ECLI:NL:RVS:2024:4084

Raad van State

Datum uitspraak
9 oktober 2024
Publicatiedatum
9 oktober 2024
Zaaknummer
202303019/1/A3
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen afwijzing handhavingsverzoek met betrekking tot parkeren op groenstrook of berm

In deze zaak gaat het om een hoger beroep van [appellant] tegen de uitspraak van de rechtbank Midden-Nederland, die op 22 maart 2023 het beroep van [appellant] ongegrond verklaarde. [Appellant] had het college van burgemeester en wethouders van Utrechtse Heuvelrug verzocht om handhavend op te treden tegen het parkeren op een strook aan de Kapelweg, die hij als groenstrook beschouwt. Het college heeft dit verzoek afgewezen, stellende dat de strook als berm moet worden aangemerkt, waar parkeren is toegestaan. De rechtbank heeft deze afwijzing bevestigd, waarbij zij oordeelde dat de strook geen kenmerken van een groenstrook vertoont, zoals gras of beplanting. In hoger beroep herhaalt [appellant] zijn standpunt dat de strook wel degelijk als groenstrook moet worden aangemerkt, en verwijst naar eerdere jurisprudentie ter ondersteuning van zijn argument. De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft de zaak behandeld en komt tot de conclusie dat de rechtbank terecht heeft geoordeeld. Het hoger beroep van [appellant] wordt ongegrond verklaard en de uitspraak van de rechtbank wordt bevestigd. De kosten van de procedure worden niet vergoed door het college.

