennota heeft de raad dit aan de hand van een "3D-model schaduwhinder" inzichtelijk gemaakt. [appellant sub 1] en anderen en [appellant sub 2] hebben dit niet gemotiveerd bestreden.
De betogen slagen in zoverre ook niet.
Parkeren
17.     [appellant sub 1] en anderen en [appellant sub 2] betogen dat de raad onvoldoende voorzieningen heeft getroffen om te voorkomen dat de parkeerdruk in de wijk teveel toeneemt als gevolg van het herstelplan. Daartoe voeren zij aan dat door een parkeerplaats op korte afstand van de woonwijk te voorzien de raad uitlokt dat er in de woonwijk zelf geparkeerd gaat worden door bezoekers van bijvoorbeeld de school en de sporthal. Daarbij heeft de raad geen inzicht geboden in de parkeerdruk in de wijk en of daar voldaan wordt aan de parkeernormen.
Voor zover er in het plan een voorwaardelijke verplichting is opgenomen betogen [appellant sub 1] en anderen en [appellant sub 2] dat daarmee niet aangetoond is dat het plan in voldoende parkeerplaatsen zal voorzien. Daarbij wijzen zij erop dat de sporthal in totaal 100 parkeerplaatsen nodig heeft. Voor Devinco wordt uitgegaan van 50 parkeerplaatsen, terwijl er scenario’s zijn waarin er veel meer parkeerplaatsen nodig zijn, aldus [appellant sub 1] en anderen en [appellant sub 2]. Voor wat betreft de school stellen zij dat voor een school van 1.000 leerlingen een grotere behoefte aan parkeerplaatsen is dan de 100 die nu zijn voorzien. Daarbij wijzen [appellant sub 1] en anderen en [appellant sub 2] erop dat een school ook verschillende evenementen organiseert met een grotere parkeerbehoefte, zoals diploma-uitreikingen.
17.1.  De raad stelt zich op het standpunt dat door artikel 15 van de planregels is gewaarborgd dat voorzien zal worden in voldoende parkeergelegenheid. Dat artikel bepaalt namelijk eerst dat de gronden in het plangebied alleen bebouwd mogen worden als voorzien is in voldoende parkeergelegenheid op eigen terrein. Voor het verlenen van een omgevingsvergunning om te bouwen wordt ook getoetst of voorzien wordt in voldoende parkeergelegenheid, waarbij getoetst wordt aan de Beleidsregels Parkeren bestemmingsplannen Deventer 2015 (hierna: de beleidsregels) en de 'Nota parkeernormen 2013' (hierna: de nota).
Daarnaast is het (veranderen van het) gebruik, zonder te voorzien in voldoende parkeergelegenheid, aangemerkt als gebruik in strijd met het bestemmingsplan, zo stelt de raad.
Voor zover een grotere parkeerbehoefte ontstaat vanwege evenementen bij de school, zoals diploma-uitreikingen, stelt de raad zich op het standpunt dat het hier gaat om incidentele gelegenheden waarvan niet uitgegaan hoeft te worden bij de beoordeling van de structurele parkeerbehoefte.
17.2.  De Afdeling stelt vast dat de raad met de regeling in artikel 15 van de planregels heeft vastgelegd dat een omgevingsvergunning voor bouwen alleen verleend wordt als op eigen terrein in voldoende parkeergelegenheid wordt voorzien en in stand wordt gehouden (artikel 15.1). Het gebruiken van gronden of bouwwerken zonder dat daarbij in voldoende parkeergelegenheid is voorzien is strijdig met het herstelplan (artikel 15.2). Wat verstaan wordt onder voldoende parkeergelegenheid wordt beoordeeld aan de hand van de beleidsregels en de nota, of als voornoemde beleidsregels gedurende de planperiode worden gewijzigd, aan de hand van die nieuwe beleidsregels. Uit de beleidsregels en de nota blijkt dat de normen om te bepalen wat de parkeerbehoefte is, zijn gebaseerd op de normen van het CROW, waarbij is uitgegaan van de categorie "sterk stedelijk".
De Afdeling overweegt dat de raad hiermee voldoende verzekerd heeft dat bij bouwen met een omgevingsvergunning of bij het veranderen van het gebruik op eigen terrein moet worden voorzien in voldoende parkeerplaatsen. In wat [appellant sub 1] en anderen en [appellant sub 2] hebben aangevoerd, ziet de Afdeling geen aanleiding voor het oordeel dat de raad geen gebruik had mogen maken van de parkeernormen in de beleidsregels en de nota. Dat de parkeerbehoefte van de school incidenteel groter zal zijn wanneer er een evenement plaatsvindt zoals een diploma-uitreiking betekent naar het oordeel van de Afdeling niet dat de raad van onjuiste parkeernormen voor de school is uitgegaan. De raad heeft in de toelichting aan de hand van de parkeernormen in de beleidsregels en de nota onderbouwd dat er bij een maximale invulling van het herstelplan met de sporthal, school en de sportvelden een parkeerbehoefte ontstaat van 108 parkeerplaatsen. Gelet op de beschikbare ruimte in het plangebied waarop parkeren is toegestaan kan worden voorzien in voldoende parkeerplaatsen.
De raad heeft zich daarom op het standpunt mogen stellen dat het herstelplan op het punt van parkeren niet in strijd is met een goede ruimtelijke ordening. De raad heeft dan ook terecht geen aanleiding gezien om de parkeerdruk buiten het plangebied te onderzoeken.
De betogen slagen niet.
