202204494/1/A3.
Datum uitspraak: 26 juni 2024
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
[appellant], wonend te [woonplaats],
appellant,
tegen de uitspraak van de rechtbank Midden-Nederland van 3 juni 2022 in zaak nrs. 21/4445 en 21/4743 in het geding tussen:
[appellant]
en
de korpschef van politie.
Procesverloop
Bij besluit van 15 november 2021 heeft de korpschef twee verzoeken van [appellant] om wijziging van politiegegevens afgewezen.
Bij uitspraak van 3 juni 2022, ECLI:NL:RBMNE:2022:2138, heeft de rechtbank, voor zover hier van belang, het door [appellant] daartegen ingestelde beroep ongegrond verklaard. Tegen deze uitspraak heeft [appellant] hoger beroep ingesteld.
De korpschef heeft een nader stuk ingediend.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 11 december 2023, waar [appellant] en de korpschef, vertegenwoordigd door mr. T. Gillhaus en mr. P.G.M. van der Voorn, advocaten te Den Haag, zijn verschenen.
Overwegingen
1. Met twee afzonderlijke verzoeken heeft [appellant] de korpschef verzocht om op grond van artikel 28 van de Wet politiegegevens (hierna: Wpg) hem betreffende onjuiste politiegegevens te rectificeren. Bij het eerste verzoek van 12 oktober 2021 heeft [appellant] de korpschef verzocht om verbetering van het adviesrapport van de voormalige klachtencommissie van de politie Hollands Midden, district Gouwe IJssel, van 11 oktober 2010. Bij het tweede verzoek van 26 oktober 2021 heeft [appellant] de korpschef verzocht om verbetering van het onderzoeksrapport Ypenburg van 19 april 2000.
Met het besluit van 15 november 2021 heeft de korpschef beide verzoeken afgewezen, omdat [appellant] in 2019 een soortgelijk verzoek heeft gedaan. Destijds heeft de korpschef daarop een besluit genomen en zich daarbij op het standpunt gesteld dat hij de betreffende gegevens niet meer verwerkt. [appellant] heeft tegen dat besluit beroep ingesteld bij de rechtbank en tegen de uitspraak van de rechtbank hoger beroep bij de Afdeling.
2. De rechtbank heeft geoordeeld dat de korpschef de verzoeken terecht heeft afgewezen, omdat sprake is van herhaalde verzoeken in de zin van artikel 4:6, tweede lid, van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb). Anders dan [appellant] heeft gesteld, heeft de korpschef in de eerdere procedure het bestaan van de rapporten niet ontkend. Het bestaan van de rapporten maakt dan ook niet dat sprake is van nieuwe feiten of omstandigheden ten opzichte van het eerdere verzoek, aldus de rechtbank.
3. [appellant] betoogt dat de rechtbank ten onrechte heeft geoordeeld dat sprake is van een herhaald verzoek. Hij voert daartoe aan dat sprake is van nieuwe feiten en omstandigheden, omdat de rapporten die hij wil laten wijzigen, anders dan de korpschef heeft gesteld in de eerdere procedure, nog wel bestaan.
4. De gronden die [appellant] in hoger beroep heeft aangevoerd zijn zo goed als een herhaling van wat hij in beroep heeft aangevoerd. De rechtbank is gemotiveerd op die gronden ingegaan. [appellant] heeft geen redenen aangevoerd waarom de gemotiveerde beoordeling van die gronden in de aangevallen uitspraak onjuist of onvolledig zou zijn. De Afdeling kan zich vinden in het oordeel van de rechtbank en in de onder 8 opgenomen overwegingen, waarop dat oordeel is gebaseerd.
Hieraan voegt de Afdeling nog toe dat de Afdeling in de uitspraak van 2 februari 2022, ECLI:NL:RVS:2022:310, al heeft geoordeeld over de vraag of de korpschef deze gegevens nog verwerkt. [appellant] heeft geen nieuwe feiten of veranderde omstandigheden naar voren gebracht waaruit blijkt dat de korpschef de gegevens nog verwerkt. De rechtbank is terecht tot hetzelfde oordeel gekomen. 5. Het hoger beroep is ongegrond. De uitspraak van de rechtbank moet worden bevestigd, voor zover aangevallen. De korpschef hoeft geen proceskosten te vergoeden.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
bevestigt de aangevallen uitspraak, voor zover aangevallen.
Aldus vastgesteld door mr. E.J. Daalder, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. R.F.J. Bindels, griffier.
w.g. Daalder
lid van de enkelvoudige kamer
w.g. Bindels
griffier
Uitgesproken in het openbaar op 26 juni 2024
85-1072