ECLI:NL:RVS:2024:297

Raad van State

Datum uitspraak
26 januari 2024
Publicatiedatum
26 januari 2024
Zaaknummer
202307194/3/R1
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Wraking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Wraking van staatsraad in bestuursrechtelijke procedure

Op 10 januari 2024 heeft verzoeker, wonend te Roermond, een wrakingsverzoek ingediend tegen staatsraad mr. H.J.M. Besselink, die als voorzieningenrechter optreedt in de zaak met nummer 202307194/2/R1. Verzoeker stelt dat de staatsraad bij de behandeling van deze zaak onvoldoende rekening heeft gehouden met zijn persoonlijke omstandigheden, waardoor hij niet in staat is om deel te nemen aan de zitting, zelfs niet via een videoverbinding. Verzoeker meent dat dit leidt tot een schending van zijn recht op een eerlijk proces, zoals vastgelegd in het EVRM en andere relevante verdragen.

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft het wrakingsverzoek op 25 januari 2024 behandeld, waarbij verzoeker niet aanwezig was. De staatsraad heeft geen gebruik gemaakt van de mogelijkheid om gehoord te worden. In de overwegingen van de Afdeling wordt gesteld dat het wrakingsverzoek is afgewezen, omdat de planning van een zitting een procesbeslissing is en het wrakingsinstrument niet bedoeld is om tegen dergelijke beslissingen te worden ingediend. De Afdeling concludeert dat er geen aanwijzingen zijn voor partijdigheid of vooringenomenheid van de staatsraad en dat verzoeker niet verplicht is om op de zitting te verschijnen. De beslissing om het verzoek af te wijzen is op 26 januari 2024 openbaar uitgesproken.

Uitspraak

202307194/3/R1.
Datum beslissing: 26 januari 2024
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Beslissing op het verzoek van:
[verzoeker], wonend te Roermond,
verzoeker,
om toepassing van artikel 8:15 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: de Awb).
Procesverloop
Bij brief, ingekomen op 10 januari 2024, heeft [verzoeker] verzocht om wraking van staatsraad mr. H.J.M. Besselink (hierna: de staatsraad) als voorzieningenrechter van de Afdeling belast met de behandeling van het verzoek om voorlopige voorziening in de zaak nr. 202307194/2/R1.
De staatsraad heeft niet in de wraking berust.
De staatsraad heeft een schriftelijke uiteenzetting gegeven.
[verzoeker] heeft een nader stuk ingediend.
De Afdeling heeft het wrakingsverzoek ter zitting aan de orde gesteld op 25 januari 2024, waar [verzoeker] niet is verschenen. De staatsraad heeft geen gebruik gemaakt van de gelegenheid te worden gehoord.
Overwegingen
1.       Op verzoek van een partij kan ingevolge artikel 8:15 van de Awb elk van de rechters die een zaak behandelt, worden gewraakt op grond van feiten of omstandigheden waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden.
2.       Als maatstaf geldt dat een staatsraad uit hoofde van zijn aanstelling wordt verondersteld onpartijdig te zijn en dat het aan de verzoeker is om aannemelijk te maken dat zich bijzondere omstandigheden voordoen die een  uitzondering op deze veronderstelling rechtvaardigen.
3.       [verzoeker] heeft aan zijn verzoek tot wraking ten grondslag gelegd dat de staatsraad bij de behandeling van de zaak nr. 202307194/2/R1, door hem voor een zitting uit te nodigen, ten onrechte geen rekening heeft gehouden met zijn nader in zijn verzoek tot wraking aangevoerde persoonlijke omstandigheden. Door die situatie is het voor hem niet mogelijk om deel te nemen aan de behandeling ter zitting, ook niet via een videoverbinding. Dit betekent dat hij zich mondeling onvoldoende kan verweren tijdens een zitting en dat hij volledig schriftelijk had moeten worden gehoord. Er is sprake van schending van onder meer het EVRM, het Verdrag inzake de rechten van personen met een handicap en de Grondwet, aldus [verzoeker].
4.       De Afdeling wijst het verzoek af.
4.1.    Zoals de staatsraad in zijn schriftelijke uiteenzetting naar voren heeft gebracht, is de planning van een zitting een procesbeslissing. Het is vaste rechtspraak (bijvoorbeeld de beslissingen van de Afdeling van 16 maart 2011, ECLI:NL:RVS:2011:BP7797, en van 23 november 2023, ECLI:NL:RVS:2023:4392) dat het instrument van wraking niet is bedoeld om als rechtsmiddel aan te wenden tegen procesbeslissingen. Zulke beslissingen kunnen alleen leiden tot inwilliging van een verzoek om wraking als deze op zich of in onderlinge samenhang bezien een zwaarwegende aanwijzing opleveren voor het oordeel dat daaruit blijkt van partijdigheid of vooringenomenheid van de staatsraad die de beslissing heeft genomen. Uit de planning van de zitting blijkt in dit geval niet van zulke partijdigheid of vooringenomenheid van de staatsraad. Het uitgangspunt is dat een verzoek om voorlopige voorziening op een zitting wordt behandeld (artikel 8:83 van de Awb). De partijen kunnen daaraan desgewenst digitaal deelnemen. Zoals [verzoeker] weet, is hij niet verplicht om op de zitting te verschijnen. Ook is hij ervan op de hoogte dat een onderzoek kan worden heropend als na de zitting blijkt dat er vragen zijn die (schriftelijke) beantwoording door [verzoeker] behoeven. Dit is ook overwogen in eerdere beslissingen op verzoeken van [verzoeker] om wraking.
4.2.    Anders dan [verzoeker] stelt, is er dus geen sprake van schending van (een van) de door hem genoemde beginselen, internationale verdragen of (grond)wetten.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
wijst het verzoek af.
Aldus vastgesteld door mr. J.Th. Drop, voorzitter, en mr. J.A.W. Scholten-Hinloopen en mr. C.J. Borman, leden, in tegenwoordigheid van mr. J.R. Trox, griffier.
w.g. Drop
voorzitter
w.g. Trox
griffier
Uitgesproken in het openbaar op 26 januari 2024
968