Verkeer
18.     [appellant sub 1] en anderen en [appellant sub 2] betogen dat de ontsluitingsroutes ten onrechte buiten het plangebied worden gehouden. [appellant sub 1] en anderen en [appellant sub 2] hebben op zitting toegelicht dat de raad er daardoor onvoldoende rekening mee heeft gehouden dat niet al het verkeer vanuit de richting van de Lebuïnuslaan naar de in- en uitrit op de Ludgerstraat zal rijden. Er zal meer verkeer via de Lebuïnuslaan, de Laan van Borgele en de Keurkampstraat richting het plangebied rijden.
[appellant sub 1] en anderen en [appellant sub 2] betogen daarnaast dat de ontsluiting van het plangebied ten onrechte niet via de Lebuïnuslaan is voorzien. Voor zover de raad het standpunt inneemt dat het ontsluiten van het plangebied op de Lebuïnuslaan het verkeer op deze verbindingsweg te veel zou verstoren, wijzen [appellant sub 1] en anderen en [appellant sub 2] erop dat er in de directe omgeving en op andere locaties bij de rondweg sprake is van een directe ontsluiting op die rondweg.
Daarnaast wijzen [appellant sub 1] en anderen erop dat ook de Hademanstraat veel geschikter is voor de ontsluiting. Dit is een openbare weg direct aan de westzijde van het plangebied, die nu permanent is afgesloten omdat op deze weg door omwonenden auto's worden geparkeerd en vuilcontainers worden geplaatst. Hier is ten onrechte geen rekening mee gehouden bij de vaststelling van het herstelplan, aldus [appellant sub 1] en anderen.
18.1.  De raad stelt zich op het standpunt dat hij beleidsruimte heeft bij het bepalen van de begrenzing van een bestemmingsplan. In de nieuwe situatie is voorzien in een ontsluiting van het plangebied op de Ludgerstraat, vanaf waar de Lebuïnuslaan (de rondweg) bereikbaar is. Daardoor wordt de Keurkampstraat ook ontlast, omdat daar de huidige ontsluiting ligt. De afgesloten Hademanstraat waar [appellant sub 1] en anderen naar verwijzen, vervult geen rol in de ontsluiting van het plangebied, aldus de raad. Daar is bewust voor gekozen omdat daar geen auto’s mogen komen en de raad de bomen daar wil behouden.
18.2.  Artikel 14.5 van de planregels bepaalt dat het gebruiken van de gronden en bebouwing in het plangebied uitsluitend is toegestaan onder de voorwaarde dat de groenstroken grenzend aan de Keurkampstraat en Hademanstraat die zijn aangegeven in de bij de planregels opgenomen "Bijlage 4 Groenstroken Keurkampstraat en Hademanstraat" minimaal 5 meter breed worden en worden versterkt middels een aantal specifieke eisen. Uit de tekening in bijlage 4 bij de planregels volgt dat voor de hele west- en zuidzijde van het plangebied groenstroken gerealiseerd moeten worden die voldoen aan deze eisen. Zoals de raad op zitting heeft toegelicht, volgt hieruit dat het niet mogelijk is om een in- en uitrit aan de Hademanstraat of Keurkampstraat te realiseren. Een in- en uitrit zal daarom op de Ludgerstraat of de Lebuïnuslaan uit moet komen, waarbij niet verplicht is voorgeschreven waar de in- en uitrit precies komt.
De wegen op de Hademanstraat, Ludgerstraat, Lebuïnuslaan en Keurkampstraat maken geen onderdeel uit van het plangebied.
18.3.  De raad komt beleidsruimte toe bij het bepalen van de begrenzingen van een bestemmingsplan. Deze ruimte is echter niet zo groot dat de raad een begrenzing kan vaststellen die in strijd is met een goede ruimtelijke ordening.
In wat [appellant sub 1] en anderen en [appellant sub 2] hebben aangevoerd over het regelen van de ontsluiting van het plangebied buiten de begrenzing daarvan, ziet de Afdeling geen aanleiding voor het oordeel dat de raad zich niet op het standpunt heeft mogen stellen dat de vastgestelde planbegrenzing een goede ruimtelijke ordening dient. Zij betrekt daarbij dat in de plantoelichting staat dat de ontsluiting van het plangebied is voorzien via een te realiseren in- en uitrit aan de Ludgerstraat, aan de oostzijde van het plangebied. Deze is te bereiken via de Lebuïnuslaan en de Keurkampstraat. De Afdeling stelt vast dat dit bestaande wegen zijn waarop in het voor die wegen geldende bestemmingsplan "Chw bestemmingsplan Deventer, stad en dorpen deel A", een bestemming "Verkeer" rust, waarop deze wegen ook zijn toegestaan. Aangezien de voor het plangebied voorziene ontsluitingsroutes aanwezig zijn en voorzien zijn van een bestemming waarop die wegen zijn toegestaan, ziet de Afdeling niet in waarom de raad deze wegen in het herstelplan had moeten opnemen.
De betogen slagen in zoverre niet.
18.4.  Voor zover [appellant sub 1] en anderen en [appellant sub 2] op zitting hebben aangevoerd dat de raad onvoldoende rekening heeft gehouden met het feit dat niet al het verkeer vanuit de richting van de Lebuïnuslaan direct naar de in- en uitrit op de Ludgerstraat zal rijden, maar gebruik zal maken van de Keurkampstraat, overweegt de Afdeling het volgende.
Uit het als bijlage 8 bij de toelichting van het herstelplan opgenomen rapport "Marke Zuid Deventer, school en sport, Geluid door activiteiten" van Alcedo van 11 januari 2023, blijkt dat er voor de ontwikkelingen in het plangebied uitgegaan is van 575 voertuigbewegingen per dag, waarvan er 385 overdag plaatsvinden en 190 in de avond. Daarbij is ervan uitgegaan dat 50% hiervan via de noordelijke richting van de Lebuïnuslaan en 50% via de zuidelijke richting van de Keurkampstraat komen. Daarmee heeft de raad rekening gehouden met het feit dat niet al het verkeer via de Lebuïnuslaan zal rijden.
De raad heeft daarbij op zitting toegelicht dat onderzocht is dat de bestaande wegen het verkeer dat ontstaat als gevolg van de ontwikkelingen in het plangebied kunnen opvangen. [appellant sub 1] en anderen en [appellant sub 2] hebben de genoemde aantallen verkeersbewegingen, de verdeling over de verschillende wegen en het standpunt van de raad dat de bestaande wegen deze verkeersbewegingen kunnen opvangen niet gemotiveerd bestreden.
De betogen slagen in zoverre ook niet.
18.5.  De raad heeft toegelicht dat het toevoegen van een directe ontsluiting op de Lebuïnuslaan onwenselijk is, omdat dit ten koste kan gaan van de doorstroming op deze hoofdontsluitingsweg. Daarnaast volgt uit wat hiervoor is overwogen dat het gelet op de capaciteit van de omliggende wegen mogelijk is om een in- en uitrit op de Ludgerstraat te realiseren. De Afdeling stelt daarbij vast dat de raad gelet op de verdere indeling van het plangebied redelijkerwijs aan heeft kunnen nemen dat een parkeerterrein in het zuiden van het plangebied komt te liggen, waardoor een ontsluiting op de Ludgerstraat meer voor de hand ligt. De raad heeft verder toegelicht dat niet gekozen is voor een ontsluiting aan de Hademanstraat vanwege de huidige verkeerssituatie en de wens om aan de kant van de Hademanstraat bomen te behouden.
Onder die omstandigheden oordeelt de Afdeling dat de raad redelijkerwijs af heeft kunnen zien van het opnemen van een bepaling in het herstelplan dat een in- en uitrit alleen maar aan de zijde van de Lebuïnuslaan of de Hademanstraat gerealiseerd mag worden. Dat op andere plaatsen binnen de gemeente wel in- en uitritten aan de Lebuïnuslaan, of soortgelijke wegen, zijn gerealiseerd doet hier naar het oordeel van de Afdeling niet aan af. Daarbij is de Afdeling niet gebleken dat de raad de situatie op de Hademanstraat niet bij de vaststelling van het herstelplan heeft betrokken.
Het betoog slaagt in zoverre ook niet.
Duurzaamheid
19.     [appellant sub 1] en anderen en [appellant sub 2] betogen dat de raad ten onrechte niet is ingegaan op de inbreng in de zienswijze om een duurzame ontwikkeling van het plangebied te stimuleren. Daarvoor verwijzen zij naar voorstellen als circulair watergebruik, regenwateropvang, zonnepanelen, bijvoorbeeld boven parkeerplaatsen, elektrische laadpalen, afzien van kunstgrasvelden, CO2-neutraal bouwen en gebruik van circulaire grondstoffen en bio-filters voor watergebruik.
19.1.  De raad stelt zich op het standpunt dat er geen verplichting is om de duurzaamheidsaspecten waar [appellant sub 1] en anderen en [appellant sub 2] op wijzen te regelen in het bestemmingsplan. Daarbij is de mogelijkheid om deze aspecten te regelen beperkt tot de aspecten die ruimtelijk relevant zijn en niet al uitputtend zijn geregeld in andere regelgeving, zoals het Bouwbesluit 2012. De raad wijst er verder op dat in de plantoelichting staat omschreven op welke manier wordt voldaan aan het Duurzaamheidsbeleid Deventer. Daarnaast is er een voorwaardelijke verplichting in de planregels opgenomen voor natuurinclusief bouwen, aldus de raad.
19.2.  De Afdeling overweegt allereerst dat aangezien het hier gaat om een bestemmingsplan met verbrede reikwijdte op basis van artikel 7c van het Besluit uitvoering Chw, een bestemmingsplan ook regels kan stellen gericht op het doelmatig beheren, gebruiken en ontwikkelen van de fysieke leefomgeving ter vervulling van maatschappelijke functies. Artikel 7c maakt het mogelijk om - in aanvulling op artikel 3.1, eerste lid, van de Wro - in het plan regels op te nemen die strekken ten behoeve van het bereiken en in stand houden van een veilige en gezonde fysieke leefomgeving en een goede omgevingskwaliteit en ten behoeve van het doelmatig beheren, gebruiken en ontwikkelen van de fysieke leefomgeving ter vervulling van maatschappelijke functies. Blijkens de parlementaire geschiedenis van dit artikel wordt met de verbreding van de reikwijdte van het bestemmingsplan onder meer beoogd een bijdrage te leveren aan integrale en meer flexibele bestemmingsplannen ten behoeve van ruimtelijke ontwikkelingen. Zo kunnen in een bestemmingsplan regels gericht op de duurzaamheid of de energietransitie worden opgenomen. De Afdeling verwijst hiervoor naar haar uitspraak van 19 augustus 2020, ECLI:NL:RVS:2020:2004, overweging 19.4. De Afdeling kan het standpunt van de raad dat de mogelijkheid tot het opnemen van regels over duurzaamheid beperkt is tot regels die ruimtelijk relevant zijn daarom niet volgen.
