ECLI:NL:RBDHA:2024:5213

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
3 april 2024
Publicatiedatum
12 april 2024
Zaaknummer
NL24.72
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing asielaanvraag van Somalische eiser met zwaar inreisverbod

In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag op 3 april 2024, wordt het beroep van een Somalische eiser tegen de afwijzing van zijn asielaanvraag beoordeeld. De eiser, die in Nederland verblijft sinds zijn kindertijd, heeft op 6 maart 2023 een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid heeft deze aanvraag op 28 december 2023 afgewezen als kennelijk ongegrond, met een inreisverbod van tien jaar opgelegd. De rechtbank behandelt het beroep en concludeert dat de staatssecretaris de afwijzing terecht heeft gedaan. De rechtbank stelt vast dat de staatssecretaris voldoende rekening heeft gehouden met de algemene veiligheidssituatie in Mogadishu en dat de eiser niet aannemelijk heeft gemaakt dat hij bij terugkeer in Somalië een reëel risico loopt op ernstige schade. De rechtbank oordeelt dat de staatssecretaris de individuele omstandigheden van de eiser niet heeft genegeerd, maar dat deze omstandigheden niet leiden tot een ander oordeel over de veiligheidssituatie in Mogadishu. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond en bevestigt de afwijzing van de asielaanvraag en het opgelegde inreisverbod.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Zittingsplaats Arnhem
Bestuursrecht
zaaknummer: NL24.72

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 3 april 2024 in de zaak tussen

[eiser], v-nummer: [nummer], eiser

(gemachtigde: mr. H. Loth),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid

(gemachtigde: mr. S.J. de Vries).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen de afwijzing van zijn asielaanvraag. Eiser stelt van Somalische nationaliteit te zijn en te zijn geboren op
[geboortedatum] 1990. Hij heeft op 6 maart 2023 een aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd ingediend. De staatssecretaris heeft met het bestreden besluit van 28 december 2023 deze aanvraag afgewezen als kennelijk ongegrond.
1.1.
De rechtbank heeft het beroep, samen met de zaak met zaaknummer NL24.73, op 1 maart 2024 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiser, de gemachtigde van eiser en de gemachtigde van de staatssecretaris.

Beoordeling door de rechtbank

2. De rechtbank beoordeelt de afwijzing van de asielaanvraag van eiser. Zij doet dat aan de hand van de beroepsgronden van eiser.
3. Het beroep is ongegrond
.Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
Het asielrelaas
4. Eiser legt aan zijn asielaanvraag het volgende ten grondslag. Eiser is op jonge leeftijd uit Somalië vertrokken en heeft van 2004 tot 2019 een verblijfsvergunning gehad in Nederland. Deze verblijfsvergunning is bij besluit van 5 december 2019 ingetrokken, omdat eiser meerdere malen onherroepelijk is veroordeeld voor het plegen van misdrijven. Daarbij is aan eiser ook een inreisverbod opgelegd van twee jaren. Op 6 maart 2023 heeft eiser opnieuw asiel aangevraagd in Nederland. Eiser wil niet naar Somalië terugkeren, omdat hij daar niet van dezelfde vrijheden kan genieten als in Nederland, zijn kinderen en familie hier verblijven, een sociaal netwerk voor hem in Mogadishu ontbreekt en hij in Mogadishu vanwege willekeurig geweld vreest voor zijn veiligheid.

