202302765/4/R4.
Datum uitspraak: 26 augustus 2024
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak van de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht) in het geding tussen onder meer:
Vereniging Landschap en Milieu Hattem e.o. (hierna: de Vereniging), gevestigd te Hattem,
verzoekster,
en
de raad van de gemeente Hattem,
verweerder.
Procesverloop
Bij besluit van 13 maart 2023 heeft de raad het bestemmingsplan "De Bongerd, Hattem" vastgesteld.
Tegen dit besluit heeft onder meer de Vereniging beroep ingesteld.
Bij uitspraak van 1 september 2023 heeft de voorzieningenrechter, naar aanleiding van een verzoek om voorlopige voorziening van een andere appellant, het besluit van 13 maart 2023 geschorst.
Bij besluit van 5 februari 2024 heeft de raad het bestemmingsplan gewijzigd vastgesteld.
Bij uitspraak van 17 mei 2024 heeft de voorzieningenrechter, naar aanleiding van een verzoek van Stichting Habion, de getroffen voorlopige voorziening opgeheven.
De Vereniging heeft de voorzieningenrechter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
De raad heeft een verweerschrift ingediend.
Stichting Habion heeft een schriftelijke uiteenzetting gegeven.
De Vereniging heeft een nader stuk ingediend.
De voorzieningenrechter heeft het verzoek ter zitting behandeld op 15 augustus 2024, waar de Vereniging, vertegenwoordigd door mr. E.T. de Jong, advocaat te Arnhem, en de raad, vertegenwoordigd door mr. M.W. van Nijendaal, advocaat te Arnhem, en N. Berends, zijn verschenen. Voorts zijn ter zitting Stichting Habion, vertegenwoordigd door mr. R.D. van Oevelen, advocaat te Rotterdam, en [gemachtigde], Draisma Bouw B.V., vertegenwoordigd door [gemachtigde], en Stichting Woonzorgconcern IJsselheem, vertegenwoordigd door [gemachtigde], als partij gehoord.
Overwegingen
1. Op 1 januari 2024 zijn de Omgevingswet en de Invoeringswet Omgevingswet in werking getreden. Op grond van artikel 4.6, derde lid, van de Invoeringswet Omgevingswet blijft op een beroep tegen een besluit tot vaststelling van een bestemmingsplan waarvan het ontwerp vóór het tijdstip van inwerkingtreding van de Omgevingswet ter inzage is gelegd het recht zoals dat gold onmiddellijk vóór dat tijdstip van toepassing tot het bestemmingsplan onherroepelijk is.
Het ontwerpplan is op 18 augustus 2022 ter inzage gelegd. Dat betekent dat op deze beroepsprocedure de Wet ruimtelijke ordening, zoals die gold vóór 1 januari 2024, van toepassing blijft.
2. Het oordeel van de voorzieningenrechter heeft een voorlopig karakter en is niet bindend in de bodemprocedure.
Inleiding
Het plan voorziet in de herontwikkeling van de woonzorglocatie "De Bongerd". Hier staat nu een zorggebouw, een gebouw met aanleunwoningen en een woongebouw. In totaal zijn er 96 wooneenheden. De herontwikkeling houdt in dat er in plaats daarvan drie gebouwen met in totaal 129 (gasloze) wooneenheden worden gebouwd. In gebouw A komen 63 zorgwoningen, in gebouw B 30 sociale huurwoningen en 11 vrije sector woningen en in gebouw C 25 vrije sector woningen.
Het verzoek en het verweer
4. De Vereniging verzoekt de voorzieningenrechter om het vaststellingsbesluit (lees: de vaststellingsbesluiten) te schorsen zodat lopende de bodemprocedure geen omgevingsvergunning op grond van het plan kan worden verleend voor het bouwen van de wooneenheden. Zij vindt dat de gevolgen van het plan voor de stikstofdepositie op de nabijgelegen Natura 2000-gebieden "Rijntakken" en "Veluwe" niet goed zijn onderzocht.
De raad stelt zich op het standpunt dat het plan niet leidt tot een toename van de stikstofdepositie op de Natura 2000-gebieden. Aan het plan is het rapport "Onderzoek stikstofdepositie Bongerd 32 te Hattem" van Econsultancy van 27 januari 2023 (hierna: de voortoets) ten grondslag gelegd. Daaruit blijkt volgens de raad dat er geen verschil is tussen de stikstofemissie in de referentiesituatie en in de aanleg- en gebruiksfase, zodat intern kan worden gesaldeerd. Naar aanleiding van de kritiek van de Vereniging op de voortoets, heeft de raad een aanvullende berekening van Econsultancy van 9 juli 2024 (hierna: de aanvullende voortoets) overgelegd, waarin een aantal andere uitgangspunten zijn gehanteerd. Ook daarin wordt geconcludeerd dat vanwege interne saldering geen toename van stikstofdepositie op Natura 2000-gebieden plaatsvindt.