De Afdeling stelt echter vast dat artikel 7c van het Besluit uitvoering Chw een bevoegdheid geeft en geen verplichting bevat. Ook is er geen andere wettelijke regel die de raad verplicht om bij het vaststellen van een bestemmingsplan te voorzien in bestemmingen, aanduidingen of regels waarmee de duurzame ontwikkeling van het plangebied, eventueel samen met de omgeving, wordt gestimuleerd.
In paragraaf 3.4.5 van de toelichting van het herstelplan staat dat de nieuwe gebouwen zullen voldoen aan de eisen voor bijna energieneutrale gebouwen, de zogeheten BENG-normen, en bijvoorbeeld geen aansluiting krijgen op het gastransportnet. Daarnaast heeft de raad in artikel 14.2, 14.4 en 14.5 van de planregels van het herstelplan voorwaardelijke verplichtingen opgenomen voor natuurinclusief bouwen, waterberging en het realiseren van groenstroken. De Afdeling oordeelt dat de raad onder deze omstandigheden redelijkerwijs tot het besluit heeft kunnen komen om geen verdere regels met betrekking tot duurzaamheid in het herstelplan op te nemen.
De betogen slagen niet.
Financiële uitvoerbaarheid
20.     [appellant sub 1] en anderen en [appellant sub 2] betogen dat onvoldoende onderzocht is of het herstelplan financieel uitvoerbaar is. Daarvoor voeren zij aan dat ten onrechte geen planschade-analyse aan het besluit ten grondslag is gelegd, waardoor onduidelijk is welke financiële gevolgen het herstelplan kan hebben. Daarnaast wijzen [appellant sub 1] en anderen en [appellant sub 2] erop dat uit nieuwsberichten volgt dat er financiële tegenvallers zijn.
20.1.  Over het betoog dat een planschaderisicoanalyse had moeten worden opgesteld overweegt de Afdeling dat daartoe geen wettelijke verplichting bestaat. Wel dient de raad, gelet op artikel 3.1.6, eerste lid, onder f, van het Bro, inzicht te bieden in de financiële uitvoerbaarheid van het plan. Daarbij kunnen eventueel te betalen tegemoetkomingen in planschade een rol spelen. Vergelijk de uitspraak van de Afdeling van 21 september 2022, ECLI:NL:RVS:2022:2757, onder 13.1.
Bij een beroep tegen een bestemmingsplan kan een betoog over de uitvoerbaarheid van dat plan, waaronder de financieel-economische uitvoerbaarheid, alleen leiden tot vernietiging van het bestreden besluit als de raad redelijkerwijs had moeten inzien dat het plan om financieel-economische of andere redenen op voorhand niet uitvoerbaar is.
In hoofdstuk 6.2 van de plantoelichting heeft de raad inzicht geboden in de financiële uitvoerbaarheid van het plan. In de plantoelichting is vermeld dat voor de ontwikkeling door de raad budget beschikbaar is gesteld. De raad heeft in de zienswijzennota verklaard dat hij garant staat voor het uitkeren van eventuele planschade. In zijn verweerschrift heeft de raad aangegeven dat hij niet verwacht dat er veel planschade zal optreden, maar dat als dit het geval is gebruik gemaakt kan worden van het door de raad beschikbaar gestelde budget en dat dit budget indien nodig aangevuld kan worden.
De Afdeling oordeelt dat de raad gelet op deze onderbouwing geen aanleiding heeft hoeven zien om een planschaderisicoanalyse op te (laten) stellen. [appellant sub 1] en anderen en [appellant sub 2] hebben verder niet aannemelijk gemaakt dat de gemeente Deventer niet in staat is om eventuele tegemoetkomingen in planschade te dragen. Daarom heeft de raad zich redelijkerwijs op het standpunt kunnen stellen dat er op voorhand geen redenen zijn waarom het plan niet uitvoerbaar is.
Het betoog slaagt niet.
Hangplek
21.     [appellant sub 1] en anderen en [appellant sub 2] stellen dat de gebruikers van de school een hangplek hebben gemaakt buiten het gebouw, waardoor er sprake is van verontreiniging van de openbare ruimte. Hier wordt in het herstelplan ten onrechte geen oplossing voor geboden, aldus [appellant sub 1] en anderen en [appellant sub 2]. Daarbij stellen zij dat er door de gemeente niet wordt gehandhaafd op dit punt.
21.1.  De Afdeling stelt vast dat deze beroepsgrond een kwestie van handhaving betreft die in deze procedure niet aan de orde kan komen.
Herhalen zienswijzen en beroepschrift [appellant sub 1] en anderen
22.     [appellant sub 1] en anderen en [appellant sub 2] vermelden in hun beroepschrift dat de inhoud van de zienswijze van [appellant sub 1] en anderen wordt gehandhaafd in hun beroepen.
22.1.  Voor zover [appellant sub 1] en anderen en [appellant sub 2] hiermee verwijzen naar de onderwerpen in de zienswijze waarop is ingegaan in de gronden die zij in hun beroepschriften hebben aangevoerd, verwijst de Afdeling naar de overwegingen hiervoor. Voor zover [appellant sub 1] en anderen en [appellant sub 2] voor het overige verwijzen naar de inhoud van de door [appellant sub 1] en anderen ingediende zienswijze, overweegt de Afdeling dat in de nota van zienswijzen bij het plan is ingegaan op deze zienswijze. [appellant sub 1] en anderen en [appellant sub 2] hebben in het beroepschrift of op de zitting geen redenen aangevoerd waarom de weerlegging van die zienswijze onjuist zou zijn.
