ECLI:NL:RVS:2024:3559

Raad van State

Datum uitspraak
2 september 2024
Publicatiedatum
2 september 2024
Zaaknummer
202404662/1/V3 en 202404662/2/V3
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening+bodemzaak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep van de minister van Asiel en Migratie tegen uitspraak rechtbank Den Haag inzake vreemdeling en voorlopige voorziening

Op 2 september 2024 heeft de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State uitspraak gedaan in een hoger beroep van de minister van Asiel en Migratie tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Rotterdam, van 18 juli 2024. In deze zaak ging het om een vreemdeling die door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid was geïnformeerd dat de termijn voor zijn overdracht aan Bulgarije was verlengd tot achttien maanden. De rechtbank had het beroep van de vreemdeling gegrond verklaard en het besluit van de minister vernietigd. De minister heeft hiertegen hoger beroep ingesteld.

De voorzieningenrechter oordeelde dat het hoger beroep niet leidt tot vernietiging van de uitspraak van de rechtbank. De reden hiervoor was dat het hogerberoepschrift geen vragen bevatte die in het belang van de rechtseenheid, de rechtsontwikkeling of de rechtsbescherming in algemene zin beantwoord moesten worden. Het hoger beroep betrof een rechtsvraag die eerder door de Afdeling was beantwoord, waardoor er geen aanleiding was om in dit geval anders te oordelen.

De voorzieningenrechter bevestigde de uitspraak van de rechtbank en wees het verzoek om voorlopige voorziening af. Tevens werd de minister van Asiel en Migratie veroordeeld tot vergoeding van de proceskosten van de vreemdeling, die op € 875,00 werden vastgesteld, geheel toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand. De uitspraak werd in het openbaar gedaan op 2 september 2024.

Uitspraak

202404662/1/V3 en 202404662/2/V3.
Datum uitspraak: 2 september 2024
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak van de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht) en, met toepassing van artikel 92 van de Vw 2000, op het hoger beroep van:
de minister van Asiel en Migratie,
appellant,
tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Rotterdam, van 18 juli 2024 in zaak nr. NL24.24018 in het geding tussen:
[de vreemdeling]
en
de minister.
Procesverloop
Bij uitspraak van 18 juli 2024 heeft de rechtbank het daartegen door de vreemdeling ingestelde beroep gegrond verklaard en het besluit vernietigd.
Tegen deze uitspraak heeft de minister hoger beroep ingesteld.
De vreemdeling, vertegenwoordigd door mr. B.J. Manspeaker, advocaat in Dordrecht, heeft een schriftelijke uiteenzetting gegeven. Ook heeft hij de voorzieningenrechter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
Overwegingen
1.       Het hoger beroep leidt niet tot vernietiging van de uitspraak van de rechtbank. Dit oordeel hoeft niet verder te worden gemotiveerd. De reden daarvoor is dat het hogerberoepschrift geen vragen bevat die in het belang van de rechtseenheid, de rechtsontwikkeling of de rechtsbescherming in algemene zin beantwoord moeten worden (artikel 91, tweede lid, van de Vw 2000).
1.1.    Het hoger beroep gaat namelijk over een rechtsvraag die eerder door de Afdeling is beantwoord (uitspraak van 14 december 2022, ECLI:NL:RVS:2022:3630, onder 6 en 7, over wanneer wordt voldaan aan de omschrijving van het begrip ‘onderduiken’ in de zin van artikel 29, tweede lid, van de Dublinverordening). Het hoger beroep biedt geen reden hierover in dit geval anders te oordelen.
2.       Het hoger beroep is ongegrond. De uitspraak van de rechtbank wordt bevestigd. Het verzoek om voorlopige voorziening wordt daarom afgewezen. De minister moet de proceskosten vergoeden.
Beslissing
De voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
I.        bevestigt de aangevallen uitspraak;
II.       wijst het verzoek af;
III.      veroordeelt de minister van Asiel en Migratie tot vergoeding van bij de vreemdeling in verband met de behandeling van het hoger beroep opgekomen proceskosten tot een bedrag van € 875,00, geheel toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand.
Aldus vastgesteld door mr. J.C.A. de Poorter, voorzieningenrechter, in tegenwoordigheid van mr. S. Nederhoff, griffier.
w.g. De Poorter
voorzieningenrechter
w.g. Nederhoff
griffier
Uitgesproken in het openbaar op 2 september 2024
918