202304742/1/V1
Datum uitspraak: 20 juni 2024
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het verzoek van:
[de vreemdeling],
verzoekster,
om proceskostenveroordeling in geval van intrekking van het hoger beroep (artikel 8:75a van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: de Awb)).
Procesverloop
De vreemdeling, vertegenwoordigd door mr. E. Berger, advocaat te Zwolle, heeft hoger beroep ingesteld tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Utrecht, van 19 juli 2023 in zaak nr. NL23.17849.
De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid heeft een nader stuk ingediend.
De vreemdeling heeft het hoger beroep ingetrokken en de Afdeling verzocht om de staatssecretaris te veroordelen in de bij haar opgekomen proceskosten.
Overwegingen
1. De vreemdeling heeft het hoger beroep ingetrokken en gelijktijdig een verzoek gedaan om de staatssecretaris krachtens artikel 8:75 van de Awb in de proceskosten te veroordelen. Daarvoor kan aanleiding bestaan als de staatssecretaris aan de vreemdeling tegemoet is gekomen (uitspraak van de Afdeling van 5 augustus 2020, ECLI:NL:RVS:2020:1855, onder 2.1). 2. Op de door de Afdeling in de uitspraak van 8 november 2023, ECLI:NL:RVS:2023:4125, gestelde prejudiciële vragen heeft het Hof van Justitie nog geen antwoord gegeven. De Afdeling is, gelet op wat zij in de hiervoor genoemde uitspraak onder 22 tot en met 25 heeft overwogen, van oordeel dat er rekening mee moet worden gehouden dat de staatssecretaris met WBV 2022/22 de beslistermijn rechtmatig met negen maanden heeft verlengd. In dit geval heeft de staatssecretaris bij besluit van 30 mei 2024 de aanvraag van de vreemdeling om verlening van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd afgewezen. De vreemdeling heeft deze aanvraag op 18 oktober 2022 ingediend. Dit betekent dat de staatssecretaris, ongeacht de rechtmatigheid van de verlenging van de beslistermijn, ook de beslistermijn van vijftien maanden heeft overschreden. De Afdeling ziet daarom aanleiding de staatssecretaris in de proceskosten te veroordelen. 3. Het verzoek wordt toegewezen. De staatssecretaris moet de in verband met het hoger beroep gemaakte proceskosten vergoeden (een punt voor het hogerberoepschrift). Het hoger beroep gaat uitsluitend over het door de staatssecretaris niet tijdig nemen van een besluit op de asielaanvraag. De Afdeling past daarom wegingsfactor 0,5 toe.
Het besluit van 30 mei 2024
4. De vreemdeling heeft het hoger beroep ingetrokken. De toetsing door de Afdeling beperkt zich dus tot het besluit van 30 mei 2024. Dat besluit wordt namelijk, gelet op artikel 6:20, derde lid, in samenhang gelezen met artikel 6:24 van de Awb, van rechtswege geacht onderwerp te zijn van dit geding. De vreemdeling heeft desgevraagd laten weten dat zij het niet eens is met dat besluit.
5. De Afdeling ziet in dit geval aanleiding om het van rechtswege ontstane beroep tegen het besluit van 30 mei 2024, krachtens artikel 6:20, vierde lid, van de Awb, te verwijzen naar de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Utrecht. De Afdeling acht het passend dat de rechtbank het beroep tegen dat besluit toetst en dat tegen dat oordeel hoger beroep openstaat. De rechtbank is er namelijk op ingericht om in eerste aanleg asielbesluiten te toetsen en zitting te houden in dit soort zaken. Hiermee wordt ook recht gedaan aan de in afdeling 4 van hoofdstuk 7 van de Vw 2000 neergelegde functie van de hogerberoepsrechter.
6. De Afdeling verwijst het beroep naar de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Utrecht.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
I. veroordeelt de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid tot vergoeding van de bij de vreemdeling in verband met de behandeling van het hoger beroep opgekomen proceskosten tot een bedrag van € 437,50, geheel toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand;
II. verwijst het beroep tegen het besluit van 30 mei 2024, V-[…], naar de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Utrecht.
Aldus vastgesteld door mr. J.C.A. de Poorter, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. F.W. de Lange, griffier.
w.g. De Poorter
lid van de enkelvoudige kamer
w.g. De Lange
griffier
Uitgesproken in het openbaar op 20 juni 2024
966