ECLI:NL:RBDHA:2024:11088

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
11 juli 2024
Publicatiedatum
18 juli 2024
Zaaknummer
NL24.20868 en NL24.20869
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Asielaanvraag van Syrische eiseres met terugkeer vanuit Egypte naar Syrië en risico op ernstige schade

In deze uitspraak beoordeelt de Rechtbank Den Haag het beroep van een Syrische eiseres tegen de afwijzing van haar asielaanvraag door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. Eiseres, die in Egypte verbleef, heeft op 17 december 2023 een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel. De staatssecretaris heeft deze aanvraag op 13 mei 2024 afgewezen als kennelijk ongegrond. De rechtbank heeft het beroep op 18 juni 2024 behandeld, waarbij eiseres en haar gemachtigde aanwezig waren, evenals de gemachtigde van de staatssecretaris en een tolk. Eiseres stelt dat zij vreest voor vervolging door de Syrische autoriteiten en dat zij bij terugkeer naar Syrië een reëel risico op ernstige schade loopt.

De rechtbank oordeelt dat de staatssecretaris onvoldoende heeft gemotiveerd waarom eiseres bij terugkeer naar Syrië vanuit Nederland geen reëel risico loopt. De rechtbank verwijst naar het algemene uitgangspunt dat Syrische asielzoekers bij terugkeer naar Syrië een verhoogd risico op ernstige schade lopen. De rechtbank concludeert dat de staatssecretaris niet voldoende heeft aangetoond dat eiseres een uitzondering op dit uitgangspunt zou zijn. Daarom is het beroep gegrond verklaard en het besluit van de staatssecretaris vernietigd. De rechtbank draagt de staatssecretaris op om binnen zes weken een nieuw besluit te nemen, rekening houdend met deze uitspraak. Eiseres krijgt ook een proceskostenvergoeding van € 1.750,- toegewezen.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Bestuursrecht
zaaknummers: NL24.20868 (beroep) en NL24.20869 (voorlopige voorziening)
uitspraak van de enkelvoudige kamer en de voorzieningenrechter in de zaak tussen

[eiseres] , V-nummer: [v-nummer] eiseres/verzoekster (hierna: eiseres)

(gemachtigde: mr. L.J. Meijering)
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

(gemachtigde: D. Schilder)

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiseres tegen de afwijzing van haar aanvraag en beoordeelt de voorzieningenrechter het verzoek om een voorlopige voorziening van eiseres. Eiseres heeft op 17 december 2023 een aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd ingediend. Verweerder heeft deze aanvraag met het bestreden besluit van 13 mei 2024 afgewezen als kennelijk ongegrond. [1]
1.1.
De rechtbank heeft het beroep op 18 juni 2024 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiseres, de gemachtigde van eiseres, S.L.A. El Sayed als tolk en de gemachtigde van verweerder.

