ECLI:NL:RVS:2024:15

Raad van State

Datum uitspraak
4 januari 2024
Publicatiedatum
4 januari 2024
Zaaknummer
202307685/2/V2
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Voorlopige voorziening inzake beëindiging tijdelijke bescherming vreemdeling

Op 4 januari 2024 heeft de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State uitspraak gedaan in een zaak betreffende een verzoek om voorlopige voorziening van een vreemdeling. De vreemdeling had bezwaar gemaakt tegen een besluit van de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, dat op 4 september 2023 het recht op bescherming zou eindigen op grond van de Richtlijn Tijdelijke Bescherming en het daarop gebaseerde Uitvoeringsbesluit. De rechtbank Den Haag had eerder, op 17 november 2023, het beroep van de vreemdeling ongegrond verklaard, waarop de vreemdeling hoger beroep had ingesteld en verzocht om een voorlopige voorziening.

De vreemdeling verzocht de voorzieningenrechter om te bepalen dat hij behandeld zou worden alsof het recht op tijdelijke bescherming nog van toepassing was. De voorzieningenrechter verwees naar een eerdere uitspraak van 1 september 2023, waarin was bepaald dat andere derdelanders uit Oekraïne in Nederland mochten blijven tot er een eindoordeel was over het beëindigen van hun tijdelijke bescherming. De voorzieningenrechter concludeerde echter dat de vreemdeling tot de groep derdelanders behoort die onder de mededeling van de staatssecretaris valt, en daarom werd het verzoek om voorlopige voorziening afgewezen.

De voorzieningenrechter oordeelde dat er geen aanleiding was om een voorlopige voorziening te treffen en dat de staatssecretaris geen proceskosten hoefde te vergoeden. De uitspraak werd openbaar uitgesproken op 4 januari 2024.

Uitspraak

202307685/2/V2.
Datum uitspraak: 4 januari 2024
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak van de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht), met toepassing van artikel 8:83, derde lid, van die wet, hangende het hoger beroep van:
[de vreemdeling],
verzoeker,
tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Groningen, van 17 november 2023 in zaak nr. NL23.27143 in het geding tussen:
de vreemdeling
en
de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid.
Procesverloop
Bij besluit van 23 augustus 2023 heeft de staatssecretaris bepaald dat op 4 september 2023 het recht op bescherming eindigt dat de vreemdeling geniet op grond van Richtlijn 2001/55/EG (hierna: de Richtlijn Tijdelijke Bescherming) en het daarop gebaseerde Uitvoeringsbesluit (EU) 2022/382 van 4 maart 2022 (hierna: het Uitvoeringsbesluit).
Bij uitspraak van 17 november 2023 heeft de rechtbank het daartegen door de vreemdeling ingestelde beroep ongegrond verklaard.
Tegen deze uitspraak heeft de vreemdeling hoger beroep ingesteld. Ook heeft hij de voorzieningenrechter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
Overwegingen
1.       De vreemdeling heeft de voorzieningenrechter verzocht de voorlopige voorziening te treffen dat hij zal worden behandeld alsof het recht op tijdelijke bescherming op grond van de Richtlijn Tijdelijke Bescherming en het daarop gebaseerde Uitvoeringsbesluit op hem van toepassing blijft.
1.1.    In zijn uitspraak van 1 september 2023, ECLI:NL:RVS:2023:3349, heeft de voorzieningenrechter van de Afdeling in een zaak van een andere zogeheten ‘derdelander’ die uit Oekraïne naar Nederland was gevlucht, bepaald dat deze bij wijze van voorlopige voorziening zal worden behandeld alsof het recht op tijdelijke bescherming op grond van de Richtlijn Tijdelijke Bescherming en het daarop gebaseerde Uitvoeringsbesluit op hem van toepassing blijft. Naar aanleiding daarvan heeft de staatssecretaris op 2 september 2023 meegedeeld dat ook andere derdelanders die uit Oekraïne naar Nederland zijn gevlucht en niet de Oekraïense nationaliteit hebben, in Nederland mogen blijven tot de Afdeling een eindoordeel geeft over het beëindigen van het recht op tijdelijke bescherming voor deze groep.
1.2.    De vreemdeling behoort tot de groep derdelanders die onder de mededeling van de staatssecretaris valt. Gelet hierop treft de voorzieningenrechter geen voorlopige voorziening.
2.       Het verzoek wordt afgewezen. De staatssecretaris hoeft geen proceskosten te vergoeden.
Beslissing
De voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
wijst het verzoek af.
Aldus vastgesteld door mr. A. Kuijer, voorzieningenrechter, in tegenwoordigheid van mr. S.P.M. Zwinkels, griffier.
w.g. Kuijer
voorzieningenrechter
w.g. Zwinkels
griffier
Uitgesproken in het openbaar op 4 januari 2024
309-984