202401793/1/A2
Datum uitspraak: 4 september 2024
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak in het geding tussen:
[appellant], wonend in [woonplaats],
appellant,
en
het college van bestuur van Noorderpoort (hierna: het CvB),
verweerder.
Procesverloop
Bij beslissing van 15 november 2023 heeft het CvB aan [appellant] meegedeeld dat hij per 15 november 2023 definitief van Noorderpoort is verwijderd en dat hij per 1 december 2023 zal worden uitgeschreven.
[appellant] heeft zich in december 2023 ingeschreven voor de opleiding Persoonlijk begeleider maatschappelijke zorg - BOL -vt bij Noorderpoort.
Bij beslissing van 20 december 2023 heeft de toelatingscommissie Noorderpoort Gezondheidszorg en Welzijn aan [appellant] meegedeeld dat hij niet toelaatbaar is voor deze opleiding, gelet op zijn eerdere verwijdering van Noorderpoort.
[appellant] heeft op 15 januari 2024 bezwaar gemaakt tegen de beslissingen van 15 november 2023 en 20 december 2023.
Bij beslissing van 12 februari 2024 heeft het CvB het bezwaar tegen de beslissing van 15 november 2023 niet-ontvankelijk verklaard.
Bij beslissing van 12 februari 2024 heeft het CvB het bezwaar tegen de beslissing van 20 december 2023 gegrond verklaard. Bij nadere beslissing van dezelfde datum heeft het CvB de weigering van de toelating gehandhaafd met een aanvulling van de motivering. Deze beslissingen vormen tezamen de in heroverweging op het bezwaar genomen beslissing.
Tegen deze beslissingen heeft [appellant] beroep ingesteld.
Het CvB heeft een verweerschrift ingediend.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 14 juni 2024, waar [appellant], vertegenwoordigd door mr. P. Zoeten, advocaat te Groningen, en het CvB, vertegenwoordigd door mr. J.J.J. Heeringa, zijn verschenen. Tevens zijn verschenen [persoon A] en [persoon B], ouders van [appellant], en [studieloopbaanbegeleider].
Overwegingen
Inleiding
1. [appellant] heeft zich voor studiejaar 2022-2023 ingeschreven voor de mbo-opleiding Biologisch-medisch analist bij Noorderpoort. In het eerste studiejaar is hij voor vijf dagen geschorst vanwege zijn gedrag. Noorderpoort heeft deze schorsing vervolgens verlengd met vijf dagen. Reden hiervoor was dat [appellant] de zorgen omtrent zijn gedrag tijdens het gesprek naar aanleiding van de eerste vijf dagen schorsing niet heeft weggenomen en er in de tussentijd nieuwe incidenten hebben plaatsgevonden. Omdat duidelijk werd dat [appellant] erbij gebaat zou zijn is daarna begeleiding op gang gebracht, wat ook gezorgd heeft voor verbetering in zijn gedrag. In september en oktober 2023 hebben zich wederom incidenten voorgedaan. [appellant] en zijn ouders zijn in het licht daarvan uitgenodigd voor een gesprek op 20 oktober 2023. Doel van het gesprek was om de situatie te bespreken en afspraken te maken. Noorderpoort heeft de gemaakte afspraken opgenomen in een addendum op de Onderwijsovereenkomst, dat [appellant] op 22 oktober 2023 digitaal heeft ondertekend. Los van de gemaakte afspraken is in het addendum opgenomen dat de verwijderingsprocedure zal worden gestart als [appellant] zich niet aan de afspraken houdt. Op 30 oktober 2023 heeft [appellant] volgens Noorderpoort drie van de vier afspraken overtreden. Bij beslissing van 15 november 2023 is daarom aan [appellant] meegedeeld dat hij per 15 november 2023 definitief van Noorderpoort wordt verwijderd en dat hij per 1 december 2023 zal worden uitgeschreven.
1.1. [appellant] heeft zich aanvankelijk bij deze verwijdering neergelegd, omdat hem naar eigen zeggen is toegezegd dat de verwijdering van de opleiding hem niet zou beletten zich voor een andere opleiding bij Noorderpoort te kunnen inschrijven. Hij heeft zich in december 2023 daarom ingeschreven voor de opleiding Persoonlijk begeleider maatschappelijke zorg - BOL -vt. Noorderpoort heeft bij beslissing van 20 december 2023 vervolgens laten weten dat [appellant] niet toelaatbaar is voor de opleiding omdat hij is verwijderd van Noorderpoort.
