ECLI:NL:RVS:2024:5144
Raad van State
- Voorlopige voorziening+bodemzaak
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep en verzoek om voorlopige voorziening in asielzaak
In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op 10 december 2024 uitspraak gedaan in een hoger beroep van een vreemdeling tegen een beslissing van de minister van Asiel en Migratie. De minister had op 14 oktober 2024 de aanvraag van de vreemdeling om een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd niet in behandeling genomen. De rechtbank Den Haag, zittingsplaats Rotterdam, verklaarde op 15 november 2024 het beroep van de vreemdeling ongegrond. Hierop heeft de vreemdeling, vertegenwoordigd door mr. A.G.P. de Boon, hoger beroep ingesteld en verzocht om een voorlopige voorziening.
De voorzieningenrechter overwoog dat het hoger beroep niet leidt tot vernietiging van de uitspraak van de rechtbank, omdat het hogerberoepschrift geen vragen bevat die in het belang van de rechtseenheid, de rechtsontwikkeling of de rechtsbescherming in algemene zin beantwoord moeten worden. De rechter verwees naar eerdere uitspraken van de Afdeling, waarin vergelijkbare rechtsvragen zijn behandeld, en concludeerde dat het hoger beroep ongegrond is. De uitspraak van de rechtbank werd bevestigd en het verzoek om voorlopige voorziening werd afgewezen. De minister werd niet verplicht om proceskosten te vergoeden.
De uitspraak is openbaar uitgesproken op 10 december 2024, en de voorzieningenrechter was mr. J.C.A. de Poorter, met mr. W.M. Vos als griffier.