Beoordeling door de rechtbank

Waar gaat deze zaak over?
2. Eiseres heeft de Syrische nationaliteit en is geboren op [geboortedatum] 2003. Eiseres stelt dat ze in verband met de algemene veiligheid van Syrië vreest voor vervolging door de Syrische autoriteiten. Verder is in deze zaak nog relevant dat eiseres samen met haar echtgenoot in 2023 voor ongeveer acht maanden (illegaal) in Egypte verbleef. Zij hebben daar een verblijfsvergunning voor werken of studie aangevraagd, maar deze zijn door de Egyptische autoriteiten afgewezen. Daarom zijn eiseres en haar echtgenoot teruggekeerd naar Syrië. Daar heeft eiseres twee maanden verbleven (in Sasa) om papieren te regelen en haar vlucht naar Europa voor te bereiden. Voor de uitreis van Syrië heeft eiseres geld geleend van de vader van haar man.
3. Het asielrelaas van eiser bevat volgens verweerder de volgende relevante elementen:
- Identiteit, nationaliteit en herkomst;
3.1.
De identiteit, nationaliteit en herkomst van eiseres zijn door verweerder als geloofwaardig bevonden. Eiseres heeft bij terugkeer naar Syrië, nadat zij in Egypte verbleef, geen persoonlijke problemen ondervonden. Daarnaast heeft eiseres geen omstandigheden aangevoerd waaruit blijkt dat zij bij terugkeer naar Syrië in de negatieve aandacht van de autoriteiten staat. Volgens verweerder is eiseres geen vluchteling in de zin van het Vluchtelingenverdrag [2] en loopt zij geen reëel risico op ernstige schade in de zin van artikel 3 van het EVRM. [3] Tot slot is een terugkeerbesluit en een inreisverbod voor de duur van twee jaar uitgevaardigd.
Wat vindt eiseres in beroep?
4. Eiseres is het niet eens met het bestreden besluit. Eiseres is na haar verblijf in Egypte niet vrijwillig teruggekeerd naar Syrië. Zij verbleef illegaal in Egypte en kon niet op het geld voor haar uitreis wachten. Zij kon ook niet het huis uit, omdat zij het risico liep opgepakt en gedeporteerd te worden. Zij ging terug naar haar familie, die op dat moment op een – naar zij dacht – een rustige plek verbleven. Dat bleek uiteindelijk niet het geval te zijn en is zij uit Syrië vertrokken. Verder voert eiseres aan dat zij bij een terugkeer naar Syrië een reëel risico op ernstige schade loopt, omdat zij terugkeert uit Nederland. Dit onderbouwt zij met stukken van [naam] , Vluchtelingenwerk Nederland en het Algemeen ambtsbericht Syrië augustus 2023. Er is een verhoogd veiligheidsrisico voor terugkeerders uit het westen. Dat een aantal vreemdelingen probleemloos zijn teruggekeerd, maakt dat volgens eiseres niet anders. Er bestaan ook te veel onduidelijkheden over deze teruggekeerde vreemdelingen. Ook wijst eiseres er op dat zij via Libanon Syrië is ingereisd, wat kan verklaren dat zij weinig tot geen problemen heeft ondervonden bij haar terugkeer. Daarnaast voert eiseres aan dat zij persoonlijke problemen heeft ondervonden na haar tijdelijke terugkeer naar Syrië, want zij is seksueel geïntimideerd. Eiseres heeft hier nooit over verklaard, omdat zij ervan uitging dat haar aanvraag zou worden ingewilligd.
Verder onderkent verweerder onvoldoende dat eiseres ook slachtoffer kan worden van het willekeurige oorlogsgeweld in Syrië. Eiseres verwijst ter onderbouwing naar het EUAA Country of Origin rapport van oktober 2023 en het Algemeen ambtsbericht. Ten onrechte heeft verweerder dit niet betrokken in zijn besluitvorming. Ook heeft verweerder onvoldoende gereageerd op haar stelling dat eiseres niet gedwongen kan worden uitgezet naar Syrië. Ook kan zij niet zelfstandig terugkeren, omdat zij geen geldig paspoort heeft. heeft.
Wat is het oordeel van de rechtbank?
5. De rechtbank zal de beroepsgrond van eiseres over de gestelde seksuele intimidatie na haar terugkeer vanuit Egypte naar Syrië niet beoordelen, omdat eiseres ter zitting heeft bevestigd dat dit geen onderdeel uitmaakt van de huidige procedure. Dit geldt eveneens voor de beroepsgrond dat verweerder onvoldoende heeft erkend dat eiseres in Syrië slachtoffer kan worden van willekeurige oorlogsgeweld.
Een reëel risico op ernstige schade
6.
De rechtbank stelt vast dat uit paragraaf C7/33.4.4. van de Vreemdelingencirculaire 2000 volgt dat voor Syrische asielzoekers als algemeen uitgangspunt geldt dat zij bij terugkeer naar Syrië een reëel risico op ernstige schade lopen en op grond daarvan in aanmerking komen voor subsidiaire bescherming. Dit algemene uitgangspunt geldt onder meer niet als uit individuele feiten en omstandigheden blijkt dat de vreemdeling bij of na terugkeer naar Syrië geen risico (meer) loopt op ernstige schade. Hiervan is volgens het uitzonderingsbeleid in het bijzonder sprake indien betrokkene na een eerder vertrek uit Syrië is teruggereisd naar Syrië. In het informatiebericht 2023/19 worden factoren genoemd die in ieder geval relevant kunnen zijn voor de beoordeling of van het algemeen uitgangspunt kan worden afgeweken. Uit dit informatiebericht volgt ook dat indien sprake is van een dergelijk uitzonderingsgeval de bewijslast uit het algemene beoordelingskader geldt, waardoor het aan de vreemdeling is om aannemelijk te maken dat hij een risico op schending van artikel 3 EVRM te vrezen heeft bij een terugkeer naar Syrië.
Terugkeer naar Syrië vanuit Egypte
6.1
De rechtbank is van oordeel dat verweerder eiseres niet hoeft te volgen in haar stelling dat zij niet vrijwillig is teruggekeerd vanuit Egypte naar Syrië. Verweerder heeft mogen vinden dat niet is gebleken van een noodzaak voor eiseres om destijds naar Syrië terug te keren, omdat zij op dat moment geen andere keus had. Dat eiseres stelt dat zij geen financiële middelen had om te kunnen doorreizen naar Europa en dat zij daardoor naar Syrië moest terugkeren, hoeft verweerder niet te volgen. Verweerder mag vinden dat eiseres niet aannemelijk heeft gemaakt dat zij de financiële ondersteuning (van de vader van haar echtgenoot) – voor zover zij dat daadwerkelijk nodig had - op andere manieren had kunnen verkrijgen dan enkel door terug te keren naar Syrië. Eiseres heeft niet onderbouwd dat zij in Egypte vanwege het illegale verblijf geen bankrekening kon hebben of niet via andere wegen het geld kon krijgen. Verder hoeft verweerder eiseres niet te volgen in haar verklaring dat zij haar huis in Egypte niet kon verlaten, want eiseres heeft ook verklaard dat haar man werkzaam was als taxichauffeur in Egypte. [4]
Terugkeer naar Syrië vanuit Nederland
6.2
De rechtbank is van oordeel dat verweerder onvoldoende heeft gemotiveerd waarom eiseres bij een terugkeer naar Syrië vanuit Nederland niet een reëel risico op ernstige schade loopt. De rechtbank stelt voorop dat het – gezien het algemeen uitgangspunt genoemd in overweging 6. – aan verweerder is om voldoende en deugdelijk te motiveren dat eiseres dit risico niet loopt bij een terugkeer vanuit Nederland. Uit paragraaf 10.12 van het Algemeen ambtsbericht [5] volgt weliswaar dat een aantal Syriërs die vanuit het westen terugkeren naar Syrië geen problemen hebben ondervonden met de Syrische autoriteiten, maar daaruit blijkt ook dat Syriërs die terugkeren uit een westers land algemeen gezien een verhoogd veiligheidsrisico lopen. Verweerder erkent dat ook, maar stelt zich op het standpunt dat er onvoldoende aanleiding is om aan te nemen dat eiseres - anders dan voorheen - nu wel problemen zou krijgen met de Syrische autoriteiten. Hiermee miskent verweerder dat eiseres ditmaal uit een ander - westers - land terugkeert naar Syrië. Uit de stukken die eiseres heeft ingebracht, concludeert de rechtbank dat niet kan worden uitgesloten dat Nederland door de Syrische autoriteiten als vijandig land wordt beschouwd. Verweerder heeft de inhoud van deze stukken met zijn verwijzing naar het Algemeen ambtsbericht onvoldoende weersproken. De conclusie is daarom dat de staatssecretaris onvoldoende heeft gemotiveerd waarom er voor eiseres een uitzondering geldt op het algemene uitgangspunt dat Syriërs bij terugkeer een reëel risico op ernstige schade lopen.
6.3
Het beroep is reeds hierom gegrond. De staatssecretaris heeft de aanvraag van eiseres daarom ten onrechte afgewezen als ongegrond. Aan de bespreking van de overige beroepsgronden, die eiseres in dit verband heeft aangevoerd, komt de rechtbank niet meer toe.

