ECLI:NL:RVS:2024:2270
Raad van State
- Hoger beroep
- C.M. Wissels
- E. Steendijk
- J.J.W.P. van Gastel
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep tegen afwijzing verblijfsvergunning asiel door staatssecretaris van Justitie en Veiligheid
Op 10 september 2021 heeft de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid een aanvraag van een vreemdeling voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd afgewezen. De vreemdeling heeft hiertegen beroep ingesteld bij de rechtbank, die op 27 december 2022 het beroep ongegrond verklaarde. De vreemdeling, vertegenwoordigd door mr. E.A. Welling, heeft vervolgens hoger beroep ingesteld tegen deze uitspraak. De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft op 3 juni 2024 uitspraak gedaan in deze zaak.
In de overwegingen van de Raad van State werd vastgesteld dat de grieven van de vreemdeling in grieven 1 tot en met 6 en in grief 8 niet tot vernietiging van de uitspraak van de rechtbank leiden. Dit werd niet verder gemotiveerd, omdat deze grieven geen vragen bevatten die in het belang van de rechtseenheid, rechtsontwikkeling of rechtsbescherming beantwoord moeten worden. Echter, in grief 7 werd terecht geklaagd over het oordeel van de rechtbank dat er geen gebrek kleefde aan het terugkeerbesluit, omdat daarin geen land van terugkeer was vermeld. De Raad van State verwijst naar eerdere uitspraken waarin is vastgesteld dat de staatssecretaris altijd een land van terugkeer moet noemen in het terugkeerbesluit.
Uiteindelijk oordeelde de Raad van State dat het hoger beroep gegrond was. De uitspraak van de rechtbank werd vernietigd, het beroep werd gegrond verklaard en het besluit van 10 september 2021 werd vernietigd. De staatssecretaris werd veroordeeld tot vergoeding van de proceskosten van de vreemdeling, die op € 2.625,00 werden vastgesteld, geheel toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand.