ECLI:NL:GHARL:2021:1747

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
23 februari 2021
Publicatiedatum
23 februari 2021
Zaaknummer
Wahv 200.273.625
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Bestuursstrafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • M. Sekeris
  • J. Lageveen
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vernietiging van sanctie voor parkeren op een groenstrook versus berm

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 23 februari 2021 uitspraak gedaan in hoger beroep inzake de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften (Wahv). De betrokkene had hoger beroep ingesteld tegen een beslissing van de kantonrechter van de rechtbank Rotterdam, die op 3 december 2019 het beroep van de betrokkene ongegrond had verklaard. De betrokkene was als kentekenhouder beboet voor het parkeren van zijn voertuig op een groenstrook, terwijl hij stelde dat het om een berm ging waar parkeren is toegestaan. De feiten van de zaak zijn als volgt: op 27 januari 2019 om 15:42 uur werd het voertuig van de betrokkene geparkeerd op de Olympiaweg in Rotterdam. De betrokkene voerde aan dat de plek waar zijn voertuig stond geen groenstrook was, maar een berm, en dat er geen eenduidige definitie van een groenstrook bestaat. Het hof heeft de argumenten van de betrokkene overwogen, inclusief de verklaring van de ambtenaar en de foto’s in het dossier. Het hof concludeerde dat de smalle grasstrook waar het voertuig stond, niet kan worden aangemerkt als een park of plantsoen, maar als een berm. Hierdoor was de sanctie onterecht opgelegd. Het hof heeft de beslissing van de kantonrechter vernietigd, het beroep gegrond verklaard en bepaald dat de betrokkene het betaalde bedrag dient te worden gerestitueerd.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN

zittingsplaats Leeuwarden
Zaaknummer
: Wahv 200.273.625/01
CJIB-nummer
: 223085173
Uitspraak d.d.
: 23 februari 2021
Arrestop het hoger beroep inzake de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften (Wahv) tegen de beslissing van de kantonrechter van de rechtbank Rotterdam van 3 december 2019, betreffende

[de betrokkene] (hierna: de betrokkene),

wonende te [A] .

De beslissing van de kantonrechter

De kantonrechter heeft het beroep van de betrokkene tegen de beslissing van de officier van justitie ongegrond verklaard.

Het verloop van de procedure

De betrokkene heeft hoger beroep ingesteld tegen de beslissing van de kantonrechter. Er is gevraagd om de zaak op een zitting van het hof te behandelen.
De advocaat-generaal heeft een verweerschrift ingediend.
De betrokkene heeft het beroep schriftelijk nader toegelicht.
De advocaat-generaal heeft de gelegenheid gekregen daarop te reageren. Van die gelegenheid is geen gebruik gemaakt.
De zaak is behandeld op de zitting van 9 februari 2021, waar de betrokkene, zoals vooraf aangekondigd, niet is verschenen en de advocaat-generaal is vertegenwoordigd door mr. [B] .