1.2. [appellant] heeft op 15 januari 2024 bezwaar gemaakt tegen de beslissingen van 15 november 2023 en 20 december 2023.
De beslissing op het bezwaar tegen de verwijdering
2. Het CvB heeft het bezwaar tegen de beslissing van 15 november 2023, waarbij [appellant] is verwijderd en uitgeschreven, onder verwijzing naar het advies van de Geschillenadviescommissie niet-ontvankelijk verklaard. De Geschillenadviescommissie heeft aan haar advies ten grondslag gelegd dat [appellant] het bezwaar buiten de in artikel 6:7 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: de Awb) opgenomen termijn van zes weken heeft ingediend en dat deze termijnoverschrijding niet verschoonbaar is. Dat (de ouders van) [appellant] in de veronderstelling verkeerde(n) dat [appellant] zich zonder meer weer zou kunnen aanmelden bij een andere opleiding van Noorderpoort, kan volgens de Geschillenadviescommissie niet leiden tot een ander oordeel. De Geschillenadviescommissie heeft namelijk aannemelijk geacht dat op 20 oktober 2023 is besproken dat [appellant] weer welkom zou zijn op Noorderpoort als hij zou laten zien dat hij gewerkt had aan zijn houding en gedrag en is als gevolg daarvan niet overtuigd van de door [appellant] aangevoerde onvoorwaardelijke toezegging. Los daarvan kan volgens de Geschillenadviescommissie niet uit rechtspraak worden afgeleid dat een misverstand over een eventuele toezegging moet leiden tot ontvankelijkheid van een te laat ingediend bezwaar.
De beslissing op het bezwaar tegen de weigering van de toelating
3. Het CvB heeft het bezwaar tegen de beslissing van 20 december 2023, waarbij [appellant] niet toelaatbaar is geacht voor de opleiding Persoonlijk begeleider maatschappelijke zorg - BOL -vt, onder verwijzing naar het advies van de Geschillenadviescommissie gegrond verklaard. De Geschillenadviescommissie heeft aan haar advies ten grondslag gelegd dat de motivering voor het niet toelaten van [appellant] geheel gelegen is in de eerdere verwijdering van Noorderpoort en dat in de beslissing van 20 december 2023 ten onrechte niet staat dat [appellant] in de toekomst weer welkom is bij Noorderpoort als hij zou laten zien dat hij aantoonbaar gewerkt heeft aan zijn houding en gedrag waardoor hij weer leerbaar is voor het onderwijs.
3.1. Het CvB heeft de beslissing van 20 december 2023 gelet op het advies van de Geschillenadviescommissie gehandhaafd met aanvulling van de motivering.
Betoog in beroep
4. [appellant] betoogt dat het CvB het bezwaar tegen de beslissing van 15 november 2023 ten onrechte niet-ontvankelijk heeft verklaard, omdat de termijnoverschrijding niet aan hem kan worden toegerekend. Hij was namelijk in de veronderstelling dat hij enkel van de opleiding en niet ook van de instelling werd verwijderd, omdat in het gesprek op 20 oktober 2023 alleen is gesproken over verwijdering van de opleiding Biologisch-medisch analist en onvoorwaardelijk is toegezegd dat hij zich voor een andere opleiding bij Noorderpoort zou kunnen inschrijven. Hij besloot daarom te berusten in de verwijdering. [appellant] wijst op de interne notitie in het schoolvolgsysteem die hierover gemaakt is en op de beslissing van 15 november 2023, waarin niet is opgenomen dat hij pas weer welkom is nadat hij heeft gewerkt aan zijn houding en gedrag en aldus leerbaar zou zijn om terug te kunnen keren in het onderwijs. Met het weigeringsbesluit van 20 december 2023 kwam hij er pas achter dat de verwijdering ook maakte dat hij niet toelaatbaar was voor andere opleidingen bij Noorderpoort.
