ECLI:NL:RVS:2024:4016

Raad van State

Datum uitspraak
7 oktober 2024
Publicatiedatum
4 oktober 2024
Zaaknummer
202402165/1/V2
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen afwijzing verblijfsvergunning asiel

In deze zaak gaat het om het hoger beroep van een vreemdeling tegen de afwijzing van zijn aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. De aanvraag werd op 28 december 2023 afgewezen. De vreemdeling, vertegenwoordigd door mr. H. Loth, heeft tegen deze afwijzing beroep aangetekend bij de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Arnhem. De rechtbank verklaarde op 3 april 2024 het beroep ongegrond. De vreemdeling heeft vervolgens hoger beroep ingesteld bij de Raad van State.

De vreemdeling betoogt dat de minister onvoldoende rekening heeft gehouden met zijn individuele omstandigheden bij de toepassing van artikel 15, onderdeel c, van de Kwalificatierichtlijn. De Raad van State oordeelt dat de minister inderdaad de persoonlijke omstandigheden van de vreemdeling moet betrekken, maar constateert dat de vreemdeling geen relevante individuele omstandigheden heeft aangevoerd die niet door de minister zijn meegenomen.

Het hoger beroep wordt ongegrond verklaard en de uitspraak van de rechtbank wordt bevestigd. De minister hoeft geen proceskosten te vergoeden. De uitspraak is gedaan door de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, onder leiding van mr. C.M. Wissels, en is openbaar uitgesproken op 7 oktober 2024.

Uitspraak

202402165/1/V2.
Datum uitspraak: 7 oktober 2024
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van:
[de vreemdeling],
appellant,
tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Arnhem, van 3 april 2024 in zaak nr. NL24.72 in het geding tussen:
de vreemdeling
en
de minister van Asiel en Migratie.
Procesverloop
Bij besluit van 28 december 2023 heeft de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid een aanvraag van de vreemdeling om hem een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd te verlenen, afgewezen.
Bij uitspraak van 3 april 2024 heeft de rechtbank het daartegen door de vreemdeling ingestelde beroep ongegrond verklaard.
Tegen deze uitspraak heeft de vreemdeling, vertegenwoordigd door mr. H. Loth, advocaat in Amsterdam, hoger beroep ingesteld.
Overwegingen
1.       De vreemdeling betoogt in de enige grief tevergeefs dat de minister zijn individuele omstandigheden onvoldoende heeft betrokken bij de toepassing van artikel 15, onderdeel c, van de Kwalificatierichtlijn. In de uitspraak van 17 juli 2024, ECLI:NL:RVS:2024:2927, heeft de Afdeling geoordeeld dat de minister bij de toepassing van artikel 15, onderdeel c, van de Kwalificatierichtlijn, ook de persoonlijke omstandigheden en individuele situatie van de vreemdeling moet betrekken, als die vreemdeling afkomstig is uit een land of regio waar willekeurig geweld is in het kader van een gewapend conflict en waarin de situatie niet dusdanig is dat eenieder alleen al door zijn aanwezigheid een reëel risico loopt op ernstige schade. De vreemdeling heeft echter geen individuele omstandigheden naar voren gebracht die door de minister onvoldoende bij die toepassing zijn betrokken.
1.1.    Wat de vreemdeling verder in zijn hogerberoepschrift aanvoert, leidt ook niet tot vernietiging van de uitspraak van de rechtbank. Dit oordeel hoeft niet verder te worden gemotiveerd. De reden daarvoor is dat het hogerberoepschrift geen vragen bevat die in het belang van de rechtseenheid, de rechtsontwikkeling of de rechtsbescherming in algemene zin beantwoord moeten worden (artikel 91, tweede lid, van de Vw 2000).
2.       Het hoger beroep is ongegrond. De uitspraak van de rechtbank wordt bevestigd. De minister hoeft geen proceskosten te vergoeden.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
bevestigt de aangevallen uitspraak.
Aldus vastgesteld door mr. C.M. Wissels, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. E.L. Iedema, griffier.
w.g. Wissels
lid van de enkelvoudige kamer
w.g. Iedema
griffier
Uitgesproken in het openbaar op 7 oktober 2024
1021