Beoordeling
5. De voorzieningenrechter bespreekt hierna op hoofdlijnen de beroepsgronden van de Vereniging over de (aanvullende) voortoets. De voorzieningenrechter laat daarbij in het midden of de aanvullende voortoets nodig was om de door de Vereniging gestelde gebreken in de voortoets weg te nemen.
6. De Vereniging betoogt dat de verkeersgeneratie in de referentiesituatie is overschat. In de aanvullende voortoets is voor alle 96 woningen aangesloten bij de verkeersgeneratie voor de functie "aanleunwoning en serviceflat". Een groot deel van de woningen maakt echter deel uit van een zorginstelling voor dementerenden, zodat een lagere verkeersgeneratie passend is. Verder wijst de Vereniging erop dat het aardgasverbruik in de referentiesituatie volgens de voortoets ongeveer 16.080 m3 per jaar bedraagt, maar in de aanvullende voortoets is dit zonder verklaring verhoogd naar 117.800 m3 per jaar.
6.1. De verkeersgeneratie is in de (aanvullende) voortoets berekend aan de hand van de CROW-publicatie 381 "Toekomstbestendig parkeren - Kencijfers parkeren en verkeersgeneratie". Omdat er geen informatie is over de verkeersgeneratie van zorgwoningen, is in de aanvullende voortoets aangesloten bij de verkeersgeneratie van de functie "aanleunwoning en serviceflat". De raad heeft ter zitting toegelicht dat CROW het kencijfer heeft gebaseerd op gegevens van heel veel zorginstellingen en dat deze verkeersgeneratienorm (ook) passend is voor woningen van personen die vanwege hun medische situatie niet zelfstandig aan het verkeer deelnemen omdat er dan (meer) verkeer wordt gegenereerd door bezoekers en zorgmedewerkers. Als al sprake is van een overschatting van de verkeersgeneratie van de zorgwoningen in de referentiesituatie, geldt dit volgens de raad ook voor de zorgwoningen in de gebruiksfase, zodat de effecten elkaar opheffen. Over het gasverbruik heeft de raad toegelicht dat in de voortoets per abuis is uitgegaan van het gasverbruik over de maand december, terwijl had moeten worden uitgegaan van het gasverbruik voor een jaar. Dit is in de aanvullende voortoets aangepast.
Gelet op deze toelichting verwacht de voorzieningenrechter dat de Afdeling in de bodemzaak zal oordelen dat de referentiesituatie op basis van reële en aannemelijke uitgangspunten in kaart is gebracht.
7. De Vereniging betoogt verder dat de verkeersafwikkeling in de gebruiksfase niet is gebaseerd op reële uitgangspunten. In de aanvullende voortoets is geen rekening gehouden met verkeer richting (en door) de Veluwe. Verder is geen rekening gehouden met de komst van een nieuwe supermarkt in Hattem-Zuid. De supermarkt heeft volgens de Vereniging substantieel effect op het verkeer, terwijl de verkeerstellingen die in de aanvullende voortoets zijn betrokken zijn uitgevoerd voordat de supermarkt was geopend.
7.1. In de aanvullende voortoets is uiteengezet hoe het verkeer zich ontsluit vanaf het plangebied en vanaf welk punt het verkeer is opgenomen in het heersende verkeersbeeld. Dit is onder meer gebaseerd op verkeerstellingen in januari en februari 2024. Volgens figuur 3.4 (emissiebronnen gebruiksfase) in de aanvullende voortoets gaat het verkeer in noordelijke en zuidelijke richting naar doorgaande wegen en niet in westelijke richting naar de Veluwe. Ter zitting heeft de raad daarover toegelicht dat de wegen in die richting niet worden gebruikt voor doorgaand verkeer en daarom erg weinig verkeersbewegingen genereren. Zonder nadere toelichting van de Vereniging ziet de voorzieningenrechter geen aanleiding voor het oordeel dat de aanvullende voortoets in zoverre niet berust op reële en aannemelijke uitgangspunten.
De enkele stelling van de Vereniging dat de komst van de supermarkt een substantieel effect op de betrokken wegen heeft, leidt niet tot een ander oordeel. Ter zitting heeft de raad meegedeeld dat de verkeersafwikkeling in grote lijnen hetzelfde zal zijn omdat de komst van de supermarkt geen invloed heeft op de functie van doorgaande en niet-doorgaande wegen. Dit komt de voorzieningenrechter niet onaannemelijk voor.
Conclusie
8. Gelet op het vorenstaande dient het verzoek te worden afgewezen.
9. De raad hoeft geen proceskosten te vergoeden.
Beslissing
De voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
wijst het verzoek af.
Aldus vastgesteld door mr. A.B. Blomberg, voorzieningenrechter, in tegenwoordigheid van mr. J.V. Veldwijk, griffier.
w.g. Blomberg
voorzieningenrechter
w.g. Veldwijk
griffier
Uitgesproken in het openbaar op 26 augustus 2024
912