Inschakelen STAB
23.     Anders dan [appellant sub 1] en anderen hebben verzocht, ziet de Afdeling, gelet op wat hierboven is overwogen, geen aanleiding om de STAB in te schakelen.
Conclusie beroepen tegen herstelplan
24.     De beroepen van [appellant sub 1] en anderen en [appellant sub 2] tegen het herstelplan zijn gelet op het voorgaande ongegrond.
25.     De raad hoeft geen proceskosten te vergoeden, voor wat betreft de beroepen van [appellant sub 1] en anderen en [appellant sub 2] tegen het herstelplan.
Het beroep van [appellant sub 1] en anderen tegen het plan
26.     Zoals onder 6 is overwogen, is het besluit van 13 juli 2022, voor zover daarbij het bestemmingsplan "Chw Marke Zuid" is vastgesteld, bij het besluit van 19 april 2023 vervangen. Omdat de beroepen tegen het herstelplan ongegrond zijn en dit herstelplan het plan vervangt, leidt dit ertoe dat het plan geen betekenis meer heeft. Onder deze omstandigheden en nu ook overigens niet is gebleken van enig belang, ziet de Afdeling aanleiding voor het oordeel dat [appellant sub 1] en anderen geen belang meer hebben bij een inhoudelijke bespreking van hun beroep tegen het plan. In verband hiermee is het beroep van [appellant sub 1] en anderen tegen het besluit van 13 juli 2022 tot vaststelling van het bestemmingsplan "Chw Marke Zuid" niet-ontvankelijk.
27.     De Afdeling stelt vast dat de raad op zitting heeft erkend dat hij in het herstelplan naar aanleiding van het ingediende beroep wijzigingen heeft doorgevoerd waarmee is beoogd om deels aan het beroep van [appellant sub 1] en anderen tegemoet te komen. Onder omstandigheden kan dit aanleiding geven om de raad te veroordelen tot vergoeding van de bij [appellant sub 1] en anderen opgekomen proceskosten. In dit geval ziet de Afdeling daar geen aanleiding voor, omdat er geen sprake is van voor vergoeding in aanmerking komende kosten bij [appellant sub 1] en anderen. Op grond van artikel 1, aanhef en onder a, van het Besluit proceskosten bestuursrecht kan alleen een proceskostenvergoeding voor beroepsmatig verleende rechtsbijstand worden toegekend indien het gaat om rechtsbijstand die door een derde is verleend. Omdat mr. [appellant sub 1C] in deze zaak mede zijn eigen belangen heeft behartigd, is van door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand als bedoeld in die bepaling geen sprake. Van andere door [appellant sub 1] en anderen gemaakte proceskosten die voor vergoeding in aanmerking kunnen komen, is de Afdeling niet gebleken. De Afdeling ziet wel aanleiding om te bepalen dat de raad het door [appellant sub 1] en anderen betaalde griffierecht moet vergoeden.
Conclusie beroep tegen het plan
28.     Het beroep van [appellant sub 1] en anderen tegen het plan is niet-ontvankelijk.
29.     De raad hoeft geen proceskosten te vergoeden.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
I.        verklaart het beroep van [appellant sub 1A], [appellant sub 1B], [appellant sub 1C] en [appellant sub 1D] tegen het besluit van de raad van de gemeente Deventer van 13 juli 2022 tot vaststelling van het bestemmingsplan "Chw Marke Zuid" niet-ontvankelijk;
II.       verklaart de beroepen van [appellant sub 2], [appellant sub 1A], [appellant sub 1B], [appellant sub 1C] en [appellant sub 1D] tegen het besluit van de raad van de gemeente Deventer van 19 april 2023 tot vaststelling van het bestemmingsplan "Chw Marke Zuid" ongegrond;
III.      gelast dat de raad van de gemeente Deventer aan [appellant sub 1A], [appellant sub 1B], [appellant sub 1C] en [appellant sub 1D] het door hen voor de behandeling van het beroep betaalde griffierecht ten bedrage van € 184,00 vergoedt, met dien verstande dat bij betaling van genoemd bedrag aan een van hen het bestuursorgaan aan zijn betalingsverplichting heeft voldaan.
Aldus vastgesteld door mr. drs. B.P.M. van Ravels, mr. M. Soffers en mr. J.J.W.P. van Gastel, leden, in tegenwoordigheid van mr. J.J.M.A. Wolvers-Poppelaars, griffier.
w.g. Van Ravels
voorzitter
w.g. Wolvers-Poppelaars
griffier
Uitgesproken in het openbaar op 24 december 2024
780-1080
Bijlage: regelgeving
Algemene wet bestuursrecht
Artikel 3:10
1. Deze afdeling is van toepassing op de voorbereiding van besluiten indien dat bij wettelijk voorschrift of bij besluit van het bestuursorgaan is bepaald.
(…)
Artikel 3:11
1. Het bestuursorgaan legt het ontwerp van het te nemen besluit, met de daarop betrekking hebbende stukken die redelijkerwijs nodig zijn voor een beoordeling van het ontwerp, ter inzage, met uitzondering van stukken waarvoor bij wettelijk voorschrift mededeling op de in artikel 12 van de Bekendmakingswet bepaalde wijze is voorgeschreven.
(…)
3. De stukken liggen ter inzage gedurende de in artikel 3:16, eerste lid, bedoelde termijn.
(…)
Artikel 3:15
1. Belanghebbenden kunnen bij het bestuursorgaan naar keuze schriftelijk of mondeling hun zienswijze over het ontwerp naar voren brengen.
