ECLI:NL:RVS:2024:1226
Raad van State
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep tegen de beslissing van de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid over de bewaring van een vreemdeling
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van een vreemdeling tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag, die op 2 februari 2024 het beroep van de vreemdeling ongegrond verklaarde en het verzoek om schadevergoeding afwees. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid had op 16 januari 2024 besloten om de vreemdeling in bewaring te stellen. De vreemdeling, vertegenwoordigd door mr. R.M. Seth Paul, heeft tegen deze uitspraak hoger beroep ingesteld.
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft op 26 maart 2024 uitspraak gedaan. De Afdeling oordeelt dat het hoger beroep niet leidt tot vernietiging van de uitspraak van de rechtbank. De Afdeling verwijst naar een eerdere uitspraak van 14 december 2023, waarin is vastgesteld dat de staatssecretaris de vreemdeling mag ophouden wanneer deze niet over identificerende documenten beschikt, maar de staatssecretaris wel bekend is met de identiteit van de vreemdeling.
De Afdeling ziet geen reden om de bewaring onrechtmatig te achten en bevestigt de uitspraak van de rechtbank. De staatssecretaris hoeft geen proceskosten te vergoeden. De uitspraak is gedaan door mr. A.J.C. de Moor-van Vugt, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. R.H.L. Dallinga, griffier.