ECLI:NL:RBDHA:2024:4000

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
6 februari 2024
Publicatiedatum
22 maart 2024
Zaaknummer
NL23.24897
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing asielaanvraag van Iraakse eiser met verdenking van betrokkenheid bij de dood van PKK-leiders

In deze uitspraak beoordeelt de Rechtbank Den Haag het beroep van een Iraakse eiser tegen de afwijzing van zijn asielaanvraag. Eiser heeft op 17 maart 2022 een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel, die door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid op 11 augustus 2023 als ongegrond is afgewezen. De rechtbank heeft de zaak op 22 januari 2024 behandeld, waarbij eiser en zijn gemachtigde aanwezig waren, evenals de gemachtigde van de verweerder.

Eiser stelt dat hij van Iraakse nationaliteit is en dat hij wordt verdacht van spionage voor de Turkse militaire inlichtingendienst, omdat hij foto’s heeft gemaakt van twee PKK-leiders die later omkwamen bij een Turks bombardement. De rechtbank oordeelt dat de staatssecretaris niet onzorgvuldig heeft gehandeld door eiser niet eerder te confronteren met tegenstrijdige informatie over de dood van de PKK-leiders. De rechtbank vindt dat de staatssecretaris de verklaringen van eiser niet onterecht ongeloofwaardig heeft geacht, gezien de inconsistenties in zijn verhaal en het gebrek aan ondersteunend bewijs.

De rechtbank concludeert dat de staatssecretaris de aanvraag op goede gronden heeft afgewezen en dat het beroep van eiser ongegrond is. Eiser krijgt geen vergoeding van zijn proceskosten. De uitspraak is openbaar gemaakt en er is informatie gegeven over de mogelijkheid tot hoger beroep.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Bestuursrecht
zaaknummer: NL23.24897

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen[eiser], V-nummer: [v-nummer], eiser

(gemachtigde: mr. R.H.T. van Boxmeer),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

(gemachtigde: mr. S. Boerci).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen de afwijzing van zijn asielaanvraag. Eiser heeft op 17 maart 2022 een aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd ingediend. Verweerder heeft met het bestreden besluit van 11 augustus 2023 deze aanvraag in de verlengde procedure afgewezen als ongegrond.
1.1.
De rechtbank heeft het beroep op 22 januari 2024 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiser, de gemachtigde van eiser en de gemachtigde van verweerder.

