ECLI:NL:RVS:2024:5144

Raad van State

Datum uitspraak
10 december 2024
Publicatiedatum
12 december 2024
Zaaknummer
202407060/1/V3 en 202407060/2/V3
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening+bodemzaak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep en verzoek om voorlopige voorziening in asielzaak

In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op 10 december 2024 uitspraak gedaan in een hoger beroep van een vreemdeling tegen een beslissing van de minister van Asiel en Migratie. De minister had op 14 oktober 2024 de aanvraag van de vreemdeling om een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd niet in behandeling genomen. De rechtbank Den Haag, zittingsplaats Rotterdam, verklaarde op 15 november 2024 het beroep van de vreemdeling ongegrond. Hierop heeft de vreemdeling, vertegenwoordigd door mr. A.G.P. de Boon, hoger beroep ingesteld en verzocht om een voorlopige voorziening.

De voorzieningenrechter overwoog dat het hoger beroep niet leidt tot vernietiging van de uitspraak van de rechtbank, omdat het hogerberoepschrift geen vragen bevat die in het belang van de rechtseenheid, de rechtsontwikkeling of de rechtsbescherming in algemene zin beantwoord moeten worden. De rechter verwees naar eerdere uitspraken van de Afdeling, waarin vergelijkbare rechtsvragen zijn behandeld, en concludeerde dat het hoger beroep ongegrond is. De uitspraak van de rechtbank werd bevestigd en het verzoek om voorlopige voorziening werd afgewezen. De minister werd niet verplicht om proceskosten te vergoeden.

De uitspraak is openbaar uitgesproken op 10 december 2024, en de voorzieningenrechter was mr. J.C.A. de Poorter, met mr. W.M. Vos als griffier.

Uitspraak

202407060/1/V3 en 202407060/2/V3.
Datum uitspraak: 10 december 2024
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak van de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht) en, met toepassing van artikel 92 van de Vw 2000, op het hoger beroep van:
[de vreemdeling],
appellant,
tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Rotterdam, van 15 november 2024 in zaak nr. NL24.40246 in het geding tussen:
de vreemdeling
en
de minister van Asiel en Migratie.
Procesverloop
Bij besluit van 14 oktober 2024 heeft de minister een aanvraag van de vreemdeling om hem een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd te verlenen, niet in behandeling genomen.
Bij uitspraak van 15 november 2024 heeft de rechtbank het daartegen door de vreemdeling ingestelde beroep ongegrond verklaard.
Tegen deze uitspraak heeft de vreemdeling, vertegenwoordigd door mr. A.G.P. de Boon, advocaat in Zoetermeer, hoger beroep ingesteld. Ook heeft hij de voorzieningenrechter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
Overwegingen
1.       Het hoger beroep leidt niet tot vernietiging van de uitspraak van de rechtbank. Dit oordeel hoeft niet verder te worden gemotiveerd. De reden daarvoor is dat het hogerberoepschrift geen vragen bevat die in het belang van de rechtseenheid, de rechtsontwikkeling of de rechtsbescherming in algemene zin beantwoord moeten worden (artikel 91, tweede lid, van de Vw 2000).
1.1.    Het hoger beroep gaat namelijk over rechtsvragen die eerder door de Afdeling zijn beantwoord (uitspraak van 9 oktober 2024, ECLI:NL:RVS:2024:4037, onder 5.3 tot en met 6.1, over het risico op pushbacks bij teruggekeerde Dublinclaimanten en de toegang tot opvang in Kroatië). Het hoger beroep biedt geen reden hierover in dit geval anders te oordelen.
2.       Het hoger beroep is ongegrond. De uitspraak van de rechtbank wordt bevestigd. Het verzoek om voorlopige voorziening wordt daarom afgewezen. De minister hoeft geen proceskosten te vergoeden.
Beslissing
De voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
I.        bevestigt de aangevallen uitspraak;
II.       wijst het verzoek af.
Aldus vastgesteld door mr. J.C.A. de Poorter, voorzieningenrechter, in tegenwoordigheid van mr. W.M. Vos, griffier.
w.g. De Poorter
voorzieningenrechter
w.g. Vos
griffier
Uitgesproken in het openbaar op 10 december 2024
644-1125