Het bestreden besluit

5. De staatssecretaris stelt zich op het standpunt dat de verklaringen van eiser over zijn identiteit, nationaliteit en herkomst geloofwaardig zijn. Eiser heeft echter niet aannemelijk gemaakt dat hij bij terugkeer naar Somalië, in het bijzonder Mogadishu, terecht zal komen in een situatie als bedoeld in artikel 3 van het EVRM. De staatssecretaris concludeert daarom dat de asielaanvraag wordt afgewezen als kennelijk ongegrond. Ook is een inreisverbod van tien jaren opgelegd.
Heeft de staatssecretaris bij de beoordeling van het risico op ernstige schade voldoende rekening gehouden met eisers individuele omstandigheden?
6. Eiser betoogt dat terugkeer naar Mogadishu gevaarlijk is en dat de staatssecretaris bij de beoordeling van het risico op ernstige schade onvoldoende rekening heeft gehouden met zijn individuele omstandigheden zoals die naar voren zijn gekomen in het nader gehoor. De gemachtigde van eiser heeft op de zitting toegelicht dat eiser op jonge leeftijd naar Nederland is verhuisd en dat hij geen sociaal netwerk heeft in Somalië. Eiser zal eenvoudig herkenbaar zijn als terugkeerder uit een westers land en daardoor gevaar lopen. Eiser wijst ter onderbouwing op het Algemeen Ambtsbericht Somalië van juni 2023. Daarnaast zijn in de zienswijze verschillende bronnen aangehaald waaruit blijkt dat een terugkeer naar Mogadishu in strijd is met artikel 3 van het EVRM. [1] De staatssecretaris gaat hier in het bestreden besluit ten onrechte niet op in, maar verwijst alleen naar een uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (Afdeling) van 16 maart 2023 [2] .
6.1.
Eisers betoog slaagt niet. De rechtbank stelt voorop dat tussen partijen niet in geschil is dat in Mogadishu geen sprake is van een situatie dat de mate van geweld in Mogadishu zo ernstig is dat sprake is van een situatie waarbij een (willekeurige) burger alleen door zijn aanwezigheid in die stad een reëel risico loopt op een ernstige en individuele bedreiging van zijn leven of persoon. Eiser betoogt dat van zo’n situatie voor hém, gelet op zijn individuele omstandigheden en tegen de achtergrond van de algemene veiligheidssituatie in Mogadishu, wel sprake is. [3] De staatssecretaris heeft eisers individuele omstandigheden onvoldoende in zijn beoordeling betrokken.
6.2.
De staatssecretaris stelt zich terecht op het standpunt dat eiser niet aannemelijk heeft gemaakt dat hij door zijn individuele omstandigheden en tegen de achtergrond van de algemene veiligheidssituatie in Mogadishu, bij terugkeer een reëel risico loopt op ernstige schade. De staatssecretaris heeft de beoordeling van het risico verricht aan de hand van de persoonlijke kenmerken van eiser, zijn individuele omstandigheden en wat eiser verder heeft aangevoerd. Dit alles bezien in het licht van de algemene veiligheidssituatie. De staatssecretaris heeft in het voornemen namelijk overwogen dat uit eisers verklaringen en overige informatiegegevens niet blijkt dat sprake is van persoonlijke of individuele omstandigheden waaruit volgt dat er voor hem een reëel risico op ernstige schade is. In de zienswijze heeft eiser erop gewezen dat hij tot zijn tiende levensjaar in Somalië heeft gewoond en daar geen netwerk heeft om op terug te vallen. De staatssecretaris heeft daarover in het bestreden besluit terecht overwogen dat zonder nadere toelichting, en die ontbreekt, niet valt in te zien waarom het ontbreken van een sociaal netwerk in Mogadishu leidt tot een reëel risico op ernstige schade. Uit het algemeen ambtsbericht van de minister van Buitenlandse Zaken over Somalië van juni 2023 (ambtsbericht) volgt ook niet dat het ontbreken van een sociaal netwerk leidt tot of bijdraagt aan het ontstaan van een reëel risico op ernstige schade. Dat geldt ook voor een terugkeer na verblijf in een westers land. Dat terugkeerders moeite kunnen hebben met integreren of kwetsbaar zijn voor bijvoorbeeld afpersing of overvallen is daarvoor onvoldoende. [4] Op de zitting heeft de staatssecretaris nog verder toegelicht dat eiser ook niet heeft onderbouwd dat een sociaal netwerk voor hem in Mogadishu ontbreekt.
6.3.
De door eiser in de zienswijze aangehaalde bronnen maken het oordeel niet anders. De staatssecretaris heeft het bestreden besluit terecht overwogen dat de manier waarop in de zienswijze naar de bronnen wordt verwezen onvoldoende is. De staatssecretaris stelt zich terecht op het standpunt dat eiser niet heeft toegelicht of onderbouwd welke informatie op zijn persoonlijke situatie van toepassing is. De staatssecretaris heeft daarnaast echter ook overwogen en voldoende toegelicht dat de bronnen zijn standpunt niet anders maken. De staatssecretaris heeft verwezen naar de uitspraak van de Afdeling van 16 maart 2023 [5] en de uitspraak van deze rechtbank van 12 oktober 2023 [6] waarin de meeste van de aangehaalde bronnen zijn meegewogen en heeft toegelicht dat de bronnen waarnaar eiser verwijst niet tot de conclusie leiden dat in Mogadishu sprake is van een 15c-situatie.
Heeft de staatssecretaris terecht en voldoende gemotiveerd aan eiser een inreisverbod voor de duur van 10 jaren opgelegd?
7. Eiser betoogt dat de staatssecretaris onzorgvuldig heeft gehandeld door eiser niet te horen ten aanzien van het voornemen om hem een zwaar inreisverbod op te leggen. Volgens informatiebericht 2023/50 [7] (hierna: IB 2023/50) had dit wel moeten gebeuren. Uit de motivering van de staatssecretaris blijkt niet duidelijk waar het inreisverbod op gebaseerd is. Daarnaast betoogt eiser dat geen actuele toetsing heeft plaatsgevonden aan de Europese openbare orde criteria.
7.1.
Dit betoog slaagt niet. Uit IB 2023/50 blijkt dat het niet noodzakelijk, maar wel wenselijk is om de vreemdeling te horen over zijn antecedenten, zodat de vreemdeling geconfronteerd kan worden met de mogelijke gevolgen en zijn bezwaren naar voren kan brengen. Eiser is in het nader gehoor bevraagd over de reden van zijn detentie. Vervolgens is er een voornemen uitgebracht waarin de staatssecretaris overweegt dat aan eiser een zwaar inreisverbod wordt opgelegd omdat hij volgens het Europees openbare orde criterium een actueel gevaar vormt voor de openbare orde. De staatssecretaris heeft daarbij uitgebreid toegelicht waarom hiervan sprake is. Eiser is veroordeeld voor drie jaren gevangenisstraf voor het plegen van een zedenmisdrijf op een minderjarig kind. Hij heeft dat strafbare feit gepleegd op 22 december 2019. Dat is enkele dagen nadat eiser bij besluit van 5 december 2019 heeft vernomen dat zijn rechtmatige verblijfstatus wordt ingetrokkene vanwege diverse inbreuken op de openbare orde (zie onder 4). Het feit dat eiser enige tijd op de hoogte was van de situatie omtrent zijn rechtmatig verblijf in Nederland dat in verband werd gebracht met openbare ordeaspecten, zo licht de staatssecretaris verder toe, heeft niet geleid tot enige positieve gedragsveranderingen. De staatssecretaris heeft daarnaast gewezen op een brief van de burgemeester van [plaats] van 23 maart 2023 waarin eiser vanwege zijn laatste delicten wordt omschreven als een hoog risico voor de openbare orde en veiligheid in [plaats]. En de staatssecretaris heeft erop gewezen dat in het eerdere (in rechte vaststaande) intrekkingsbesluit van 5 december 2019 is overwogen dat het inreisverbod geen inmenging op eisers familieleven oplevert omdat er geen sprake is van een beschermingswaardig familieleven en dat ook zijn persoonlijk belang bij het hebben van een privéleven niet opweegt tegen het zwaarwegend belang van de Nederlandse Staat dat gediend is met een veilige samenleving en openbare orde. Eiser is vervolgens in de gelegenheid gesteld om hierop in de zienswijze te reageren, maar heeft toen alleen naar voren gebracht dat de handelswijze van de staatssecretaris onzorgvuldig is zonder dit verder toe te lichten of te onderbouwen. Eiser is hiermee voldoende in de gelegenheid gesteld om zijn bezwaren tegen het inreisverbod naar voren te brengen en had hier niet nader over gehoord hoeven worden. De staatssecretaris heeft hem, gelet op de toelichting in het voornemen, terecht een zwaar inreisverbod opgelegd. De beroepsgrond slaagt niet.

