ECLI:NL:RVS:2024:3559
Raad van State
- Voorlopige voorziening+bodemzaak
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep van de minister van Asiel en Migratie tegen uitspraak rechtbank Den Haag inzake vreemdeling en voorlopige voorziening
Op 2 september 2024 heeft de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State uitspraak gedaan in een hoger beroep van de minister van Asiel en Migratie tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Rotterdam, van 18 juli 2024. In deze zaak ging het om een vreemdeling die door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid was geïnformeerd dat de termijn voor zijn overdracht aan Bulgarije was verlengd tot achttien maanden. De rechtbank had het beroep van de vreemdeling gegrond verklaard en het besluit van de minister vernietigd. De minister heeft hiertegen hoger beroep ingesteld.
De voorzieningenrechter oordeelde dat het hoger beroep niet leidt tot vernietiging van de uitspraak van de rechtbank. De reden hiervoor was dat het hogerberoepschrift geen vragen bevatte die in het belang van de rechtseenheid, de rechtsontwikkeling of de rechtsbescherming in algemene zin beantwoord moesten worden. Het hoger beroep betrof een rechtsvraag die eerder door de Afdeling was beantwoord, waardoor er geen aanleiding was om in dit geval anders te oordelen.
De voorzieningenrechter bevestigde de uitspraak van de rechtbank en wees het verzoek om voorlopige voorziening af. Tevens werd de minister van Asiel en Migratie veroordeeld tot vergoeding van de proceskosten van de vreemdeling, die op € 875,00 werden vastgesteld, geheel toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand. De uitspraak werd in het openbaar gedaan op 2 september 2024.