ECLI:NL:RVS:2024:4192

Raad van State

Datum uitspraak
18 oktober 2024
Publicatiedatum
17 oktober 2024
Zaaknummer
202304679/1/V1
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake proceskostenveroordeling na intrekking van het hoger beroep door de vreemdeling

In deze zaak heeft de vreemdeling, vertegenwoordigd door mr. D. van Elp, hoger beroep ingesteld tegen een uitspraak van de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Utrecht, van 27 juni 2023. De vreemdeling heeft het hoger beroep echter ingetrokken en verzocht om de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, thans de minister van Asiel en Migratie, te veroordelen in de proceskosten. Dit verzoek is gedaan op basis van artikel 8:75a van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft op 18 oktober 2024 uitspraak gedaan in deze zaak.

De vreemdeling heeft zijn hoger beroep ingetrokken en tegelijkertijd verzocht om proceskostenvergoeding. De Afdeling overweegt dat er aanleiding kan zijn voor een proceskostenveroordeling als de minister aan de vreemdeling tegemoet is gekomen of als het belang bij een uitspraak op het hoger beroep door toedoen van de minister is vervallen. De minister heeft op 12 oktober 2023 een aanvraag van de vreemdeling om een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd ingewilligd. De Afdeling concludeert dat de minister binnen de wettelijk gestelde termijn een besluit heeft genomen en dat er geen aanleiding is om de minister in de proceskosten te veroordelen.

Uiteindelijk heeft de Afdeling het verzoek van de vreemdeling afgewezen, wat betekent dat de minister geen proceskosten hoeft te vergoeden. De uitspraak is gedaan door mr. M.C. Stoové, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. C.C.J. de Wilde, griffier. De uitspraak is openbaar gedaan op 18 oktober 2024.

Uitspraak

202304679/1/V1.
Datum uitspraak: 18 oktober 2024
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: de Awb) op het verzoek van:
[de vreemdeling],
verzoeker,
om proceskostenveroordeling in geval van intrekking van het hoger beroep (artikel 8:75a van de Awb).
Procesverloop
De vreemdeling, vertegenwoordigd door mr. D. van Elp, advocaat in Utrecht, heeft hoger beroep ingesteld tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Utrecht, van 27 juni 2023 in zaak nr. NL23.14473.
De vreemdeling heeft het hoger beroep ingetrokken en de Afdeling verzocht om de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid (nu: de minister van Asiel en Migratie) te veroordelen in de bij hem opgekomen proceskosten.
Overwegingen
1.       De vreemdeling heeft het hoger beroep ingetrokken en gelijktijdig een verzoek gedaan om de minister krachtens artikel 8:75 van de Awb in de proceskosten te veroordelen. Daarvoor kan aanleiding bestaan als de minister aan de vreemdeling is tegemoetgekomen of als het belang bij een uitspraak op het hoger beroep anderszins door toedoen van de minister is vervallen (uitspraak van de Afdeling van 5 augustus 2020, ECLI:NL:RVS:2020:1855, onder 2.1).
2.       De minister heeft bij besluit van 12 oktober 2023 een aanvraag van de vreemdeling van 24 oktober 2022 om verlening van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd ingewilligd. Op de door de Afdeling in de uitspraak van 8 november 2023, ECLI:NL:RVS:2023:4125, gestelde prejudiciële vragen heeft het Hof van Justitie nog geen antwoord gegeven. De Afdeling is, gelet op wat zij in die uitspraak onder 22 tot en met 25 heeft overwogen, van oordeel dat er rekening mee moet worden gehouden dat de minister met WBV 2022/22 de beslistermijn rechtmatig met negen maanden heeft verlengd. De minister heeft binnen vijftien maanden na indiening van de aanvraag een besluit genomen. De Afdeling ziet daarom geen aanleiding om de minister in de proceskosten te veroordelen.
3.       Het verzoek wordt afgewezen. De minister hoeft geen proceskosten te vergoeden.
Besluit van 12 oktober 2023
4.       De minister is in het besluit van 12 oktober 2023 geheel aan de aanvraag van de vreemdeling tegemoetgekomen. De vreemdeling heeft, hoewel daartoe in de gelegenheid gesteld, niet laten weten het niet eens te zijn met dit besluit. Gelet hierop is geen beroep van rechtswege ontstaan, als bedoeld in artikel 6:20, derde lid, in samenhang gelezen met artikel 6:24 van de Awb, waarop de Afdeling nog moet beslissen.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
wijst het verzoek af.
Aldus vastgesteld door mr. M.C. Stoové, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. C.C.J. de Wilde, griffier.
w.g. Stoové
lid van de enkelvoudige kamer
w.g. De Wilde
griffier
Uitgesproken in het openbaar op 18 oktober 2024
598