Conclusie en gevolgen

8. Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat de staatssecretaris de asielaanvraag van eiser terecht heeft afgewezen als kennelijk ongegrond. Voor een proceskostenvergoeding bestaat geen aanleiding.
Beslissing
De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.M. Emaus, rechter, in aanwezigheid van
mr. T.M.T. Brandsma, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
Informatie over hoger beroep
Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met de uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen 1 week na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Algemeen Ambtsbericht van Somalië van maart 2020; Algemeen Ambtsbericht Somalië van december 2021; rapport van de UN Security Council van 6 oktober 2021; Country Guidance: Somalia van EUAA van juni 2022; Somalia and al-Shabab: The struggle to defeat the militants van BBC News van 24 augustus 2022; International Protection Considerations with Regard to People Fleeing Somalia van het UN Office of the High Commisioner for Human Rights van september 2022; een bericht van Human Rights Watch van 1 november 2022; Somalia: Türk decries steep rise in civilian casualties amid surge in Al Shabaab attacks van het UN Office of the High Commisioner for Human Rights van 14 november 2022; Somalia: Security Situation van het European Union Agency for Asylum van februari 2023; 2022 Country Reports on Human Rights Practices van het US Department of State van 20 maart 2023; Amnesty International Report 2022/23: The state of the world’s human rights van Amnesty International van 27 maart 2023; Somalia: Al-Shabaab Regains Lost Territories as Tax Dispute Halts Counter-Insurgency Operation van Armed Conflict Location & Event Data Project (ACLED) van 2 juni 2023; Salafi-Jihadi Movement Weekly Update van het Institute for the Study of War van 15 juni 2023; Country Guidance: Somalia van het European Union Agency for Asylum (EUAA) van augustus 2023.
2.ABRvS 16 maart 2023, ECLI:NL:RVS:2023:1067.
3.Zie het arrest van het Hof van Justitie van 9 november 2023, ECLI:EU:C:2023:843.
4.Zie ambtsbericht, p. 76 en 77.
7.IB 2023/50 Omgaan met criminele antecedenten (openbare orde) binnen de asiel- en de nareisprocedure, paragraaf 4.1.2.