Beoordeling door de rechtbank

Waar gaat deze zaak over?
2. Eiser stelt van Iraakse nationaliteit te zijn en te zijn geboren op [geboortedag] 1997. Eiser heeft aan zijn asielaanvraag ten grondslag gelegd dat de PKK [1] hem beschuldigt van spionage voor de Turkse militaire inlichtingendienst. Twee leiders van de PKK genaamd [naam 1] en [naam 2] zijn op 29 augustus 2021 omgekomen bij een Turks bombardement in de Koerdische autonome regio in Noord-Irak. De avond ervoor hebben deze leiders gegeten en geslapen bij de opa van eiser. Eiser heeft toen foto’s gemaakt van zijn opa met deze leiders. Eiser heeft na het bombardement via zijn neef, die advocaat is en lid is van de KDP [2] , vernomen dat de PKK hem verdenkt van spionage voor de Turkse militaire inlichtingendienst en hem op een lijst heeft geplaatst van mensen die door de PKK gezocht worden. De KDP, het dorpshoofd en eisers opa hebben geprobeerd gesprekken te voeren met de PKK maar zonder resultaat. Eiser is daarom door de KDP geadviseerd zichzelf in veiligheid te brengen.
3. Volgens verweerder bevat het asielrelaas van eiser de volgende relevante elementen:
  • identiteit, nationaliteit en herkomst;
  • verdenking van betrokkenheid bij de dood van twee PKK-leiders.
Verweerder heeft de identiteit, nationaliteit en herkomst van eiser geloofwaardig gevonden maar verweerder heeft niet geloofwaardig gevonden dat eiser wordt verdacht van betrokkenheid bij de dood van twee PKK-leiders.
Waarom is eiser het niet eens met het bestreden besluit?
4. Verweerder heeft ten onrechte geconcludeerd dat eiser niet aannemelijk heeft gemaakt dat hij bij terugkeer gegronde redenen heeft om te vrezen voor vervolging, dan wel een reëel risico loopt op een behandeling in strijd met artikel 3 van het EVRM. Verweerder heeft namelijk ten onrechte niet geloofwaardig gevonden dat eiser door de PKK verdacht wordt van betrokkenheid bij de dood van twee PKK-leiders. Verweerder had eiser tijdens het gehoor moeten confronteren met het feit dat zijn verklaringen over de dood van de PKK-leiders niet in overeenstemming zijn met informatie uit openbare bronnen. Door dit niet te doen heeft verweerder in strijd met de samenwerkingsverplichting, neergelegd in artikel 4 van de Kwalificatierichtlijn, gehandeld. Verweerder heeft de openbare bronnen ook niet mogen tegenwerpen omdat het twee nieuwsberichten betreft van twee Turkse kranten en het nieuws vanuit de Turkse media over het Turks-Koerdische conflict niet objectief is, omdat de Turkse media onder controle van de Turkse overheid staat. Ook over de familieband tussen eiser en zijn opa is tijdens het gehoor geen enkele twijfel geuit. Eiser wijst er verder op dat zijn relaas door algemene landeninformatie wordt onderbouwd. [3] Hij stelt dat zijn opa de strijders kende en het dus niet alleen de wapens en portofoons waren die duidelijk maakten dat het om PKK strijders ging. Ook de kleding wees hier volgen eiser op. Doordat zijn opa geen begrip heeft van moderne technologie en omdat de PKK respect heeft voor zijn opa, werd hij niet als verdachte van het versturen van de foto’s aangemerkt. Ten slotte voert eiser aan dat zijn problemen schriftelijk zijn bevestigd door zijn neef en dat verweerder deze brief onvoldoende in de beoordeling heeft betrokken.
Wat is het oordeel van de rechtbank?
Zorgvuldigheid
5. De rechtbank is van oordeel dat verweerder niet onzorgvuldig en in strijd met de samenwerkingsplicht heeft gehandeld door eiser pas in het voornemen te confronteren met twee openbare bronnen waaruit volgt dat de PKK-leiders waar eiser over heeft verklaard op een eerdere datum zijn gedood door het Turkse leger dan eiser stelt. [4] Ten tijde van het nader gehoor was verweerder namelijk nog niet met deze informatie bekend, waardoor niet van verweerder verwacht kan worden dat hij eiser hier al tijdens het gehoor mee had geconfronteerd. Eiser heeft niet nader gemotiveerd waarom verweerder hier wel toe gehouden was gelet op de samenwerkingsplicht. Daarbij komt dat eiser voldoende mogelijkheid heeft gehad om op de informatie te reageren door een zienswijze in te dienen.
Verdenking van betrokkenheid bij dood PKK-leiders