4.1. [appellant] betoogt verder dat de beslissingen van 12 februari 2024 berusten op een onjuiste feitelijke grondslag. [appellant] vindt dat het incident dat zich heeft voorgedaan in het eerste studiejaar niet mocht worden betrokken bij het verwijderingsbesluit. Hij heeft hier zijn excuses voor aangeboden, hij is hiervoor gestraft, en in de beslissing van 15 november 2023 staat nu juist dat de verwijdering is gelegen in zijn gedrag van de afgelopen drie maanden. [appellant] wijst er verder op dat hij niet een "redelijk’ eerste studiejaar heeft gehad waarin de school "enige verbetering zag", maar dat het dankzij de begeleiding juist heel goed met hem ging. Ook merkt [appellant] op dat een deel van de incidenten waarvan hij wordt beticht niet is gedocumenteerd en daardoor compleet uit de lucht komt vallen. Nu de gestelde incidenten niet herleidbaar zijn tot een concrete situatie, kan hij zich hiertegen niet adequaat verweren. Op het gebruik van de intercom na ontkent [appellant] deze incidenten ook. Wat overblijft als grondslag voor de verwijdering en weigering is volgens [appellant] het enkele overtreden van de afspraken in het addendum op de Onderwijsovereenkomst op de eerste dag na de herfstvakantie, wat hij bovendien ontkent.
4.2. [appellant] wijst er verder op dat het CvB in de beslissing van 14 februari 2023 niet heeft onderkend dat uit de beslissing van 20 december 2023 niet blijkt op welke juridische grondslag de weigering van de toelating is gebaseerd.
4.3. [appellant] vindt tot slot dat de beslissing van 15 november 2023 en de beslissing van 20 december 2023 in strijd zijn met het evenredigheidsbeginsel. Hij stelt dat de ernst van zijn gedragingen een algehele verwijdering van Noorderpoort niet kunnen rechtvaardigen en dat geen rekening is gehouden met de gevolgen die de besluiten voor hem hebben. [appellant] is negentien jaar, heeft nog geen startkwalificatie en wordt door de weigering hem toe te laten sterk beperkt in de mogelijkheid om in de regio een opleiding te volgen. Er is geen rekening gehouden met het feit dat [appellant] extra ondersteuning nodig heeft vanwege zijn uitdagingen op het gebied van motivatie, concentratie en planning.
Verweer in beroep
5. Het CvB stelt zich op het standpunt dat de termijnoverschrijding van het bezwaar tegen de beslissing van 15 november 2023 niet verschoonbaar is. Aan [appellant] is niet toegezegd dat hij zich voor een andere opleiding bij Noorderpoort zou kunnen inschrijven en er is duidelijk gemaakt dat een toekomstige toelating uitdrukkelijk is gekoppeld aan de voorwaarde dat [appellant] aantoonbaar zijn gedrag zou hebben verbeterd. Het CvB wijst ook op de tekst van de beslissing van 15 november 2023, waarin staat "heeft besloten je per 15 november 2023 definitief van het Noorderpoort te verwijderen" en "kan Noorderpoort je niet langer handhaven" en "onvoldoende vertrouwen meer dat jij je opleiding bij Noorderpoort zonder de belangen van anderen te schaden kunt voortzetten".
5.1. Het CvB deelt verder de mening van [appellant] dat het om lichte incidenten gaat niet. Het betreft het structureel niet accepteren van de schoolregels, het ondermijnen van gezag van docenten en overig respectloos gedrag. Dat [appellant] deze incidenten als licht beschouwt is volgens het CvB juist onderdeel van het probleem. Het CvB wijst er verder op dat het niet één incident was dat heeft geleid tot de schorsing van [appellant] in zijn eerste studiejaar, maar een serie aan incidenten. Dat [appellant] een positief BSA heeft gekregen en zijn studie in het tweede jaar mocht voortzetten, maakt volgens het CvB niet dat wat in het eerste jaar is voorgevallen nooit meer ter tafel zou kunnen komen. Dat uit de gespreksverslagen niet blijkt dat er incidenten zijn geweest in het begin van studiejaar 2023-2024, betekent niet dat deze niet hebben plaatsgevonden. Het CvB wijst er in dit kader op dat de begeleidingsnotities positiever zijn geformuleerd omdat studenten hier inzage in hebben en het doel is om positief te stimuleren. [appellant] wist dat hij na het tekenen van het addendum de grootst mogelijke voorzichtigheid moest betrachten, en hij heeft op de eerste dag na de herfstvakantie drie van de vier afspraken overtreden. Volgens het CvB is de verwijdering gerechtvaardigd gezien de gedragingen van [appellant] en de hoeveelheid tijd en energie die Noorderpoort heeft gestoken in de pogingen tot gedragsverandering.
