ECLI:NL:RVS:2024:3610

Raad van State

Datum uitspraak
5 september 2024
Publicatiedatum
5 september 2024
Zaaknummer
202404471/1/V2
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen afwijzing verblijfsvergunning asiel voor vreemdeling

Op 5 september 2024 heeft de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State uitspraak gedaan in een hoger beroep van de minister van Asiel en Migratie tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Den Haag. De zaak betreft de afwijzing van een aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, gedaan op 13 mei 2024. De rechtbank had op 11 juli 2024 het beroep van de vreemdeling gegrond verklaard en de staatssecretaris opgedragen een nieuw besluit te nemen, met inachtneming van de uitspraak. De minister heeft hiertegen hoger beroep ingesteld.

In de uitspraak van de Raad van State werd geoordeeld dat de minister in zijn beleid, zoals neergelegd in de Vreemdelingencirculaire 2000, een juiste bewijslastverdeling hanteert voor vreemdelingen met de Syrische nationaliteit die na een eerder vertrek uit Syrië opnieuw naar dat land zijn gereisd. Dit oordeel leidde tot de conclusie dat het hoger beroep gegrond is. De Raad van State heeft de uitspraak van de rechtbank vernietigd en de zaak terugverwezen naar de rechtbank voor verdere behandeling, waarbij de rechtbank de onbesproken gronden van beroep alsnog moet bespreken. De minister hoeft geen proceskosten te vergoeden.

De uitspraak is gedaan door mr. J.J.W.P. van Gastel, lid van de enkelvoudige kamer, in aanwezigheid van griffier mr. N. Tibold. De uitspraak is openbaar uitgesproken op 5 september 2024.

Uitspraak

202404471/1/V2.
Datum uitspraak: 5 september 2024
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: de Awb) op het hoger beroep van:
de minister van Asiel en Migratie,
appellant,
tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag van 11 juli 2024 in zaak nr. NL24.20868 in het geding tussen:
[de vreemdeling]
en
de minister.
Procesverloop
Bij besluit van 13 mei 2024 heeft de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid een aanvraag van de vreemdeling om haar een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd te verlenen, afgewezen.
Bij uitspraak van 11 juli 2024 heeft de rechtbank het daartegen door de vreemdeling ingestelde beroep gegrond verklaard, dat besluit vernietigd en bepaald dat de staatssecretaris een nieuw besluit op de aanvraag neemt met inachtneming van de uitspraak.
Tegen deze uitspraak heeft de staatssecretaris, nu de minister, hoger beroep ingesteld.
De vreemdeling, vertegenwoordigd door mr. D.W.M. van Erp, advocaat in Utrecht, heeft een schriftelijke uiteenzetting gegeven.
Overwegingen
1.       In de uitspraak van 14 augustus 2024, ECLI:NL:RVS:2024:3175, heeft de Afdeling geoordeeld dat de minister in zijn beleid, neergelegd in paragraaf C7/33.4.4 van de Vc 2000 ten tijde van belang, uitgaat van een juiste bewijslastverdeling in de individuele beoordeling van het reële risico op ernstige schade voor vreemdelingen met de Syrische nationaliteit die na een eerder vertrek uit Syrië opnieuw naar en van dat land zijn gereisd, de zogenoemde teruggekeerde Syriërs. Dit betekent dat de grief slaagt.
2.       Het hoger beroep is gegrond. De uitspraak van de rechtbank wordt vernietigd. De Afdeling wijst de zaak naar de rechtbank terug om door haar te worden behandeld, waarbij zij het oordeel van de Afdeling in deze uitspraak in acht neemt (artikel 8:115, eerste lid, aanhef en onder b, van de Awb). Dit betekent dat de rechtbank de onder 6.3 van haar uitspraak onbesproken gelaten gronden van beroep alsnog moet bespreken. De minister hoeft geen proceskosten te vergoeden.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
I.        verklaart het hoger beroep gegrond;
II.       vernietigt de uitspraak van de rechtbank Den Haag van 11 juli 2024 in zaak nr. NL24.20868;
III.      wijst de zaak naar de rechtbank terug.
Aldus vastgesteld door mr. J.J.W.P. van Gastel, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. N. Tibold, griffier.
w.g. Van Gastel
lid van de enkelvoudige kamer
w.g. Tibold
griffier
Uitgesproken in het openbaar op 5 september 2024
853-1048