ECLI:NL:RBDHA:2024:15368

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
5 september 2024
Publicatiedatum
26 september 2024
Zaaknummer
AWB 23/5629
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van de rechtmatigheid van de ROV 4-maatregel opgelegd aan een Iraakse asielzoeker na een incident met bedreiging

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 5 september 2024 uitspraak gedaan in een geschil tussen een Iraakse asielzoeker en het Centraal Orgaan opvang asielzoekers (COa) over de rechtmatigheid van een opgelegde ROV 4-maatregel. De eiser, geboren op een onbekende datum en met een V-nummer, had zich op 4 mei 2023 schuldig gemaakt aan ernstige gedragingen, waaronder het bedreigen van een medebewoner met de dood, waarbij hij een mes vasthield. Het COa legde daarop de maatregel op, stellende dat de gedragingen van eiser een zeer grote impact hadden op de medebewoners en het personeel.

Eiser ontkende de feiten en voerde aan dat hij psychische problemen had, waardoor de maatregel onrechtmatig was. Hij stelde dat er geen medische check had plaatsgevonden voordat de maatregel werd opgelegd en dat zijn recht op privéleven was geschonden. De rechtbank oordeelde echter dat de ROV 4-maatregel op juiste gronden was opgelegd en dat er geen sprake was van vrijheidsontneming of -beperking. De rechtbank concludeerde dat eiser niet in een ROV-kamer was geplaatst, maar in een time-out kamer waar hij zich vrij kon bewegen en het terrein kon verlaten.

De rechtbank verklaarde het beroep van eiser ongegrond en oordeelde dat de opgelegde maatregel gerechtvaardigd was gezien de ernst van het incident. De rechtbank wees erop dat de maatregel niet onevenredig was, gezien de impact van het gedrag van eiser op anderen. De uitspraak werd openbaar gemaakt en partijen werden geïnformeerd over de mogelijkheid tot hoger beroep.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Groningen
Bestuursrecht
zaaknummer: AWB 23/5629

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 5 september 2024 in de zaak tussen

[naam] , eiser,

geboren op [geboortedatum] ,
van Iraakse nationaliteit,
V-nummer: [v-nummer]
(gemachtigde: mr. L.J. Meijering),
en

het Centraal Orgaan opvang asielzoekers (COa), verweerder

(gemachtigde: mr. K. Jansen).