5.2. Het CvB stelt verder dat de juridische grondslag voor de weigering van de toelating is gelegen in de verwijdering, waarvan de wettelijke grondslag voldoende vaststaat.
5.3. Het CvB wijst er tot slot op dat er naast Noorderpoort nog andere ROC’s zijn in Noord-Nederland, waaronder het Alfa College in Groningen, die de opleiding Persoonlijk begeleider maatschappelijke zorg aanbieden.
Oordeel van de Afdeling over de niet-ontvankelijkverklaring
6. Niet in geschil is dat [appellant] het bezwaar tegen de beslissing van 15 november 2023 buiten de in artikel 6:7 van de Awb opgenomen termijn van zes weken heeft ingediend. Ingevolge artikel 6:11 van de Awb blijft niet-ontvankelijkverklaring van een na afloop van de termijn ingediend bezwaarschrift achterwege indien redelijkerwijs niet kan worden geoordeeld dat de indiener in verzuim is geweest. In dit licht is ingevolge de uitspraak van het CBb van 30 januari 2024, ECLI:NL:CBB:2024:31, onder 2.3, relevant of de termijnoverschrijding aan de indiener kan worden toegerekend, en of het bezwaarschrift is ingediend zo spoedig als redelijkerwijs kon worden verlangd. 6.1. Voor het oordeel dat de termijnoverschrijding niet aan de indiener kan worden toegerekend, kan onder meer grond bestaan als deze is veroorzaakt door het handelen of nalaten van het bestuursorgaan. Daar is naar het oordeel van de Afdeling in dit geval sprake van. De Afdeling wijst in dit kader op het volgende.
6.1.1. In het midden kan blijven of er op 20 oktober 2023 onvoorwaardelijk is toegezegd dat [appellant] zich nog zonder meer voor een andere opleiding bij Noorderpoort zou kunnen inschrijven. Wat daarvan zij, de Afdeling gaat er van uit dat er naar aanleiding van dit gesprek in elk geval verwarring is ontstaan bij [appellant] (en zijn ouders) over de inhoud en reikwijdte van de op 20 oktober 2023 besproken consequenties als [appellant] zich niet aan de toen gemaakte afspraken zou houden. Het ontstaan van deze verwarring is naar het oordeel van de Afdeling voor een groot deel toe te rekenen aan Noorderpoort. Gelet op de verstrekkende consequentie van verwijdering, volgens Noorderpoort dus niet alleen van de opleiding maar van de instelling, had het op de weg van Noorderpoort gelegen om dit vast te leggen in een gespreksverslag dat ook aan [appellant] (en zijn ouders) zou zijn toegestuurd. Er is echter geen verslag opgemaakt van het gesprek op 20 oktober 2023 en in de summiere interne notitie die wel is gemaakt naar aanleiding van dit gesprek staat alleen dat [appellant] zal worden uitgeschreven van de opleiding wanneer hij zich niet aan de afspraken in het addendum houdt. Het CvB heeft op de zitting bij de Afdeling erkend dat het op 20 oktober 2023 inderdaad ook (mede) is gegaan over verwijdering van de opleiding. Het valt dus allerminst uit te sluiten dat Noorderpoort in dit gesprek de indruk heeft gewekt dat het om verwijdering van de opleiding ging. Ook is niet in geschil dat Noorderpoort niet alle gestelde incidenten van september en oktober 2023 heeft gedocumenteerd en deze gestelde incidenten niet gecommuniceerd heeft naar de ouders van [appellant]. Omdat zij geen meldingen van Noorderpoort hadden ontvangen dat het niet goed ging op school met hun zoon, werden zij verrast door de afspraken die Noorderpoort in het gesprek op 20 oktober 2023 wilde maken en hebben zij ook niet zonder meer kunnen inschatten dat sprake was van dermate onacceptabel gedrag dat het wel eens kon gaat om verwijdering van heel Noorderpoort. Het CvB wijst erop dat [appellant] een volwassen student is, en hoewel dat juist is, kan er niet aan worden voorbij gegaan dat [appellant] evident afhankelijk was van begeleiding en sturing (zowel op school als thuis) en dat Noorderpoort ook niet voor niets de ouders heeft betrokken bij de gesprekken over het gedrag van hun zoon. Hoewel aan het CvB kan worden toegegeven dat uit de tekst van het besluit van 15 november 2023 op zichzelf kan worden afgeleid dat de verwijdering heel Noorderpoort betrof, moet het er tegen de achtergrond van het voorgaande voor worden gehouden dat [appellant] dat besluit toch zo heeft kunnen begrijpen dat hij alleen van de opleiding verwijderd was.
