202302765/2/R4.
Datum uitspraak: 1 september 2023
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak van de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht) in het geding tussen onder meer:
[verzoeker], wonend te Hattem,
verzoeker,
en
de raad van de gemeente Hattem,
verweerder.
Procesverloop
Bij besluit van 13 maart 2023 heeft de raad het bestemmingsplan "De Bongerd, Hattem" vastgesteld.
Tegen dit besluit heeft [verzoeker] beroep ingesteld.
[verzoeker] heeft de voorzieningenrechter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
De raad heeft een verweerschrift ingediend.
[verzoeker] en de raad hebben een nader stuk ingediend.
Stichting Habion heeft een schriftelijke uiteenzetting gegeven.
De voorzieningenrechter heeft het verzoek ter zitting behandeld op 18 augustus 2023, waar [verzoeker], bijgestaan door mr. J.J. van Heijningen, advocaat te Zwolle, en de raad, vertegenwoordigd door mr. M.W. van Nijendaal en S.F. Herder, zijn verschenen. Verder zijn op de zitting Stichting Habion, vertegenwoordigd door [gemachtigden], bijgestaan door mr. R.D. van Oevelen, advocaat te Rotterdam, en Draisma Bouw B.V., vertegenwoordigd door [gemachtigde], als partij gehoord.
Overwegingen
1. Het oordeel van de voorzieningenrechter heeft een voorlopig karakter en is niet bindend in de bodemprocedure.
Inleiding
2. Het plan maakt de herontwikkeling van de woonzorglocatie "De Bongerd" aan de Bongerd 32 in Hattem (hierna: het perceel) mogelijk. Op dat perceel staan in de huidige situatie drie aan elkaar gekoppelde gebouwen: een zorggebouw, een gebouw met aanleunwoningen en een woongebouw. In die gebouwen zijn in totaal 96 wooneenheden aanwezig. De herontwikkeling van het gehele complex is noodzakelijk omdat de gebouwen verouderd zijn. De bestaande bebouwing wordt daarom gesloopt en in de plaats daarvan voorziet het plan in drie afzonderlijke gebouwen met in totaal 129 wooneenheden. Die gebouwen zijn in de plantoelichting aangeduid als gebouw A, gebouw B en gebouw C. De bedoeling is dat in gebouw A 63 zorgwoningen, in gebouw B 30 sociale huurwoningen en 11 vrije sector woningen en in gebouw C 25 vrije sector woningen worden gerealiseerd.
3. [verzoeker] woont ten westen tegenover het perceel, aan de [locatie] in Hattem. Hij is bang dat zijn woon- en leefklimaat door de planontwikkeling op onaanvaardbare wijze wordt aangetast.
Spoedeisend belang
4. Stichting Habion, de initiatiefnemer van de planontwikkeling, heeft op de zitting te kennen gegeven dat de aanvraag om een omgevingsvergunning wordt voorbereid. Als het voorliggende bestemmingsplan in werking treedt zal het college deze aanvraag moeten toetsen aan dit plan. [verzoeker] heeft daarom al een spoedeisend belang bij de gevraagde voorlopige voorziening tot schorsing van het bestemmingsplan.
Voorlopige rechtmatigheidsbeoordeling
5. De voorzieningenrechter zal hierna bezien of aanleiding bestaat voor de verwachting dat de Afdeling in de bodemzaak zal oordelen dat het bestemmingsplan niet in stand blijft (een voorlopige rechtmatigheidsbeoordeling). Dit betekent dat de voorzieningenrechter een voorlopige beoordeling zal uitvoeren van de beroepsgronden die in de bodemzaak zijn aangevoerd.
