ECLI:NL:RVS:2024:14

Raad van State

Datum uitspraak
4 januari 2024
Publicatiedatum
4 januari 2024
Zaaknummer
202307671/2/V2
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Voorlopige voorziening inzake beëindiging tijdelijke bescherming voor derdelanders uit Oekraïne

Op 4 januari 2024 heeft de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State uitspraak gedaan in een zaak betreffende een verzoek om voorlopige voorziening. De vreemdeling had verzocht om te worden behandeld alsof het recht op tijdelijke bescherming op grond van de Richtlijn Tijdelijke Bescherming en het daarop gebaseerde Uitvoeringsbesluit op hem van toepassing blijft. Dit verzoek volgde op een besluit van de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid van 22 augustus 2023, waarin werd bepaald dat het recht op bescherming op 4 september 2023 eindigde. De vreemdeling had eerder beroep ingesteld tegen een uitspraak van de rechtbank Den Haag, die zijn beroep ongegrond had verklaard op 17 november 2023.

De voorzieningenrechter overwoog dat in een eerdere uitspraak van 1 september 2023, ECLI:NL:RVS:2023:3349, was bepaald dat andere derdelanders die uit Oekraïne naar Nederland waren gevlucht, bij wijze van voorlopige voorziening mochten blijven. De staatssecretaris had op 2 september 2023 bevestigd dat deze groep derdelanders in Nederland mocht blijven totdat er een eindoordeel was over het beëindigen van hun recht op tijdelijke bescherming. Aangezien de vreemdeling tot deze groep behoort, besloot de voorzieningenrechter om geen voorlopige voorziening te treffen.

Uiteindelijk werd het verzoek van de vreemdeling afgewezen en werd bepaald dat de staatssecretaris geen proceskosten hoefde te vergoeden. De uitspraak werd openbaar uitgesproken op 4 januari 2024.

Uitspraak

202307671/2/V2.
Datum uitspraak: 4 januari 2024
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak van de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht), met toepassing van artikel 8:83, derde lid, van die wet, hangende het hoger beroep van:
[de vreemdeling],
verzoeker,
tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Groningen, van 17 november 2023 in zaak nr. NL23.27145 in het geding tussen:
de vreemdeling
en
de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid.
Procesverloop
Bij besluit van 22 augustus 2023 heeft de staatssecretaris bepaald dat op 4 september 2023 het recht op bescherming eindigt dat de vreemdeling geniet op grond van Richtlijn 2001/55/EG (hierna: de Richtlijn Tijdelijke Bescherming) en het daarop gebaseerde Uitvoeringsbesluit (EU) 2022/382 van 4 maart 2022 (hierna: het Uitvoeringsbesluit).
Bij uitspraak van 17 november 2023 heeft de rechtbank het daartegen door de vreemdeling ingestelde beroep ongegrond verklaard.
Tegen deze uitspraak heeft de vreemdeling hoger beroep ingesteld. Ook heeft hij de voorzieningenrechter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
Overwegingen
1.       De vreemdeling heeft de voorzieningenrechter verzocht de voorlopige voorziening te treffen dat hij zal worden behandeld alsof het recht op tijdelijke bescherming op grond van de Richtlijn Tijdelijke Bescherming en het daarop gebaseerde Uitvoeringsbesluit op hem van toepassing blijft.
1.1.    In zijn uitspraak van 1 september 2023, ECLI:NL:RVS:2023:3349, heeft de voorzieningenrechter van de Afdeling in een zaak van een andere zogeheten ‘derdelander’ die uit Oekraïne naar Nederland was gevlucht, bepaald dat deze bij wijze van voorlopige voorziening zal worden behandeld alsof het recht op tijdelijke bescherming op grond van de Richtlijn Tijdelijke Bescherming en het daarop gebaseerde Uitvoeringsbesluit op hem van toepassing blijft. Naar aanleiding daarvan heeft de staatssecretaris op 2 september 2023 meegedeeld dat ook andere derdelanders die uit Oekraïne naar Nederland zijn gevlucht en niet de Oekraïense nationaliteit hebben, in Nederland mogen blijven tot de Afdeling een eindoordeel geeft over het beëindigen van het recht op tijdelijke bescherming voor deze groep.
1.2.    De vreemdeling behoort tot de groep derdelanders die onder de mededeling van de staatssecretaris valt. Gelet hierop treft de voorzieningenrechter geen voorlopige voorziening.
2.       Het verzoek wordt afgewezen. De staatssecretaris hoeft geen proceskosten te vergoeden.
Beslissing
De voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
wijst het verzoek af.
Aldus vastgesteld door mr. A. Kuijer, voorzieningenrechter, in tegenwoordigheid van mr. S.P.M. Zwinkels, griffier.
w.g. Kuijer
voorzieningenrechter
w.g. Zwinkels
griffier
Uitgesproken in het openbaar op 4 januari 2024
309-984