Procesverloop

Bij het bestreden besluit van 8 mei 2023 heeft verweerder aan eiser een ROV 4-maatregel opgelegd, inhoudende dat met ingang van 8 mei 2023 alle Rva-verstrekkingen voor een periode van één week worden ingehouden. Verder wordt eiser de toegang tot het azc Assen gedurende deze periode ontzegd en wordt hij overgeplaatst naar een time-out locatie, waar hij zorg in natura ontvangt.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit op 24 mei 2023 beroep ingesteld.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 14 september 2023. Aan de zitting hebben deelgenomen: eiser, de gemachtigde van eiser en de gemachtigde van verweerder.
Op 13 maart 2024 heeft de rechtbank het onderzoek heropend om partijen in de gelegenheid te stellen te reageren op een uitspraak van de meervoudige kamer van deze rechtbank en zittingsplaats van 16 februari 2024 [1] die onder meer ziet op een drietal plaatsingen in een ROV-kamer.
Eiser heeft op 9 april 2024 gereageerd. Verweerder heeft op 9 april 2024 een aanvullend verweerschrift ingediend. Op 6 juni 2024 heeft eiser gereageerd op het aanvullend verweerschrift.
De rechtbank heeft het beroep op 12 juni 2024 opnieuw op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiser, mr. I. Zuidhoek als waarnemer van eisers gemachtigde en mr. G.J. Douma namens verweerder.
Overwegingen
Waar gaat deze zaak over?
1. Bij het bestreden besluit heeft verweerder aan eiser een ROV 4-maatregel opgelegd. Daaraan heeft verweerder ten grondslag gelegd dat eiser zich schuldig heeft gemaakt aan gedragingen, die zijn te kwalificeren als gedragingen met een zeer grote impact. Verweerder heeft geconstateerd, dat er op 4 mei 2023 een incident heeft plaatsgevonden, waarbij eiser betrokken was. Eiser heeft in het bijzijn van medewerkers van Trigion een medebewoner met de dood bedreigd. Tijdens deze bedreigingen heeft eiser een mes vastgepakt. Volgens verweerder zijn deze gedragingen wat betreft aard en omvang zodanig ernstig dat dit het opleggen van een ROV 4-maatregel rechtvaardigt.
Wat vindt eiser in beroep?
2. Eiser ontkent dat hij een mes heeft gepakt en verzoekt hierover ter zitting te worden gehoord. Daarnaast stelt eiser dat hij kampt met zodanige psychische problematiek, dat het plaatsen in afzondering zeer schadelijk voor hem is en daarmee onrechtmatig. Verweerder heeft ten onrechte geen rekening gehouden met eisers medische problematiek. Er had een medische check moeten plaatsvinden, voordat de maatregel werd opgelegd. Verder voert eiser aan dat het in afzondering plaatsen van eiser een schending van het recht op privéleven als bedoeld in artikel 8 van het EVRM [2] oplevert. Tot slot valt volgens eiser niet in te zien, waarom de maatregel noodzakelijk was, aangezien verweerder dagen heeft gewacht voordat eiser in afzondering werd geplaatst.
Wat vindt verweerder in beroep?
3. Verweerder stelt zich op het standpunt dat de ROV 4-maatregel op juiste gronden is opgelegd. Het gedrag van eiser heeft geleid tot een incident met een zeer grote impact en rechtvaardigt volgens verweerder oplegging van een ROV 4-maatregel. Dat sprake zou zijn van psychische problemen heeft eiser op geen enkele wijze onderbouwd. De maatregel om eiser in een time out kamer op een andere locatie te plaatsen is volgens verweerder geen vrijheidsontneming dan wel vrijheidsbeperking. De maatregel houdt in dat de bewoner het verblijf op de locatie, waar hij staat ingeschreven, (tijdelijk) wordt ontzegd en hij een opvangplek krijgt aangeboden op een andere bestaande reguliere locatie van het COa voor de duur van de maatregel. De time out kamer is een éénpersoonskamer, met een sobere inrichting. Sanitaire voorzieningen zijn beschikbaar en verzorgingsproducten en maaltijden worden in natura aangeboden. De bewoner kan de time out kamer op elk moment verlaten. Verder stelt verweerder zich op het standpunt, dat de maatregel niet onevenredig is. Het incident heeft zeer grote impact op medebewoners en personeel van het COa gehad. Daarbij is aan eiser een lichtere maatregel opgelegd dan op grond van het Maatregelenbeleid [3] had kunnen worden opgelegd. Tot slot heeft verweerder aangegeven dat geen sprake is van schending van artikel 8 van het EVRM, nu eiser deze stelling op geen enkele wijze heeft onderbouwd.
Reacties op de uitspraak van de meervoudige kamer van 16 februari 2024
4. In reactie op de eerdergenoemde uitspraak van de meervoudige kamer van 16 februari 2024, heeft eiser in zijn brief van 9 april 2024 het standpunt ingenomen dat plaatsing in een ROV-kamer onrechtmatige vrijheidsontneming betreft.
4.1.
Verweerder heeft zich bij brief van 9 april 2024 op het standpunt gesteld dat de plaatsing van eiser in een time out kamer op de locatie Ter Apel geen vrijheidsontneming dan wel vrijheidsbeperking inhoudt. Verweerder stelt dat eiser niet in afzondering is geplaatst en dat er geen vrijheidsbeperkingen aan hem zijn opgelegd. Eiser kon zich vrij bewegen op de locatie in Ter Apel. Eiser is hierdoor niet beperkt in zijn sociale contacten en hij kon de time out kamer op ieder moment verlaten.
4.2.
