ECLI:NL:RVS:2024:2653
Raad van State
- Voorlopige voorziening
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek voorlopige voorziening in vreemdelingenzaak na afwijzing verblijfsvergunning
Op 28 juni 2024 heeft de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State uitspraak gedaan op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening. Dit verzoek was ingediend door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, die in hoger beroep was gegaan tegen een uitspraak van de rechtbank Den Haag. De rechtbank had op 8 mei 2024 geoordeeld dat de afwijzing van een aanvraag voor een verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd door de staatssecretaris onterecht was en had de staatssecretaris opgedragen binnen drie weken een nieuw besluit te nemen.
De staatssecretaris verzocht de voorzieningenrechter om een voorlopige voorziening te treffen, zodat hij de uitspraak van de rechtbank niet hoefde uit te voeren totdat de Afdeling op zijn hoger beroep had beslist. De voorzieningenrechter overwoog dat de beoordeling van de grieven nader onderzoek vereiste en dat de procedure zich daar niet goed voor leende. Gezien de belangen van zowel de staatssecretaris als de vreemdeling, besloot de voorzieningenrechter geen voorlopige voorziening te treffen.
Het verzoek van de staatssecretaris werd afgewezen, en hij werd veroordeeld tot vergoeding van de proceskosten van de vreemdeling, die op € 875,00 werden vastgesteld, geheel toe te rekenen aan beroepsmatig verleende rechtsbijstand. De uitspraak werd gedaan door mr. J.M. Willems, in tegenwoordigheid van mr. F.W. de Lange, griffier, en werd openbaar uitgesproken op 28 juni 2024.