De beoordeling

1. Aan de betrokkene is als kentekenhouder bij inleidende beschikking een sanctie opgelegd van €95,- voor: “voertuig laten staan in park, plantsoen, openbare beplantingen of groenstroken”. Deze gedraging zou zijn verricht op 27 januari 2019 om 15:42 uur op de Olympiaweg in Rotterdam met het voertuig met het kenteken [00-YY-XX] .
2. De betrokkene voert allereerst aan dat de plek waar zijn voertuig stond geen groenstrook, maar een berm betrof, waar aldus geparkeerd mag worden. Uit jurisprudentie en vakliteratuur volgt geen eenduidige definitie van het begrip groenstrook. In tegenstelling tot hetgeen de advocaat-generaal meent, is in elk geval niet doorslaggevend of er een (verhoogde of verlaagde) afscheiding ligt tussen het gras en de weg. Visuele kenmerken zijn volgens de betrokkene niet bepalend voor het antwoord op de vraag of sprake is van een groenstrook. Op de foto van de gedraging is overigens slechts het voertuig van de betrokkene te zien geparkeerd op gras, maar niets van de omgeving. Daarnaast mag op momenten dat er thuiswedstrijden van Feyenoord zijn, zoals op het moment van de gedraging het geval was, in de middenberm worden geparkeerd. Dit is ook aangegeven middels borden “Parkeren Olympia”. Strikt genomen hoeft er bij een berm niet met borden te worden aangegeven dat mag worden geparkeerd, maar in elk geval zou dan ook in de zijbermen mogen worden geparkeerd aangezien die dezelfde uiterlijke kenmerken bevatten als de middenberm. Bovendien staat zowel de middenberm als de zijberm tijdens wedstrijden vol met auto’s.
3. De verklaring van de ambtenaar zoals die is opgenomen in het zaakoverzicht luidt:
“Ik zag dat genoemd voertuig met vier wielen in de groenstrook geparkeerd stond.”
4. In het dossier bevindt zich daarnaast een op 7 april 2019 op ambtsbelofte opgemaakt proces-verbaal waarin - voor zover relevant - het volgende staat vermeld:
“Ik, verbalisant, was op zondag 27 januari 2019 belast met de verkeersregeling voor de wedstrijd van Feyenoord. Tijdens de voetbalwedstrijden van Feyenoord is het voor bezoekers toegestaan om hun voertuigen in de middenberm van de Olympiaweg te parkeren. Deze locaties worden door middel van verkeersborden expliciet aangegeven. Het voertuig met kenteken [00-YY-XX] van [de betrokkene] stond ten tijde van de voetbalwedstrijd NIET in de aangewezen middenberm geparkeerd, maar aan de zijkant van de Olympiaweg in de groenstrook.”
5. De foto’s in het dossier laten zien dat de Olympiaweg een voor het openbaar verkeer openstaande weg betreft, die aan de desbetreffende zijde grenst aan een strook gras. Op die strook gras stond het voertuig van de betrokkene ten tijde van de gedraging. In het midden van de Olympiaweg is een bredere strook gras zichtbaar. Langs de smalle strook gras waar de betrokkene zijn voertuig had geplaatst, loopt aan de ene kant een geasfalteerd fietspad en aan de andere kant een licht verhoogde stoeprand. Daarnaast ligt de rijbaan.
6. De onderhavige gedraging betreft een overtreding van het bepaalde in artikel 5:11 van de Algemene Plaatselijke Verordening van de gemeente Rotterdam. Dit artikel luidt - voor zover van belang - als volgt:
“1. Het is verboden met een voertuig, fiets of bromfiets te rijden door dan wel deze te doen of te laten staan in een park of plantsoen of een van gemeentewege aangelegde beplanting of groenstrook.
2. Het verbod geldt niet:
a. op de paden; (…)
7. Om te kunnen vaststellen of de onder 1. genoemde gedraging is verricht, moet komen vast te staan, voor zover hier van belang, dat de plaats waar de betrokkene zijn voertuig heeft geparkeerd kan worden aangemerkt als groenstrook, zoals bedoeld in de APV van de gemeente Rotterdam. De APV geeft geen definitie van het begrip groenstrook.
8. Naar het oordeel van het hof dient, bij de interpretatie van het begrip groenstrook, met het oog op een juiste toepassing van de wegenverkeersregelgeving, mede te worden betrokken hetgeen onder berm wordt verstaan.
9. Op grond van artikel 1, eerste lid, aanhef en onder b, van de Wegenverkeerswet 1994 moet onder het begrip wegen worden verstaan:
“Alle voor het openbaar verkeer openstaande wegen of paden met inbegrip van de daarin liggende bruggen en duikers en de tot die wegen behorende paden en bermen of zijkanten”.
10. Artikel 10, eerste lid, van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990 luidt als volgt:
“Andere bestuurders dan die genoemd in de artikelen 5 tot en met 8 gebruiken de rijbaan. Deze bestuurders en voetgangers die een aanhangwagen voortbewegen die kennelijk bestemd is om door een motorvoertuig te worden voortbewogen, mogen voor het parkeren van hun voertuig tevens andere weggedeelten gebruiken, behalve het trottoir, het voetpad, het fietspad, het fiets/bromfietspad of het ruiterpad.”
11. Uit voormelde bepalingen volgt dat, in bepaalde gevallen, de berm een weggedeelte is waar geparkeerd mag worden. Van belang is derhalve hoe de plaats waar het voertuig van de betrokkene stond geparkeerd, zich voordoet. Het hof is van oordeel dat de plaats waar het voertuig van de betrokkene stond, zoals aangeduid onder 5., niet kan worden aangemerkt als een park of plantsoen of een van gemeentewege aangelegde beplanting of groenstrook. De betreffende smalle grasstrook doet zich voor als een tot de weg behorende berm. Dat tussen de rijbaan en de grasstrook een verlaagde stoepband is gelegen, maakt de berm niet tot groenstrook. Dat geldt ook voor de omstandigheid dat de gemeente deze strook heeft aangelegd en onderhoudt, nu ook bermen door de gemeente plegen te worden aangelegd en onderhouden. Dat brengt mee dat het de betrokkene was toegestaan daar te parkeren en dat de onder 1. genoemde gedraging niet is verricht. Dit betekent dat de inleidende beschikking geen stand kan houden en dat het tot zekerheid gestelde bedrag aan de betrokkene dient te worden gerestitueerd. Het hof zal beslissen als hierna vermeld.

De beslissing

Het gerechtshof:
vernietigt de beslissing van de kantonrechter;
verklaart het beroep gegrond;
vernietigt de beslissing van de officier van justitie, alsmede de beschikking waarbij onder voormeld CJIB-nummer de administratieve sanctie is opgelegd;
bepaalt dat hetgeen door de betrokkene op de voet van artikel 11 van de Wahv tot zekerheid is gesteld door de advocaat-generaal wordt gerestitueerd.
Dit arrest is gewezen door mr. Sekeris, in tegenwoordigheid van mr. Lageveen als griffier en op een openbare zitting uitgesproken.