Op 6 juni 2024 heeft eiser in reactie hierop gewezen dat uit de ROV-maatregel volgt, dat hij is overgeplaatst naar ‘Ter Apel spoor 2’. Een andere term, die hiervoor volgens eiser wordt gebruikt, is procesbeschikbaarheidslocatie (PBL). Eiser stelt zich primair op het standpunt, dat plaatsing in de PBL vrijheidsontneming inhoudt. Dit gelet op de omvang van de PBL, het afgesloten zijn van de PBL (met hekken) van de overige omgeving en het op de PBL geldende regime. De PBL is volgens eiser vergelijkbaar met de HTL. Subsidiair stelt eiser zich op het standpunt, dat plaatsing in de PBL vrijheidsbeperking inhoudt. In dit verband heeft eiser verwezen naar een uitspraak van deze rechtbank en zittingsplaats van 1 maart 2024 [4] en naar de noot van C.H. Slingenberg bij deze uitspraak en bij de uitspraak van deze rechtbank en zittingsplaats van 16 februari 2024 [5] .
Wat is het oordeel van de rechtbank?
5. De rechtbank stelt allereerst vast dat eiser ter zitting de gronden met betrekking tot zijn medische problematiek en de medische check, die had moeten plaatsvinden, heeft laten vallen. Verder is ter zitting komen vast te staan dat eiser een statushouder is die op het azc in Assen verbleef.
Incident dat heeft geleid tot plaatsing
6. Verweerder heeft in het Maatregelenbeleid neergelegd in welke gevallen een ROV-maatregel wordt opgelegd. Er zijn vier impactniveaus te onderscheiden, te weten een geringe, een middelgrote, een grote en een zeer grote impact, waarbij een ROV 4-maatregel kan worden opgelegd als sprake is van een incident met een grote impact. Om een idee te geven van wat onder de verschillende niveaus wordt verstaan is in het beleid een aantal voorbeelden (niet limitatief) gegeven. Als voorbeeld van een incident met zeer grote impact wordt in het Maatregelenbeleid genoemd agressie en geweld tegen medebewoners en/of derden met een zeer grote impact, zoals gedrag met als doel de ander ernstig te kleineren of te bedreigen.
6.1.
De rechtbank volgt eiser niet in zijn stelling dat het hem tegengeworpen incident niet juist is weergegeven en niet dusdanig ernstig is geweest, dat deze een ROV 4-maatregel kan rechtvaardigen. De rechtbank acht de enkele ontkenning van eiser ter zake van het incident van 4 mei 2023 onvoldoende om niet uit te gaan van de incidentbeschrijving in het besluit tot oplegging van de ROV 4-maatregel. Door verweerder is duidelijk omschreven op welke wijze eiser zich fysiek en verbaal dreigend heeft gedragen en wat de impact daarvan was op de medebewoner en de medewerkers van Trigion. In het gesprek, dat op 8 mei 2023 naar aanleiding van het incident met eiser heeft plaatsgevonden, heeft eiser ontkend dat hij een mes heeft gepakt. Ook ter zitting heeft eiser in eerste instantie verklaard dat hij geen mes heeft vastgehad, maar verklaarde hij na vragen van de rechtbank vervolgens dat hij met een mes een salade aan het voorbereiden was. Ook verklaarde eiser ter zitting desgevraagd, dat hij een goede verstandhouding had met zijn kamergenoot, terwijl eiser in het gesprek van 8 mei 2023 heeft verklaard, dat zijn kamergenoot hem tot waanzin dreef. Ook blijkt uit de tot het dossier behorende logboeknotitie van 5 mei 2023, dat er meerdere gesprekken met eiser en zijn kamergenoot hebben plaatsgevonden vanwege gedrag. Gelet op het Maatregelenbeleid heeft verweerder daarom terecht geconcludeerd dat het incident van 4 mei 2023 zeer grote impact heeft gehad en heeft hij een ROV 4-maatregel kunnen opleggen. Van een onevenredige maatregel is gezien de zeer grote impact geen sprake. Hetgeen door en namens eiser is aangevoerd geeft geen aanleiding om hetgeen door verweerder is aangevoerd te betwijfelen. Deze beroepsgrond slaagt niet.
Vrijheidsontneming dan wel vrijheidsbeperking
7. Naar het oordeel van de rechtbank is er met de maatregel van plaatsing in een time out kamer op het azc in Ter Apel geen sprake van vrijheidsontneming dan wel vrijheidsbeperking. Voor deze beoordeling is van belang hoe de situatie in de ROV-kamer feitelijk is. De rechtbank stelt vast dat een vergelijking met de eerdergenoemde uitspraak van 16 februari 2024 niet opgaat, nu eiser niet is geplaatst in een ROV-kamer op de HTL maar in een ROV-kamer op het azc in Ter Apel. Op de zitting van 12 juni 2024 is verder komen vast te staan, dat eiser niet in een ROV-kamer in de PBL in Ter Apel is geplaatst. Eiser is immers op 8 mei 2023 in de ROV-kamer geplaatst en de PBL bestaat pas sinds juli 2023. De gemachtigde van verweerder heeft verder op de zitting toegelicht, dat eiser is geplaatst op een kamer in een gedeelte van het azc in Ter Apel, waar asielzaken uit spoor 2 worden behandeld. Eiser kon niet zomaar het overige gedeelte van het azc bereiken, maar hij kon te allen tijde zijn kamer verlaten. Eiser kon het terrein verlaten en naar het centrum van Ter Apel gaan als hij dat wilde. Eiser kreeg verstrekkingen in natura en sanitaire voorzieningen waren beschikbaar en bereikbaar. Eiser mocht geen gebruik maken van begeleidingsprogramma’s, maar werd niet beperkt in zijn sociale contacten nu hij zich vrij kon bewegen in het gedeelte, waar de ROV-kamer zich bevond en hij kon het terrein verlaten als hij dat wilde. Onder deze omstandigheden, die niet zijn weersproken, is naar het oordeel van de rechtbank geen sprake van vrijheidsontneming dan wel vrijheidsbeperking. Deze beroepsgrond slaagt niet.
8. Het beroep is ongegrond.
9. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. F. Sijens, rechter, in aanwezigheid van mr. Y. van Wijk, griffier en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op rechtspraak.nl.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen vier weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

2.Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden
3.Maatregelenbeleid COa van 15 maart 2022