6.2. Uit de onder 6 genoemde uitspraak van het CBb, onder 4.2, volgt dat in gevallen waarin een belanghebbende pas kennis neemt van een op correcte wijze bekendgemaakt besluit als de bezwaar- of beroepstermijn al geheel of grotendeels is verstreken en de belanghebbende ook niet eerder kennis kon nemen van het besluit, door het CBb voortaan een termijn van zes weken wordt gehanteerd waarbinnen de belanghebbende met het maken van het bezwaar of het instellen van beroep in ieder geval niet verwijtbaar te laat is. Zoals de Afdeling heeft overwogen in de uitspraak van 3 april 2024, ECLI:NL:RVS:2024:1406, onder 4.6, heeft de Afdeling aanleiding gezien deze lijn te volgen. De gevolgen van de beslissing van 15 november 2023 zijn [appellant] pas duidelijk geworden op 20 december 2023, toen hem duidelijk werd dat zijn nieuwe inschrijving werd geweigerd vanwege de verwijdering van Noorderpoort. Toen was de bezwaartermijn al grotendeels verstreken. [appellant] heeft bezwaar ingesteld op 15 januari 2024, ruim 2,5 week te laat. Naar het oordeel van de Afdeling is dit gelet op het voorgaande zo spoedig als redelijkerwijs van hem kon worden verlangd. 6.3. Het CvB heeft gelet op het voorgaande niet onderkend dat de termijnoverschrijding van [appellant] verschoonbaar was. Het betoog slaagt. Het CvB heeft het bezwaar tegen de beslissing van 15 november 2023 daarom ten onrechte niet-ontvankelijk verklaard.
Conclusie
6.4. Het beroep is gelet op wat onder 6 tot en met 6.3 is overwogen gegrond voor zover dit ziet op de niet-ontvankelijkverklaring van het bezwaar van [appellant] tegen het besluit van 15 november 2023 over zijn verwijdering en de uitschrijving. De Afdeling vernietigt de beslissing op bezwaar van 12 februari 2024. Dit betekent dat ten onrechte een inhoudelijke beoordeling van het bezwaar van [appellant] tegen de beslissing van 15 november 2023 achterwege is gebleven. De Afdeling zal dat bezwaar vanuit het oogpunt van finale geschilbeslechting en omdat het met partijen ter zitting is besproken, in het hiernavolgende alsnog inhoudelijk beoordelen.
Beoordeling van het bezwaar tegen de beslissing van 15 november 2023
7. [appellant] heeft na zijn schorsing in studiejaar 2022-2023 begeleiding gekregen. Dit heeft gezorgd voor verbetering in zijn gedrag, wat ook tot uiting komt in de correspondentie en de begeleidingsverslagen van de BAT-begeleider en zijn studieloopbaanbegeleider, en in het positief bindend studieadvies van 17 mei 2023. Het CvB wijst er onder verwijzing naar een verklaring van [persoon A] op dat er aan het begin van studiejaar 2023-2024 wederom problemen zijn ontstaan, dat het incident met [persoon B] het zoveelste incident betrof en dat [appellant] op 30 oktober 2023 drie van de vier in het addendum opgenomen afspraken heeft overtreden. De Afdeling stelt vast dat, afgezien van voornoemde verklaring, die achteraf pas is opgesteld, niet uit documentatie blijkt dat [appellant] aan het begin van studiejaar 2023-2024 betrokken is geweest bij incidenten. Onduidelijk blijft ook om wat voor incidenten het ging, wanneer deze hebben plaatsgevonden en wat de ernst van deze incidenten is geweest. Naar het oordeel van de Afdeling rechtvaardigt dat wat is voorgevallen op 30 oktober 2023 niet een verwijdering van Noorderpoort. Op die dag is [appellant] met toestemming van de docent uit de les gegaan. Hem wordt verweten dat hij niet is teruggekeerd naar de les en niet (voorbereid) op een practicum is verschenen. Ter zitting is vastgesteld dat [appellant] niet terug kon keren naar de les in verband met een ontruiming van het gebouw omdat het brandalarm af was gegaan. Een verwijdering is ingevolge artikel 26.2 van het Studentenstatuut alleen gerechtvaardigd wanneer het belang van een goede voortgang van het onderwijs hierom vraagt en zwaarder weegt dan het belang van de student om de opleiding af te ronden. De door Noorderpoort gestelde feiten geven hier naar het oordeel van de Afdeling in dit geval geen aanleiding toe.
