ECLI:NL:RVS:2024:3610
Raad van State
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep tegen afwijzing verblijfsvergunning asiel voor vreemdeling
Op 5 september 2024 heeft de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State uitspraak gedaan in een hoger beroep van de minister van Asiel en Migratie tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Den Haag. De zaak betreft de afwijzing van een aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, gedaan op 13 mei 2024. De rechtbank had op 11 juli 2024 het beroep van de vreemdeling gegrond verklaard en de staatssecretaris opgedragen een nieuw besluit te nemen, met inachtneming van de uitspraak. De minister heeft hiertegen hoger beroep ingesteld.
In de uitspraak van de Raad van State werd geoordeeld dat de minister in zijn beleid, zoals neergelegd in de Vreemdelingencirculaire 2000, een juiste bewijslastverdeling hanteert voor vreemdelingen met de Syrische nationaliteit die na een eerder vertrek uit Syrië opnieuw naar dat land zijn gereisd. Dit oordeel leidde tot de conclusie dat het hoger beroep gegrond is. De Raad van State heeft de uitspraak van de rechtbank vernietigd en de zaak terugverwezen naar de rechtbank voor verdere behandeling, waarbij de rechtbank de onbesproken gronden van beroep alsnog moet bespreken. De minister hoeft geen proceskosten te vergoeden.
De uitspraak is gedaan door mr. J.J.W.P. van Gastel, lid van de enkelvoudige kamer, in aanwezigheid van griffier mr. N. Tibold. De uitspraak is openbaar uitgesproken op 5 september 2024.