ECLI:NL:RVS:2024:5082
Raad van State
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep van vreemdeling tegen afwijzing verblijfsvergunning asiel
Op 11 december 2024 heeft de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State uitspraak gedaan in een hoger beroep van een vreemdeling tegen de afwijzing van zijn aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid had op 15 januari 2024 de aanvraag afgewezen. De rechtbank Den Haag had op 19 februari 2024 het beroep van de vreemdeling ongegrond verklaard. De vreemdeling, vertegenwoordigd door mr. R.J.J. Flantua, heeft hoger beroep ingesteld tegen deze uitspraak.
In de overwegingen van de Raad van State werd ingegaan op de argumenten van de vreemdeling, waaronder de klacht dat de minister ten onrechte is uitgegaan van de juistheid van een leeftijdsregistratie uit een andere lidstaat, in strijd met het interstatelijk vertrouwensbeginsel. De Raad oordeelde echter dat, ondanks deze klacht, de minister de beoordeling van de leeftijd in overeenstemming met het geldende beoordelingskader heeft verricht en de vreemdeling terecht als meerderjarige heeft aangemerkt.
De Raad van State concludeerde dat de overige argumenten van de vreemdeling in hoger beroep niet tot vernietiging van de uitspraak van de rechtbank leidden. Het hogerberoepschrift bevatte geen vragen die in het belang van de rechtseenheid, rechtsontwikkeling of rechtsbescherming beantwoord moesten worden. Daarom werd het hoger beroep ongegrond verklaard en werd de uitspraak van de rechtbank bevestigd. De minister werd niet verplicht om proceskosten te vergoeden.