Conclusie
7.1. Het voorgaande betekent dat het bezwaar van [appellant] gegrond is. De Afdeling ziet aanleiding zelf in de zaak te voorzien door de beslissing van 15 november 2023 te herroepen en te bepalen dat deze uitspraak in de plaats treedt van de vernietigde beslissing. Dat betekent concreet dat de verwijdering en de uitschrijving per 1 december 2023 van [appellant] niet langer gelden.
Oordeel van de Afdeling over de handhaving van de weigering
8. Zoals de Afdeling heeft overwogen onder 7 en 7.1, had Noorderpoort in dit geval niet mogen overgaan tot verwijdering van [appellant] van Noorderpoort. Hiermee is de grondslag van de weigering van de nieuwe inschrijving komen te vervallen. Het betoog slaagt.
Conclusie
8.1. Het beroep is ook gegrond voor zover dit ziet op de handhaving van de weigering van de toelating van [appellant] tot de opleiding Persoonlijk begeleider maatschappelijke zorg - BOL -vt van Noorderpoort. De Afdeling vernietigt de beslissing op bezwaar van het CvB van 12 februari 2024, zoals aangevuld bij beslissing van dezelfde datum. Het CvB dient, met inachtneming van deze uitspraak, een nieuwe beslissing te nemen op het bezwaar van [appellant] tegen de beslissing van de toelatingscommissie van 20 december 2023.
Proceskosten
9. Het CvB moet de proceskosten vergoeden.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
I. verklaart het beroep van [appellant] gegrond;
II. vernietigt de beslissing van het college van bestuur van Noorderpoort van 12 februari 2024 waarbij het bezwaar van [appellant] tegen de beslissing van 15 november 2023 niet-ontvankelijk is verklaard;
III. verklaart het bezwaar van [appellant] tegen de beslissing van 15 november 2023 van het college van bestuur van Noorderpoort gegrond;
IV. herroept de beslissing van het college van bestuur van Noorderpoort van 15 november 2023;
V. bepaalt dat deze uitspraak in de plaats treedt van de vernietigde beslissing;
VI. vernietigt de beslissing van het college van bestuur van Noorderpoort van 12 februari 2024, zoals aangevuld bij de beslissing van dezelfde datum, waarbij de weigering van de inschrijving van [appellant] voor de opleiding Persoonlijk begeleider maatschappelijke zorg - BOL -vt is gehandhaafd;
VII. draagt het college van bestuur van Noorderpoort op om binnen vier weken na verzending van deze uitspraak een nieuwe beslissing te nemen op het door [appellant] tegen de beslissing van de toelatingscommissie van 20 december 2023 gemaakte bezwaar;
VIII. veroordeelt het college van bestuur van Noorderpoort tot vergoeding van bij appellant in verband met de behandeling van het bezwaar en beroep opgekomen proceskosten tot een bedrag van € 2.998,00;
IX. gelast dat het college van bestuur van Noorderpoort het door appellant betaalde griffierecht ten bedrage van €51,00 voor de behandeling van het beroep vergoedt.
Aldus vastgesteld door mr. J.M. Willems, voorzitter, en mr. C.M. Wissels en mr. H. Benek, leden, in tegenwoordigheid van mr. M.M. Mercelina, griffier.
w.g. Willems
voorzitter
w.g. Mercelina
griffier
Uitgesproken in het openbaar op 4 september 2024
938