ECLI:NL:RVS:2024:4300

Raad van State

Datum uitspraak
24 oktober 2024
Publicatiedatum
24 oktober 2024
Zaaknummer
202402965/1/V3
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen niet tijdig nemen van besluit op aanvraag machtiging tot voorlopig verblijf

Op 5 september 2023 heeft de vreemdeling beroep ingesteld tegen het niet tijdig nemen van een besluit op een aanvraag om een machtiging tot voorlopig verblijf te verlenen. De rechtbank Den Haag, zittingsplaats Haarlem, heeft op 17 april 2024 het beroep van de vreemdeling niet-ontvankelijk verklaard. Hiertegen heeft de vreemdeling, vertegenwoordigd door mr. J.E. Groenenberg, hoger beroep ingesteld. Op 10 september 2024 heeft de minister van Asiel en Migratie de aanvraag van de vreemdeling ingewilligd en de hoogte en verschuldigdheid van de bestuurlijke en rechterlijke dwangsommen vastgesteld. De vreemdeling heeft met dit nieuwe besluit het doel van de procedure bereikt en heeft geen belang meer bij de beoordeling van het hoger beroep.

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft geoordeeld dat het hoger beroep niet-ontvankelijk is, omdat de vreemdeling met het besluit van de minister geheel tegemoet is gekomen aan haar verzoek. De minister is verplicht de proceskosten te vergoeden die de vreemdeling heeft gemaakt in verband met het beroep en het hoger beroep, tot een bedrag van € 875,00, dat geheel toe te rekenen is aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand. De uitspraak is gedaan door mr. J.C.A. de Poorter, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. T.W.A. Weber, griffier, en is uitgesproken in het openbaar op 24 oktober 2024.

Uitspraak

202402965/1/V3.
Datum uitspraak: 24 oktober 2024
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: de Awb) op het hoger beroep van:
[de vreemdeling],
appellante,
tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Haarlem, van 17 april 2024 in zaak nr. NL23.28150 in het geding tussen:
de vreemdeling
en
de minister van Asiel en Migratie.
Procesverloop
Op 5 september 2023 heeft de vreemdeling beroep ingesteld tegen het niet tijdig nemen van een besluit op een aanvraag om een machtiging tot voorlopig verblijf te verlenen.
Bij uitspraak van 17 april 2024 heeft de rechtbank het daartegen door de vreemdeling ingestelde beroep niet-ontvankelijk verklaard.
Tegen deze uitspraak heeft de vreemdeling, vertegenwoordigd door mr. J.E. Groenenberg, advocaat in Nieuw-Vennep, hoger beroep ingesteld.
Bij besluit van 10 september 2024 heeft de minister de aanvraag van de vreemdeling ingewilligd en de hoogte en de verschuldigdheid van de bestuurlijke en rechterlijke dwangsommen vastgesteld.
Op verzoek van de Afdeling heeft de vreemdeling een nader stuk ingediend.
Overwegingen
1.       Toen de rechtbank uitspraak deed op het beroep van de vreemdeling tegen het niet tijdig nemen van een besluit, had de minister nog geen besluit genomen op haar aanvraag. Dat heeft de minister met het besluit van 10 september 2024 wel gedaan, waarbij de minister ook de hoogte en de verschuldigdheid van de bestuurlijke dwangsom heeft vastgesteld. De vreemdeling heeft met het nieuwe besluit van de minister daarom het doel van deze procedure bereikt. Zij heeft dus geen belang meer bij de beoordeling van het hoger beroep. Nu met het besluit van 10 september 2024 geheel tegemoet is gekomen aan wat de vreemdeling met zijn beroep wilde bereiken, is ingevolge artikel 6:20, derde lid, in samenhang gelezen met artikel 6:24 van de Awb, geen beroep van rechtswege ontstaan waarop nog moet worden beslist.
2.       Het hoger beroep is niet-ontvankelijk.
2.1.    De minister moet de in verband met het beroep (een punt voor het beroepschrift) en het hoger beroep (een punt voor het hogerberoepschrift) gemaakte proceskosten vergoeden, omdat hij geheel aan de vreemdeling tegemoetgekomen is (vergelijk de uitspraak van de Afdeling van 5 augustus 2020, ECLI:NL:RVS:2020:1855, onder 2.1). Omdat daarnaast het beroep en het hoger beroep uitsluitend gaan over het niet tijdig vaststellen van de hoogte en de verschuldigdheid van de bestuurlijke dwangsom, past de Afdeling de wegingsfactor 0,5 toe.
2.2.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
I.        verklaart het hoger beroep niet-ontvankelijk;
II.       veroordeelt de minister van Asiel en Migratie tot vergoeding van bij de vreemdeling in verband met de behandeling van het beroep en het hoger beroep opgekomen proceskosten tot een bedrag van € 875,00, geheel toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand.
Aldus vastgesteld door mr. J.C.A. de Poorter, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. T.W.A. Weber, griffier.
w.g. De Poorter
lid van de enkelvoudige kamer
w.g. Weber
griffier
Uitgesproken in het openbaar op 24 oktober 2024
846-1111