202307930/1/V2.
Datum uitspraak: 29 juli 2024
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: de Awb) op het hoger beroep van:
[de vreemdeling],
appellant,
tegen de mondelinge uitspraak van de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Middelburg, van 15 december 2023 in zaak nr. NL23.33729 in het geding tussen:
de vreemdeling
en
de minister van Asiel en Migratie.
Procesverloop
Bij besluit van 24 oktober 2023 heeft de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid bepaald dat de vreemdeling zal worden overgedragen aan de autoriteiten van Frankrijk.
Bij mondelinge uitspraak van 15 december 2023 heeft de rechtbank het daartegen door de vreemdeling ingestelde beroep niet-ontvankelijk verklaard.
Tegen deze uitspraak heeft de vreemdeling, vertegenwoordigd door mr. S.C. van Paridon, advocaat te Rotterdam, hoger beroep ingesteld.
De staatssecretaris heeft een nader stuk ingediend, waarop de vreemdeling heeft gereageerd.
Overwegingen
1. De vreemdeling klaagt dat de rechtbank zijn beroep ten onrechte niet-ontvankelijk heeft verklaard. Hij betoogt in dit verband dat de rechtbank ten onrechte heeft overwogen dat het dossier geen schriftelijke mededeling bevat op grond waarvan duidelijk is dat zijn gemachtigde nog contact met hem onderhoudt sinds de melding dat hij op 7 december 2023 met onbekende bestemming is vertrokken.
1.1. Bij brief van 14 december 2023 heeft de minister aan de rechtbank verzocht om vanwege het vertrek van de vreemdeling op 7 december 2023 uit de opvang, te beoordelen of hij nog belang heeft bij een inhoudelijke behandeling van het door hem ingestelde beroep. De rechtbank heeft in deze informatie ten onrechte geen aanleiding gezien om bij de gemachtigde navraag hierover te doen. Het was, anders dan waarvan de rechtbank is uitgegaan, niet aan de gemachtigde om uit eigen beweging informatie te verstrekken over het contact met de vreemdeling. De Afdeling verwijst in dit verband naar haar uitspraak van 1 juli 2024, ECLI:NL:RVS:2024:2662. 2. Het hoger beroep is gegrond. De uitspraak van de rechtbank wordt vernietigd. De Afdeling wijst de zaak naar de rechtbank terug om door haar te worden behandeld, waarbij zij het oordeel van de Afdeling in deze uitspraak in acht neemt (artikel 8:115, eerste lid, aanhef en onder a, van de Awb). De minister moet de proceskosten vergoeden.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
I. verklaart het hoger beroep gegrond;
II. vernietigt de uitspraak van de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Middelburg, van 15 december 2023 in zaak nr. NL23.33729;
III. wijst de zaak naar de rechtbank terug;
IV. veroordeelt de minister van Asiel en Migratie tot vergoeding van bij de vreemdeling in verband met de behandeling van het hoger beroep opgekomen proceskosten tot een bedrag van € 875,00, geheel toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand.
Aldus vastgesteld door mr. H.G. Sevenster, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. S.P.M. Zwinkels, griffier.
w.g. Sevenster
lid van de enkelvoudige kamer
w.g. Zwinkels
griffier
Uitgesproken in het openbaar op 29 juli 2024
309-1087