ECLI:NL:RVS:2024:2653

Raad van State

Datum uitspraak
28 juni 2024
Publicatiedatum
28 juni 2024
Zaaknummer
202403482/2/V1
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek voorlopige voorziening in vreemdelingenzaak na afwijzing verblijfsvergunning

Op 28 juni 2024 heeft de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State uitspraak gedaan op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening. Dit verzoek was ingediend door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, die in hoger beroep was gegaan tegen een uitspraak van de rechtbank Den Haag. De rechtbank had op 8 mei 2024 geoordeeld dat de afwijzing van een aanvraag voor een verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd door de staatssecretaris onterecht was en had de staatssecretaris opgedragen binnen drie weken een nieuw besluit te nemen.

De staatssecretaris verzocht de voorzieningenrechter om een voorlopige voorziening te treffen, zodat hij de uitspraak van de rechtbank niet hoefde uit te voeren totdat de Afdeling op zijn hoger beroep had beslist. De voorzieningenrechter overwoog dat de beoordeling van de grieven nader onderzoek vereiste en dat de procedure zich daar niet goed voor leende. Gezien de belangen van zowel de staatssecretaris als de vreemdeling, besloot de voorzieningenrechter geen voorlopige voorziening te treffen.

Het verzoek van de staatssecretaris werd afgewezen, en hij werd veroordeeld tot vergoeding van de proceskosten van de vreemdeling, die op € 875,00 werden vastgesteld, geheel toe te rekenen aan beroepsmatig verleende rechtsbijstand. De uitspraak werd gedaan door mr. J.M. Willems, in tegenwoordigheid van mr. F.W. de Lange, griffier, en werd openbaar uitgesproken op 28 juni 2024.

Uitspraak

202403482/2/V1
Datum uitspraak: 28 juni 2024
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak van de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht), met toepassing van artikel 8:83, derde lid, van die wet, hangende het hoger beroep van:
de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid,
verzoeker,
tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Groningen, van 8 mei 2024 in zaak nr. NL23.37055 in het geding tussen:
[de vreemdeling]
en
de staatssecretaris.
Procesverloop
Bij besluit van 8 juli 2020 heeft de staatssecretaris een aanvraag van de vreemdeling om hem een verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd te verlenen, afgewezen.
Bij besluit van 30 oktober 2023 heeft de staatssecretaris het daartegen door de vreemdeling gemaakte bezwaar opnieuw ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 8 mei 2024 heeft de rechtbank het daartegen door de vreemdeling ingestelde beroep gegrond verklaard, dat besluit vernietigd en bepaald dat de staatssecretaris binnen drie weken een nieuw besluit op het gemaakte bezwaar neemt met inachtneming van de uitspraak.
Tegen deze uitspraak heeft de staatssecretaris hoger beroep ingesteld. Ook heeft hij de voorzieningenrechter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
De vreemdeling heeft een schriftelijke uiteenzetting gegeven.
Overwegingen
1.       De staatssecretaris verzoekt de voorzieningenrechter de voorlopige voorziening te treffen dat hij de uitspraak van de rechtbank niet hoeft uit te voeren totdat de Afdeling op zijn hoger beroep heeft beslist.
2.       De beoordeling van de grieven vergt nader onderzoek, waarvoor deze procedure zich niet goed leent. Gelet hierop en op de belangen die de staatssecretaris en de vreemdeling naar voren hebben gebracht, ziet de voorzieningenrechter geen aanleiding een voorlopige voorziening te treffen.
3.       Het verzoek wordt afgewezen. De staatssecretaris moet de proceskosten vergoeden.
Beslissing
De voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
I.        wijst het verzoek af;
II.       veroordeelt de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid tot vergoeding van bij de vreemdeling in verband met de behandeling van het verzoek opgekomen proceskosten tot een bedrag van € 875,00, geheel toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand.
Aldus vastgesteld door mr. J.M. Willems, voorzieningenrechter, in tegenwoordigheid van mr. F.W. de Lange, griffier.
w.g. Willems
voorzieningenrechter
w.g. De Lange
griffier
Uitgesproken in het openbaar op 28 juni 2024
999