2. Bij wettelijk voorschrift of door het bestuursorgaan kan worden bepaald dat ook aan anderen de gelegenheid moet worden geboden hun zienswijze naar voren te brengen.
(…)
Artikel 3:16
1. De termijn voor het naar voren brengen van zienswijzen en het uitbrengen van adviezen als bedoeld in afdeling 3.3, bedraagt zes weken, tenzij bij wettelijk voorschrift een langere termijn is bepaald.
(…)
Artikel 6:6
Het bezwaar of beroep kan niet-ontvankelijk worden verklaard, indien:
a. niet is voldaan aan artikel 6:5 of aan enig ander bij de wet gesteld vereiste voor het in behandeling nemen van het bezwaar of beroep, of
b. het bezwaar- of beroepschrift geheel of gedeeltelijk is geweigerd op grond van artikel 2:15,
mits de indiener de gelegenheid heeft gehad het verzuim te herstellen binnen een hem daartoe gestelde termijn.
Artikel 6:19
1. Het bezwaar of beroep heeft van rechtswege mede betrekking op een besluit tot intrekking, wijziging of vervanging van het bestreden besluit, tenzij partijen daarbij onvoldoende belang hebben.
(…)
Artikel 8:58
1. Tot tien dagen voor de zitting kunnen partijen nadere stukken indienen.
2. Op deze bevoegdheid worden partijen in de uitnodiging, bedoeld in artikel 8:56, gewezen.
Artikel 8:75
1. De bestuursrechter is bij uitsluiting bevoegd een partij te veroordelen in de kosten die een andere partij in verband met de behandeling van het beroep bij de bestuursrechter, en van het bezwaar of van het administratief beroep redelijkerwijs heeft moeten maken. De artikelen 7:15, tweede tot en met vierde lid, en 7:28, tweede, vierde en vijfde lid, zijn van toepassing. Een natuurlijke persoon kan slechts in de kosten worden veroordeeld in geval van kennelijk onredelijk gebruik van procesrecht. Bij algemene maatregel van bestuur worden nadere regels gesteld over de kosten waarop een veroordeling als bedoeld in de eerste volzin uitsluitend betrekking kan hebben en over de wijze waarop bij de uitspraak het bedrag van de kosten wordt vastgesteld.
(…)
Wet ruimtelijke ordening
Artikel 3.1
1. De gemeenteraad stelt voor het gehele grondgebied van de gemeente een of meer bestemmingsplannen vast, waarbij ten behoeve van een goede ruimtelijke ordening de bestemming van de in het plan begrepen grond wordt aangewezen en met het oog op die bestemming regels worden gegeven. Deze regels betreffen in elk geval regels omtrent het gebruik van de grond en van de zich daar bevindende bouwwerken. Deze regels kunnen tevens strekken ten behoeve van de uitvoerbaarheid van in het plan opgenomen bestemmingen, met dien verstande dat deze regels ten aanzien van woningbouwcategorieën uitsluitend betrekking hebben op percentages gerelateerd aan het plangebied.
(…)
Artikel 3.8
1. Op de voorbereiding van een bestemmingsplan is afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht van toepassing, met dien verstande dat:
(…)
Besluit ruimtelijke ordening
Artikel 3.1.6
1. Een bestemmingsplan alsmede een ontwerp hiervoor gaan vergezeld van een toelichting, waarin zijn neergelegd:
a. een verantwoording van de in het plan gemaakte keuze van bestemmingen;
b. een beschrijving van de wijze waarop in het plan rekening is gehouden met de gevolgen voor de waterhuishouding;
c. de uitkomsten van het in artikel 3.1.1 bedoelde overleg;
d. de uitkomsten van het met toepassing van artikel 3:2 van de Algemene wet bestuursrecht verrichte onderzoek;
e. een beschrijving van de wijze waarop burgers en maatschappelijke organisaties bij de voorbereiding van het bestemmingsplan zijn betrokken;
f. de inzichten over de uitvoerbaarheid van het plan.
Besluit uitvoering Crisis- en herstelwet
Artikel 7c
1. In aanvulling op artikel 3.1, eerste lid, van de Wet ruimtelijke ordening kunnen in het bestemmingsplan ook regels worden gesteld, die strekken ten behoeve van het:
a. bereiken en in stand houden van een veilige en gezonde fysieke leefomgeving en een goede omgevingskwaliteit, en
b. doelmatig beheren, gebruiken en ontwikkelen van de fysieke leefomgeving ter vervulling van maatschappelijke functies.
(…)
Bestemmingsplan "CHW Marke Zuid" d.d. 19 april 2023
Artikel 3 Groen - Marke Zuid
3.1 Toegelaten functies
Ter plaatse van de functie Groen - Marke Zuid is toegelaten:
a. een park en/of plantsoen;
b. overige groenvoorzieningen, bermen en beplanting;
c. voet- en rijwielpaden, calamiteitenpad, verhardingen;
d. waterlopen en waterpartijen, met de daarbij behorende bruggen, steigers, e. dammen, duikers, kades, taluds, beschoeiingen, faunapassages e.d.;
f. voorzieningen ten behoeve van waterberging, bijv. wadi's;
nutsvoorzieningen, waaronder ook begrepen voorzieningen ten behoeve van (de opwekking van) duurzame energie;
g. geluidwerende voorzieningen;
h. kunstwerken;
i. kunstobjecten;
met de daarbij behorende voorzieningen met uitzondering van parkeergelegenheid voor motorrijtuigen ter plaatse van de functieaanduiding 'specifieke vorm van verkeer - motorrijtuigen parkeren uitgesloten' en met uitzondering van het parkeren van (brom)fietsen ter plaatse van de functieaanduiding 'specifieke vorm van verkeer - fietsparkeren uitgesloten'.
