ECLI:NL:RVS:2024:1005
Raad van State
- Voorlopige voorziening
- Rechtspraak.nl
Voorlopige voorziening in asielzaak tegen staatssecretaris van Justitie en Veiligheid
Op 8 maart 2024 heeft de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State uitspraak gedaan in een verzoek om voorlopige voorziening. De zaak betreft een vreemdeling die op 11 augustus 2023 een aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd indiende, welke door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid werd afgewezen. De vreemdeling heeft hiertegen beroep aangetekend bij de rechtbank Den Haag, die op 6 februari 2024 het beroep ongegrond verklaarde. De vreemdeling, vertegenwoordigd door mr. R.H.T. van Boxmeer, heeft vervolgens hoger beroep ingesteld en verzocht om een voorlopige voorziening.
De voorzieningenrechter heeft overwogen dat het verzoek gericht is op het voorkomen van beëindiging van de verstrekkingen aan de vreemdeling, die op 7 maart 2024 zouden worden stopgezet. Gezien de omstandigheden kon de voorzieningenrechter niet tijdig beoordelen of de uitspraak van de rechtbank in hoger beroep zou worden vernietigd. Daarom heeft de voorzieningenrechter besloten een voorlopige voorziening te treffen, waarbij de beëindiging van de verstrekkingen achterwege blijft.
Daarnaast heeft de voorzieningenrechter de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid veroordeeld tot vergoeding van de proceskosten van de vreemdeling, die zijn vastgesteld op € 875,00, geheel toe te rekenen aan beroepsmatig verleende rechtsbijstand. De uitspraak is openbaar gedaan op 8 maart 2024.