ECLI:NL:RVS:2024:2208

Raad van State

Datum uitspraak
29 mei 2024
Publicatiedatum
29 mei 2024
Zaaknummer
202204808/1/V3
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen niet-ontvankelijk verklaring van asielaanvraag door staatssecretaris van Justitie en Veiligheid

Op 29 mei 2024 heeft de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State uitspraak gedaan in een hoger beroep van de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Den Haag. De zaak betreft een aanvraag van een vreemdeling voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd, die door de staatssecretaris op 24 juni 2022 niet-ontvankelijk was verklaard. De rechtbank had op 4 augustus 2022 deze beslissing vernietigd en de staatssecretaris opgedragen een nieuw besluit te nemen met inachtneming van de uitspraak. De staatssecretaris ging in hoger beroep tegen deze uitspraak.

De Afdeling heeft in haar overwegingen vastgesteld dat de rechtbank terecht heeft geoordeeld dat de vreemdeling voldoende twijfel heeft gezaaid over de mogelijkheden om toegang te krijgen tot Georgië. De vreemdeling had inspanningen verricht om daadwerkelijk toegelaten te worden tot Georgië, wat door de staatssecretaris niet voldoende was weerlegd. Het hoger beroep van de staatssecretaris is ongegrond verklaard, en de uitspraak van de rechtbank is bevestigd. Tevens is de staatssecretaris veroordeeld tot vergoeding van de proceskosten van de vreemdeling, die op € 875,00 zijn vastgesteld, geheel toe te rekenen aan beroepsmatige rechtsbijstand.

De uitspraak is gedaan door mr. C.J. Borman, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. M.W. Schippers, griffier. De beslissing is openbaar uitgesproken op 29 mei 2024.

Uitspraak

202204808/1/V3.
Datum uitspraak: 29 mei 2024
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van:
de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid,
appellant,
tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Haarlem, van 4 augustus 2022 in zaak nr. NL22.8141 in het geding tussen:
[de vreemdeling]
en
de staatssecretaris.
Procesverloop
Bij besluit van 24 juni 2022 heeft de staatssecretaris een aanvraag van de vreemdeling om hem een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd te verlenen, niet-ontvankelijk verklaard.
Bij uitspraak van 4 augustus 2022 heeft de rechtbank het daartegen door de vreemdeling ingestelde beroep gegrond verklaard, dat besluit vernietigd en bepaald dat de staatssecretaris een nieuw besluit op de aanvraag neemt met inachtneming van de uitspraak.
Tegen deze uitspraak heeft de staatssecretaris hoger beroep ingesteld.
De vreemdeling, vertegenwoordigd door mr. R.M. Boesjes, advocaat te Haarlem, heeft een schriftelijke uiteenzetting gegeven.
De vreemdeling heeft een nader stuk ingediend.
Overwegingen
1.       Het hoger beroep leidt niet tot vernietiging van de uitspraak van de rechtbank. De rechtbank heeft namelijk terecht overwogen dat de vreemdeling met tegenbewijs voldoende twijfel heeft gezaaid dat de door de staatssecretaris geschetste mogelijkheden om toegang te krijgen tot Georgië in zijn geval niet aanwezig zijn, en dat de vreemdeling inspanningen heeft verricht om daadwerkelijk te worden toegelaten tot Georgië. De Afdeling wijst op haar uitspraak van 17 april 2023, ECLI:NL:RVS:2023:1480, onder 6.
1.1.    Dit oordeel hoeft niet verder te worden gemotiveerd. De reden daarvoor is dat het hogerberoepschrift geen vragen bevat die in het belang van de rechtseenheid, de rechtsontwikkeling of de rechtsbescherming in algemene zin beantwoord moeten worden (artikel 91, tweede lid, van de Vw 2000).
2.       Het hoger beroep is ongegrond. De uitspraak van de rechtbank wordt bevestigd. De staatssecretaris moet de proceskosten vergoeden.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
I.        bevestigt de aangevallen uitspraak;
II.       veroordeelt de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid tot vergoeding van bij de vreemdeling in verband met de behandeling van het hoger beroep opgekomen proceskosten tot een bedrag van € 875,00, geheel toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand.
Aldus vastgesteld door mr. C.J. Borman, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. M.W. Schippers, griffier.
w.g. Borman
lid van de enkelvoudige kamer
w.g. Schippers
griffier
Uitgesproken in het openbaar op 29 mei 2024
873