Artikel 5 Maatschappelijk
5.1 Toegelaten functies
Ter plaatse van de functie Maatschappelijk is toegelaten:
a. maatschappelijke voorzieningen, ten behoeve van:
1. welzijn;
2. gezondheidszorg;
3. religie, levensbeschouwelijke voorzieningen;
4. openbare dienstverlening;
5. onderwijs, educatieve voorzieningen;
6. jeugd-/kinderopvang;
7. openbare speelterreinen/speelplaatsen;
8. verenigingsleven;
9. sociaal-culturele voorzieningen;
met de daarbij behorende voorzieningen met uitzondering van parkeergelegenheid voor motorrijtuigen ter plaatse van de functieaanduiding 'specifieke vorm van verkeer - motorrijtuigen parkeren uitgesloten' en met uitzondering van het parkeren van (brom)fietsen ter plaatse van de functieaanduiding 'specifieke vorm van verkeer - fietsparkeren uitgesloten'.
Artikel 6 Sport
6.1 Toegelaten functies
Ter plaatse van de functie Sport is toegelaten:
a. sportvoorzieningen;
b. In afwijking van het bepaalde in sub a zijn sportvelden uitsluitend toegestaan ter plaatse van de functieaanduiding 'specifieke vorm van sport - sportveld';
met de daarbij behorende voorzieningen met uitzondering van parkeergelegenheid voor motorrijtuigen ter plaatse van de functieaanduiding 'specifieke vorm van verkeer - motorrijtuigen parkeren uitgesloten' en met uitzondering van het parkeren van (brom)fietsen ter plaatse van de functieaanduiding 'specifieke vorm van verkeer - fietsparkeren uitgesloten'.
Artikel 7 Sport - binnensport geluidsdichte ruimte
7.1 Toegelaten functies
Ter plaatse van de functie Sport - binnensport geluidsdichte ruimte is toegelaten:
a. Binnensportvoorzieningen;
met de daarbij behorende voorzieningen met uitzondering van parkeergelegenheid voor motorrijtuigen ter plaatse van de functieaanduiding 'specifieke vorm van verkeer - motorrijtuigen parkeren uitgesloten' en met uitzondering van het parkeren van (brom)fietsen ter plaatse van de functieaanduiding 'specifieke vorm van verkeer - fietsparkeren uitgesloten'.
Artikel 8 Bouwregel-05
8.1 Bouwregels
Ter plaatse van de 'Bouwregel-05' gelden de volgende regels:
8.1.1 Gebouwen
a. gebouwen mogen alleen ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak' worden gebouwd;
b. ter plaatse van de aanduiding 'maximum goothoogte (m), maximum bouwhoogte (m)' mogen de goot- en bouwhoogte van gebouwen niet meer bedragen dan is aangeduid;
c. ter plaatse van de aanduiding 'maximum bebouwingspercentage (%)' mag het bebouwingspercentage per bouwvlak niet meer bedragen dan is aangeduid, met dien verstande dat als er geen bebouwingspercentage is aangegeven het 100% mag bedragen;
d. in afwijking van het bepaalde in artikel 8.1.1 onder a en artikel 8.1.2 onder e mogen gebouwen en/of overkappingen buiten het bouwvlak worden opgericht met dien verstande dat:
1. de oppervlakte per bouwperceel niet meer dan 20 m2 bedraagt;
2. de goothoogte niet meer dan 3 meter bedraagt;
3. de bouwhoogte niet meer dan 5 meter bedraagt.
(…)
Artikel 10 Bouwregel-44
10.1 Bouwregels
Ter plaatse van de 'Bouwregel-44 ' gelden de volgende regels:
10.1.1 Gebouwen
a. gebouwen mogen alleen ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak' worden gebouwd;
b. de buitenwanden van het gebouw moeten dicht zijn, met uitzondering van een nooduitgang;
c. er zijn geen openingen in het dak toegestaan;
d. er is geen buitenverblijfplaats toegestaan;
e. er zijn geen technische installaties aan de buitenkant van het gebouw toegestaan;
f. ter plaatse van de aanduiding 'maximum goothoogte (m), maximum bouwhoogte (m)' mogen de goot- en bouwhoogte van gebouwen niet meer bedragen dan is aangeduid;
g. ter plaatse van de aanduiding 'maximum bebouwingspercentage (%)' mag het bebouwingspercentage per bouwvlak niet meer bedragen dan is aangeduid, met dien verstande dat als er geen bebouwingspercentage is aangegeven het 100% mag bedragen;
(…)
Artikel 14 Algemene gebruiksregels
(…)
14.2 Voorwaardelijke verplichting natuurinclusief bouwen
Het gebruiken van de gronden en bebouwing ter plaatse van de functies Maatschappelijk, Sport en Sport - binnensport geluidsdichte ruimte is uitsluitend toegestaan onder de volgende voorwaarden:
a. er wordt natuurinclusief gebouwd. Hiervan is sprake als voldoende punten worden behaald door de uitvoering van maatregelen uit Bijlage 1 Puntensysteem Natuur Inclusief Bouwen Marke Zuid;
1. van voldoende punten is sprake als er per 400m2 bebouwing 1 punt wordt behaald;
b. uit een inrichtings/uitvoeringsplan blijkt welke maatregelen worden gerealiseerd;
c. uiterlijk binnen 2 jaar na het onherroepelijk worden van de omgevingsvergunning voor de bouw van de gebouwen, moeten de maatregelen voor het natuurinclusief bouwen uit het inrichtings/uitvoeringsplan zijn gerealiseerd;
d. de onder c bedoelde maatregelen moeten duurzaam in stand worden gehouden;
e. het onder b bedoelde inrichtings/uitvoeringsplan wordt aangeleverd bij de aanvraag van de omgevingsvergunning voor de bouw van de gebouwen en dienen door het bevoegd gezag te zijn goedgekeurd.