Participatiecode
6. [verzoeker] betoogt dat het participatieproces voor de voorbereiding van het plan in strijd met de gemeentelijke participatieprocedure, zoals neergelegd in de "Participatiecode gemeente Hattem" van 30 maart 2017 (hierna: de participatiecode), heeft plaatsgevonden. Hoewel omwonenden op verschillende (informatie)bijeenkomsten zijn ingelicht over de planontwikkeling, heeft de raad niet gecommuniceerd op welke wijze de participatiecode wordt toegepast en op welke trede van de participatieladder het proces zich bevond, zodat in zoverre het plan in strijd met de participatiecode en dus onzorgvuldig is voorbereid.
6.1. In de participatiecode is onder meer beschreven welke uitgangspunten voor participatie binnen de gemeente gelden en hoe die uitgangspunten kunnen uitwerken in de praktijk. Verder bevat de participatiecode een zogenoemde participatieladder, waarin definities van verschillende participatievormen zijn opgenomen zoals "zelfbeheer" of "raadplegen". Uit de participatiecode volgt, anders dan [verzoeker] kennelijk veronderstelt, niet dat vóór of tijdens een in de gemeente voorzien initiatief moet worden gecommuniceerd hoe de participatiecode wordt toegepast en om welke soort participatievorm het gaat. Dat de raad dit bij de voorbereiding van het plan niet heeft gecommuniceerd, brengt dus niet mee dat het plan in strijd met de participatiecode is vastgesteld. De raad heeft in het verweerschrift en ook in de zienswijzennota toegelicht dat bij de voorbereiding van het plan toepassing is gegeven aan de participatiecode en de uitgangspunten daaruit zijn toegepast. De voorzieningenrechter ziet op voorhand geen reden om daaraan te twijfelen.
Voor zover [verzoeker] zich op het standpunt stelt dat hij onvoldoende is betrokken bij de totstandkoming van het plan, overweegt de voorzieningenrechter dat uit paragraaf 6.3 van de plantoelichting volgt dat de wettelijk voorgeschreven voorbereidingsprocedure voor het plan is gevolgd, waarbij [verzoeker] gebruikt heeft gemaakt van de mogelijkheid om een zienswijze in te dienen, en dat in het kader van de voorbereiding van het (ontwerp)plan diverse informatie- en participatieavonden voor omwonenden zijn georganiseerd. In zoverre ziet de voorzieningenrechter op voorhand niet in dat [verzoeker] onvoldoende is betrokken in de totstandkoming van het plan.
De voorzieningenrechter ziet in zoverre geen aanleiding voor schorsing van het bestemmingsplan.
Planinvulling en maximale planologische mogelijkheden
7. [verzoeker] betoogt dat het plan onvoldoende regelt dat de voorziene woongebouwen ook daadwerkelijk als woonzorggebouwen, zoals in de huidige situatie het geval is, worden gebruikt. Hoewel het de bedoeling is dat een deel van de voorziene woningen zorgwoningen zijn, laat het plan toe dat 129 reguliere appartementen in het hogere segment kunnen worden gerealiseerd. Omdat de raad bij de voorbereiding van het plan uit moet gaan van de maximale planologische mogelijkheden, heeft de raad bij de voorbereiding van het plan, bijvoorbeeld bij het beoordelen van de parkeerdruk in de omgeving, ten onrechte geen rekening gehouden met 129 van zulke appartementen.
7.1. Het plan kent aan de gronden van het perceel de bestemming "Wonen - Woongebouw" toe. Artikel 3.1, onder a, van de planregels bepaalt dat gronden met deze bestemming bestemd zijn voor wonen, waarbij het aantal woningen niet meer dan 129 mag zijn. Op het gehele perceel rust verder de functieaanduiding "zorgwoningen". Onder b van artikel 3.1 van de planregels is bepaald dat ter plaatse van deze aanduiding zowel wonen als zorg is toegestaan.
