ECLI:NL:RVS:2024:4239
Raad van State
- Hoger beroep
- J.C.A. de Poorter
- N. Verheij
- A.J.C. de Moor-van Vugt
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep tegen de bewaring van een vreemdeling door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid
In deze zaak gaat het om het hoger beroep van een vreemdeling tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag, die op 16 april 2024 het beroep tegen de bewaring van de vreemdeling ongegrond verklaarde. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid had op 28 maart 2024 besloten om de vreemdeling in bewaring te stellen. De vreemdeling, vertegenwoordigd door mr. G.A. Dorsman, heeft hoger beroep ingesteld tegen deze uitspraak. Tijdens de procedure heeft de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State de heer ir. G.O. Koopman benoemd als deskundige, die op 3 september 2024 verslag heeft uitgebracht. De zaak is behandeld op een zitting op 11 september 2024, waar de minister, vertegenwoordigd door mr. I.M. Genee, en de deskundige aanwezig waren. De Afdeling heeft de grieven van de vreemdeling beoordeeld, maar heeft geconcludeerd dat deze niet leiden tot vernietiging van de uitspraak van de rechtbank. De eerste grief bevatte geen vragen die in het belang van de rechtseenheid of rechtsontwikkeling beantwoord moesten worden. De tweede grief, die betrekking had op de rechtsgeldigheid van de elektronische handtekening onder de maatregel van bewaring, is eveneens ongegrond verklaard. De Afdeling heeft geen reden gezien om de bewaring onrechtmatig te achten. De uitspraak van de rechtbank wordt bevestigd en de minister hoeft geen proceskosten te vergoeden.