ECLI:NL:RVS:2024:4582
Raad van State
- Hoger beroep
- M. den Heyer
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep van vreemdelingen tegen niet in behandeling nemen van asielaanvragen door de minister van Asiel en Migratie
Op 13 november 2024 heeft de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State uitspraak gedaan in een hoger beroep van vreemdelingen tegen de beslissing van de minister van Asiel en Migratie. De minister had op 2 augustus 2024 de aanvragen van de vreemdelingen om een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd niet in behandeling genomen. De rechtbank Den Haag, zittingsplaats Middelburg, verklaarde op 16 oktober 2024 de beroepen van de vreemdelingen ongegrond. De vreemdelingen, vertegenwoordigd door mr. R.E. Temmen, hebben hiertegen hoger beroep ingesteld.
De Raad van State oordeelde dat de rechtbank terecht heeft geoordeeld dat bij de Dublinoverdracht van de vreemdelingen aan Tsjechië van het interstatelijk vertrouwensbeginsel mag worden uitgegaan. De Afdeling nam de motivering van de rechtbank over en concludeerde dat het hoger beroep niet leidt tot vernietiging van de uitspraak van de rechtbank. Het hogerberoepschrift bevatte geen vragen die in het belang van de rechtseenheid, rechtsontwikkeling of rechtsbescherming beantwoord moesten worden, zoals bedoeld in artikel 91, tweede lid, van de Vreemdelingenwet 2000.
De uitspraak van de rechtbank werd bevestigd en de minister van Asiel en Migratie werd niet verplicht om proceskosten te vergoeden. De beslissing werd genomen door mr. M. den Heyer, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. R.H.L. Dallinga, griffier. De uitspraak werd in het openbaar gedaan op 13 november 2024.