(…)
14.4 Voorwaardelijke verplichting waterberging
Het gebruik van gebouwen is slechts toegestaan als 20 mm waterinfiltratie, gerekend over het totale oppervlak van het perceel (dakoppervlak en verhardingen) binnen het plangebied de Marke Zuid wordt gerealiseerd en in stand wordt gehouden.
14.5 Voorwaardelijke verplichting versterken en in stand houden groenstrook
Het gebruiken van de gronden en bebouwing ter plaatse van het plangebied de Marke Zuid is uitsluitend toegestaan onder de volgende voorwaarden:
a. de groenstroken grenzend aan de Keurkampstraat en Hademanstraat die zijn aangegeven in Bijlage 4 Groenstroken Keurkampstraat en Hademanstraat minimaal 5 meter breed worden en worden versterkt, middels:
1. Het plaatsen van een gaasmathekwerk met Hedra van minimaal 1.20 meter hoog. Hiervoor wordt 50 cm gereserveerd aan de binnenzijde van de groenstrook grenzend aan de Keurkampstraat (zuidzijde).
2. Het realiseren van een gazonstrook van circa 1.50 meter breed aan de buitenzijde van de groenstrook grenzend aan de Keurkampstraat (zuidzijde);
3. Het versterken van tussenliggende deel van de groenstrook grenzend aan de Keurkampstraat (zuidzijde) met nieuwe streekeigen heesterbeplanting (minimaal 3 meter breed);
4. Het plaatsen van een gaasmathekwerk met Hedra van minimaal 1.50 meter hoog in de groenstrook aan de Hademanstraat (westzijde), met uitzondering van een dichte toegangspoort voor calamiteiten.
5. Het versterken van de groenstrook grenzend aan de Hademanstraat (westzijde) met nieuwe streekeigen heesterbeplanting;
b. de onder a bedoelde maatregelen moeten binnen twee jaar na in gebruikname van de nieuwe school en nieuwe sporthal zijn gerealiseerd en duurzaam in stand worden gehouden.
14.6 Voorwaardelijke verplichting slopen
Het gebruiken van de gronden en bebouwing ter plaatse van het plangebied de Marke Zuid is uitsluitend toegestaan onder de volgende voorwaarden:
a. De huidige schoolgebouwen aan de Marke Zuid en aan de Marke Noord dienen 3 jaar na ingebruikname van het nieuwe schoolgebouw aan de Marke Zuid gesloopt te zijn.
b. De huidige sporthal 'De Keizerslanden' aan de Marke Noord dient 3 jaar na na ingebruikname van de nieuwe sporthal gesloopt te zijn.
Artikel 15 Regels parkeren auto's en fietsen, laden en lossen
15.1 Bouwregels
a. De gronden zoals aangewezen in de verschillende functies mogen slechts worden bebouwd onder de voorwaarde dat op eigen terrein voldoende parkeergelegenheid wordt gerealiseerd en in stand wordt gehouden, alsmede dat voor het laden en lossen van goederen voldoende voorzieningen worden getroffen op eigen terrein.
b. Bij omgevingsvergunning om te bouwen wordt aan de hand van de 'Beleidsregels Parkeren bestemmingsplannen Deventer' (2015) Bijlage 6 en de 'Nota parkeernormen 2013' Bijlage 5 van de gemeente Deventer bepaald of sprake is van voldoende parkeergelegenheid, met dien verstande dat indien voornoemde beleidsregels gedurende de planperiode worden gewijzigd, aan de hand van die nieuwe beleidsregels wordt bepaald of er sprake is van voldoende parkeergelegenheid.
15.2 Gebruiksregels
Als gebruik in strijd met het bestemmingsplan geldt het (veranderen van het) gebruik van gronden of bouwwerken, indien niet in voldoende mate parkeergelegenheid op eigen terrein wordt gerealiseerd en in stand wordt gehouden, alsmede voor het laden en lossen van goederen niet voldoende voorzieningen worden getroffen op eigen terrein, een en ander volgens de 'Beleidsregels Parkeren bestemmingsplannen Deventer' (2015) Bijlage 6 en de 'Nota parkeernormen 2013' Bijlage 5 van de gemeente Deventer.
15.3 Binnenplanse afwijkbevoegdheid
Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in de artikelen 15.1 en 15.2 indien het voldoen aan die bepalingen door bijzondere omstandigheden op overwegende bezwaren stuit en mits wordt voldaan aan de in de 'Beleidsregels Parkeren bestemmingsplannen Deventer' (2015) en de 'Nota parkeernormen 2013' van de gemeente Deventer opgenomen voorwaarden voor afwijking, met dien verstande dat indien voornoemde beleidsregels gedurende de planperiode worden gewijzigd, voldaan moet worden aan die nieuwe beleidsregels.
Uittreksel bijlagen bij de planregels
Bijlage 4 Groenstroken Keurkampstraat en Hademanstraat