ECLI:NL:RVS:2024:4438

Raad van State

Datum uitspraak
4 november 2024
Publicatiedatum
4 november 2024
Zaaknummer
202307348/1/V3
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake verblijfsvergunning asiel voor vreemdeling

Op 4 november 2024 heeft de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State uitspraak gedaan in een hoger beroep van een vreemdeling tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Den Haag. De rechtbank had op 1 november 2023 het beroep van de vreemdeling gegrond verklaard en het besluit van de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, dat de aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd was ingewilligd, vernietigd. De rechtbank bepaalde echter dat de rechtsgevolgen van dat besluit geheel in stand blijven.

De vreemdeling, vertegenwoordigd door mr. P.A.J. Mulders, heeft hoger beroep ingesteld tegen deze uitspraak. In de overwegingen van de Raad van State werd ingegaan op de beoordeling van de leeftijd van de vreemdeling, waarbij werd verwezen naar een eerdere uitspraak van 9 oktober 2024. De Raad oordeelde dat de minister van Asiel en Migratie niet op basis van het interstatelijk vertrouwensbeginsel mocht uitgaan van de juistheid van een leeftijdsregistratie uit een andere lidstaat. Desondanks werd vastgesteld dat de minister de vreemdeling terecht als meerderjarige had aangemerkt, en dat de grief van de vreemdeling faalde.

Uiteindelijk werd het hoger beroep ongegrond verklaard en werd de uitspraak van de rechtbank bevestigd. De minister werd niet verplicht om proceskosten te vergoeden. De uitspraak werd openbaar uitgesproken door mr. B. Meijer, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. M. Buntjer, griffier.

Uitspraak

202307348/1/V3.
Datum uitspraak: 4 november 2024
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van:
[de vreemdeling],
appellant,
tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Arnhem, van 1 november 2023 in zaak nr. NL23.17783 in het geding tussen:
de vreemdeling
en
de minister van Asiel en Migratie.
Procesverloop
Bij besluit van 23 mei 2023, aangevuld op 11 augustus 2023, heeft de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid een aanvraag van de vreemdeling om hem een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd te verlenen, ingewilligd.
Bij uitspraak van 1 november 2023 heeft de rechtbank het daartegen door de vreemdeling ingestelde beroep gegrond verklaard, dat besluit vernietigd en bepaald dat de rechtsgevolgen daarvan geheel in stand blijven.
Tegen deze uitspraak heeft de vreemdeling, vertegenwoordigd door mr. P.A.J. Mulders, advocaat in Groningen, hoger beroep ingesteld.
Overwegingen
1.       In de uitspraak van 9 oktober 2024, ECLI:NL:RVS:2024:3992, heeft de Afdeling geoordeeld dat de minister niet op grond van het interstatelijk vertrouwensbeginsel mag uitgaan van de juistheid van een leeftijdsregistratie uit een andere lidstaat. Hoewel de vreemdeling terecht klaagt dat de minister dit in zijn zaak wel heeft gedaan, leidt dit niet tot vernietiging van de uitspraak van de rechtbank. Afgezien van de verwijzing naar het interstatelijk vertrouwensbeginsel, heeft de minister de beoordeling van de leeftijd namelijk in overeenstemming met het beoordelingskader dat de Afdeling in de hiervoor vermelde uitspraak, onder 7-7.3, uiteen heeft gezet, verricht. Met toepassing van dat beoordelingskader heeft de minister de vreemdeling terecht als meerderjarige aangemerkt. De grief faalt.
2.       Het hoger beroep is ongegrond. De uitspraak van de rechtbank wordt bevestigd. De minister hoeft geen proceskosten te vergoeden.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
bevestigt de aangevallen uitspraak.
Aldus vastgesteld door mr. B. Meijer, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. M. Buntjer, griffier.
w.g. Meijer
lid van de enkelvoudige kamer
w.g. Buntjer
griffier
Uitgesproken in het openbaar op 4 november 2024
962