ECLI:NL:RVS:2024:3716
Raad van State
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep van vreemdeling tegen overplaatsing naar Handhavings- en Toezichtlocatie
In deze zaak gaat het om het hoger beroep van een vreemdeling tegen een besluit van het COA, waarbij de vreemdeling op 6 maart 2023 werd overgeplaatst naar de Handhavings- en Toezichtlocatie te Hoogeveen. Tevens werd de vreemdeling een vrijheidsbeperkende maatregel opgelegd door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. De rechtbank Den Haag, zittingsplaats Groningen, verklaarde op 25 april 2023 de beroepen van de vreemdeling ongegrond. De vreemdeling, vertegenwoordigd door mr. L.J. Meijering, heeft tegen deze uitspraak hoger beroep ingesteld.
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft op 17 september 2024 uitspraak gedaan. In de overwegingen werd vastgesteld dat de argumenten van de vreemdeling geen aanleiding gaven om het hoger beroep in behandeling te nemen, aangezien er geen sprake was van een onterecht proces. De Afdeling oordeelde dat het hoger beroep geen nieuwe rechtsvragen bevatte die niet eerder waren beantwoord, en bevestigde de uitspraak van de rechtbank in zoverre. De beslissing werd genomen door mr. J.J.W.P. van Gastel, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. A.M.L. Hanrath, griffier. De uitspraak werd openbaar uitgesproken op dezelfde datum.