Conclusie en gevolgen

6.4
Het beroep is gegrond, omdat aan het bestreden besluit een motiveringsgebrek kleeft. De rechtbank vernietigt daarom het bestreden besluit. De rechtbank ziet geen reden om de rechtsgevolgen van het besluit in stand te laten of zelf een beslissing te nemen. Ook draagt de rechtbank niet aan de staatssecretaris op om het gebrek te herstellen met een betere motivering of een ander besluit (een zogenoemde bestuurlijke lus). Dit omdat dit volgens de rechtbank geen doelmatige en efficiënte manier is om de zaak af te doen.
6.5
De rechtbank bepaalt met toepassing van artikel 8:72, vierde lid, van de Algemene wet bestuursrecht dat de staatssecretaris een nieuw besluit moet nemen en daarbij rekening houdt met deze uitspraak. De rechtbank geeft de staatssecretaris hiervoor zes weken.
6.6 Nu er uitspraak is gedaan in het beroep en er niet langer sprake is van connexiteit [6] , wordt het verzoek om een voorlopige voorziening niet-ontvankelijk verklaard.
6.7
Omdat het beroep gegrond is, krijgt eiseres een vergoeding van haar proceskosten. De staatssecretaris moet deze vergoeding betalen. Deze vergoeding bedraagt € 1.750,- omdat de gemachtigde van eiseres een beroepschrift heeft ingediend en aan de zitting heeft deelgenomen. Verder zijn er geen kosten gemaakt die vergoed kunnen worden.
.

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart het beroep gegrond;
  • vernietigt het besluit van 13 mei 2024;
  • draagt de staatssecretaris op binnen zes weken na de dag van verzending van deze uitspraak een nieuw besluit te nemen op de aanvraag, waarbij rekening wordt gehouden met deze uitspraak;
  • veroordeelt de staatssecretaris tot betaling van € 1.750,- aan proceskosten aan eiseres.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M. Garabitian, (voorzieningen)rechter, in aanwezigheid van N. Bagheri, griffier.
De beslissing is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
Informatie over hoger beroep
Een partij die het niet eens is met deze uitspraak op het beroep, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen één week na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.
Tegen de uitspraak op het verzoek om een voorlopige voorziening staat geen hoger beroep of verzet open.

Voetnoten

1.Op grond van art 31, eerste lid Vw en art. 30b eerste lid, aanhef en onder c Vw
2.Verdrag betreffende de status van vluchtelingen.
3.Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden.
4.Verslag gehoor aanmeldfase, p. 7.
5.Algemeen Ambtsbericht Syrië augustus 2023.
6.Op grond van artikel 8:81 en 8:83, derde lid, van de Awb