Uitspraak

202303019/1/A3.
Datum uitspraak: 9 oktober 2024
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
[appellant], wonend in Maarn, gemeente Utrechtse Heuvelrug,
appellant,
tegen de uitspraak van de rechtbank Midden­-Nederland van 22 maart 2023 in zaak nr. 22/3648 in het geding tussen:
[appellant]
en
het college van burgemeester en wethouders van Utrechtse Heuvelrug.
Procesverloop
Bij besluit van 24 januari 2022 heeft het college het verzoek van [appellant] om handhavend op te treden, afgewezen.
Bij besluit van 17 mei 2022 heeft het college het door [appellant] daartegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 22 maart 2023 heeft de rechtbank het door [appellant] daartegen ingestelde beroep ongegrond verklaard.
Tegen deze uitspraak heeft [appellant] hoger beroep ingesteld.
Het college heeft een schriftelijke uiteenzetting gegeven.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 16 september 2024, waar [appellant], vergezeld door [persoon], en het college, vertegenwoordigd door V. Scholten, zijn verschenen.
Overwegingen
Inleiding
1.       Op 10 december 2021 heeft [appellant] het college verzocht om op grond van artikel 5:11, eerste lid, van de Algemene Plaatselijke Verordening Utrechtse Heuvelrug (hierna: APV) handhavend op te treden tegen het parkeren met auto’s op de strook aan de Kapelweg, schuin links tegenover de woning van [appellant]. [appellant] verzoekt om handhaving, omdat het volgens artikel 5:11, eerste lid, van de APV verboden is om te parkeren in een groenstrook en hij van mening is dat de strook aan de Kapelweg als groenstrook moet worden gezien. Hij observeert dat vaak op deze strook geparkeerd wordt, onder meer door de bewoners van [locatie 1] en [locatie 2]
2.       Het college heeft het verzoek tot handhaving afgewezen en de afwijzing in bezwaar, onder verwijzing naar het advies van de geschillencommissie bezwaarschriften, gehandhaafd. Het college is van mening dat er geen sprake is van een overtreding van artikel 5:11, eerste lid, van de APV omdat de strook schuin tegenover de woning van [appellant] niet als groenstrook, maar als berm moet worden aangemerkt, waarin wel geparkeerd mag worden. Het college beroept zich in dit verband onder meer op het arrest van het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden van 23 februari 2021 (ECLI:NL:GHARL:2021:1747). In dit arrest heeft het Gerechtshof overwogen dat voor beantwoording van de vraag of er sprake is van een berm of groenstrook het uiterlijk van de plaats waar wordt geparkeerd van belang is.  In dit geval moet de betreffende strook, gelet op de uiterlijke kenmerken, worden aangemerkt als berm, omdat er geen gras, planten of bomen groeien, aldus het college.
Juridisch kader
3.       Artikel 5:11 van de APV luidt:
"1. Het is verboden met een voertuig te rijden door een park of plantsoen of een van gemeentewege aangelegde beplanting of groenstrook, of het daarin te doen of te laten staan.
2. Dit verbod is niet van toepassing op:
a. de weg;
b. voertuigen die worden gebruikt voor werkzaamheden in opdracht van een bestuursorgaan of openbaar lichaam;
c. voertuigen waarmee standplaats wordt of is ingenomen op terreinen die voor dit doel zijn bestemd.
3. Het college kan ontheffing verlenen van het verbod."
Uitspraak van de rechtbank
4.       De rechtbank heeft geoordeeld dat het college terecht het handhavingsverzoek van [appellant] heeft afgewezen. De rechtbank heeft hiertoe overwogen dat het college zich terecht op het standpunt heeft gesteld dat de betreffende strook niet als groenstrook, maar als berm moet worden aangemerkt. In de betreffende strook groeien geen bomen of planten, geen gras, er lagen tegels ruim voordat [appellant] er kwam wonen en de strook wordt van de weg gescheiden met een stoeprand. Omdat sprake is van een berm, mogen auto’s in de betreffende strook parkeren. Dit betekent dat artikel 5:11, eerste lid, van de APV niet is overtreden, aldus de rechtbank.
Hoger beroep
5.       [appellant] betoogt dat de rechtbank ten onrechte heeft geoordeeld dat het college zijn handhavingsverzoek had mogen afwijzen. Hij voert hiertoe aan dat de strook schuin tegenover zijn woning wel degelijk een groenstrook is en geen berm. Hiertoe voert [appellant] aan dat de rechtbank bij haar oordeel ten onrechte heeft meegenomen dat er geen gras, struiken en dergelijke in de strook groeien terwijl dit volgens [appellant] komt doordat de strook jaren lang illegaal in gebruik is genomen. Zo zijn er ook illegaal tegels in de strook aangelegd. Ter ondersteuning van zijn standpunt beroept [appellant] zich op het arrest van het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden van 11 juli 2017, ECLI:NL:GHARL:2017:6064. In deze zaak werd een strook als groenstrook aangemerkt omdat tussen de opritten van woningen grasstroken met geplante bomen aanwezig waren, die zich als groenstrook voordeden. [appellant] meent dat dit ook op zijn situatie van toepassing is.
Beoordeling van het hoger beroep
6.       De gronden die [appellant] in hoger beroep heeft aangevoerd zijn (zo goed als) een herhaling van wat hij in beroep heeft aangevoerd.
De rechtbank is gemotiveerd op die gronden ingegaan. [appellant] heeft geen redenen aangevoerd waarom de gemotiveerde beoordeling van die gronden in de aangevallen uitspraak onjuist of onvolledig zou zijn.
De Afdeling kan zich vinden in het oordeel van de rechtbank en in de onder rechtsoverweging 7 opgenomen overwegingen, waarop dat oordeel is gebaseerd.
Slotsom
7.       Het hoger beroep is ongegrond. De uitspraak van de rechtbank zal worden bevestigd.
8.       Het college hoeft geen proceskosten te vergoeden.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
bevestigt de aangevallen uitspraak.
Aldus vastgesteld door mr. M. Soffers, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. Y. Soffner, griffier.
w.g. Soffers
lid van de enkelvoudige kamer
w.g. Soffner
griffier
Uitgesproken in het openbaar op 9 oktober 2024
818-1121