In paragraaf 2.2 van de plantoelichting is vermeld dat met de voorgenomen ontwikkeling levensloopbestendige woningen voor senioren worden gerealiseerd. De raad heeft daarover in het verweerschrift en op de zitting toegelicht dat de woningen gelijkvloers en de deuropeningen breder dan in normale woningen worden, zodat bedden gemakkelijker kunnen worden verreden. Maar niet alle (toekomstige) bewoners hebben direct een (hoge) zorgvraag. Mocht op termijn bij die bewoners wel een (hogere) zorgvraag ontstaan, dan kunnen zij die zorg naar wens inkopen. Daarom is ervoor gekozen met het plan zowel wonen als een combinatie van wonen en zorg mogelijk te maken. Volgens de raad wordt op deze manier voorzien in toekomstbestendige woningen voor ouderen, waarin zij langer zelfstandig kunnen wonen.
7.2. [verzoeker] wijst er terecht op dat het plan niet regelt dat op het perceel uitsluitend een combinatie van wonen en zorg is toegestaan. Uit de plantoelichting en de toelichting van de raad valt op te maken dat de raad mogelijk heeft willen maken dat op het perceel ook zelfstandig mag worden gewoond door senioren. In de plantoelichting staat dat van de 129 voorziene appartementen ongeveer 63 appartementen zorgwoningen worden. Het plan zelf bevat op dit punt evenwel geen regeling. Het had in rede gelegen dat de raad in het plan zelf geregeld had dat in elk geval voor een deel van het perceel, bijvoorbeeld ter plaatse van het bouwvlak voor gebouw A waar de zorgwoningen zijn beoogd, slechts een combinatie van wonen en zorg is toegestaan. De voorzieningenrechter sluit niet uit dat in de bodemprocedure zal worden geoordeeld dat het plan in zoverre onvoldoende borgt wat de raad heeft beoogd mogelijk te maken.
De raad moet bij het beoordelen van de ruimtelijke aanvaardbaarheid van het plan in beginsel uitgaan van de maximale mogelijkheden die het plan biedt. [verzoeker] voert terecht aan dat de raad daar in dit geval bij de voorbereiding van het plan niet vanuit is gegaan. De raad heeft namelijk rekening gehouden met de planinvulling zoals die volgt uit de plantoelichting, namelijk 63 zorgwoningen, 30 sociale huurwoningen en 36 vrije sector appartementen, terwijl het plan mogelijk maakt dat 129 reguliere appartementen in het hogere segment worden gerealiseerd. Onder omstandigheden mag de raad ook rekening houden met een representatieve invulling van de maximale planologische mogelijkheden, maar gelet op de mogelijkheden die het plan biedt, twijfelt de voorzieningenrechter er in dit geval aan of de door de raad voorgestane planinvulling een representatieve invulling is.
De voorzieningenrechter ziet daarom aanleiding om het plan op dit punt te schorsen.
Conclusie
8. Gelet op het vorenstaande ziet de voorzieningenrechter aanleiding de hierna te melden voorlopige voorziening te treffen. In verband hiermee behoeven de overige betogen geen bespreking.
9. De raad moet de proceskosten vergoeden.
Beslissing
De voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
I. schorst bij wijze van voorlopige voorziening het besluit van de raad van de gemeente Hattem van 13 maart 2023 tot vaststelling van het bestemmingsplan "De Bongerd, Hattem";
II. veroordeelt de raad van de gemeente Hattem tot vergoeding van bij [verzoeker] in verband met de behandeling van het verzoek opgekomen proceskosten tot een bedrag van € 1.674,00, geheel toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand;
III. gelast dat de raad van de gemeente Hattem aan [verzoeker] het door hem voor de behandeling van het verzoek betaalde griffierecht ten bedrage van € 184,00 vergoedt.
Aldus vastgesteld door mr. C.J. Borman, voorzieningenrechter, in tegenwoordigheid van mr. C.I. Heijkoop, griffier.
w.g. Borman
voorzieningenrechter
w.g. Heijkoop
griffier
Uitgesproken in het openbaar op 1 september 2023
971