6. De rechtbank is van oordeel dat verweerder ongeloofwaardig heeft mogen vinden dat eiser wordt verdacht van betrokkenheid bij de dood van twee PKK-leiders. Verweerder heeft mogen stellen dat eiser vaag en ongerijmd heeft verklaard over de verdenking. Daarbij heeft verweerder erop kunnen wijzen dat eiser niet gedetailleerd weet te verklaren over de reden van de verdenking en de daaruit voortvloeiende problemen, hoe de gesprekken met zijn neef precies liepen en wat deze neef precies wist. Over de reden van de verdenking heeft eiser enkel verklaard dat hij vermoed dat de vrouw die de leiders vergezelde op hun bezoek bij zijn opa heeft verteld dat hij de foto’s heeft genomen en dat hij zelf ook niet begrijpt waarom hij verdacht wordt enkel vanwege het maken van twee foto’s. [5] Ook heeft eiser niet kunnen verklaren waarom hij toestemming heeft gekregen om foto’s te maken terwijl dit eigenlijk verboden is. Verweerder heef eisers verklaring dat dit komt omdat de PKK-leiders respect hebben voor zijn opa niet hoeven volgen, nu eiser niet nader heeft kunnen uitleggen waarom dit respect zodanig was dat zij toestemming voor het maken van foto’s hebben gegeven. Verweerder heeft ook opmerkelijk mogen vinden dat de PKK alleen eiser verantwoordelijk houdt voor de dood van de PKK-leiders. Eiser heeft namelijk verklaard dat zij zijn opa met rust hebben gelaten en zelfs gesprekken met hem hebben gevoerd, terwijl hij volgens eiser degene is die op de foto’s staat met de PKK-leiders. Verweerder heeft mogen opmerken dat eisers verklaring dat zijn opa met rust is gelaten uit respect, de vraag oproept waarom dit respect niet heeft geleid tot een meer behoudende reactie tegen eiser zelf.
6.1.
In beroep heeft eiser gesteld dat de bedreigingen tegen hem voortduren en dat dit blijkt uit een filmpje waarop te zien zou zijn dat iemand een dreigbrief die voor hem bedoeld is, aflevert bij het huis van zijn vader. Eiser heeft dit filmpje niet overgelegd. Los daarvan heeft verweerder er ter zitting op gewezen dat deze stelling haaks staat op eisers eerdere verklaring dat zijn opa aan de PKK heeft laten weten dat eiser is vertrokken en dat hij ook niet weet waar hij is. [6] Verweerder heeft daarom mogen concluderen dat dit afdoet aan de geloofwaardigheid van eisers relaas.
6.2.
Verweerder heeft daarnaast mogen concluderen dat het eisers relaas onvoldoende wordt onderbouwd door de overgelegde stukken. Verweerder heeft er daarbij op kunnen wijzen dat niet geverifieerd kan worden of de foto’s genomen zijn op het door eiser gestelde moment, door wie de foto’s zijn gemaakt en of de personen die samen met eisers opa op de foto staan, de betreffende PKK-leiders zijn die later zijn gedood. De identificerende documenten die eiser in beroep heeft overgelegd om de familierelatie met zijn opa te onderbouwen kunnen niet afdoen aan wat hiervoor is overwogen omdat dit enkel de familieband tussen eiser en zijn opa zou kunnen onderbouwen. Hetzelfde geldt voor de stelling dat zijn opa de strijders kende en dat ook aan hun kleding te zien was dat het om PKK strijders ging. Daargelaten dat eiser niet nader heeft onderbouwd op welke manier aan de kleding is af te zien dat het PKK-strijders betreft, blijft namelijk onduidelijk wie er op de foto’s staan en wanneer en door wie deze zijn gemaakt. Verweerder heeft mogen stellen dat eiser zijn relaas ook niet aannemelijk heeft gemaakt met de door hem overgelegde afbeelding van een filmpje waarop een dood lichaam te zien is, nu de datum van de afbeelding niet geverifieerd kan worden en eiser daarnaast heeft aangegeven niet zeker te weten of het hier om [naam 1] of [naam 3] gaat. Verweerder heeft bevreemdend mogen vinden dat eiser geen enkele openbare bron heeft overgelegd waarin de dood van [naam 1] en [naam 3] als gevolg van het bombardement op 29 augustus 2021 wordt bevestigd, nu eiser stelt dat zij twee vooraanstaande PKK-leiders zijn. Daar heeft verweerder tegenover mogen stellen zelf wel twee openbare bronnen te hebben gevonden waarin de dood van twee PKK-leiders met dezelfde (code) naam op een eerdere datum wordt bevestigd. De rechtbank volgt eiser niet in zijn standpunt dat verweerder deze bronnen niet heeft mogen tegenwerpen omdat Turkse nieuwsberichten over het Koerdisch-Turks conflict niet objectief zijn. Eiser heeft namelijk niet nader gemotiveerd in welk opzicht de informatie in de nieuwsberichten onbetrouwbaar of onjuist is. Dit had eiser bijvoorbeeld kunnen doen door openbare bronnen over te leggen waar een andersluidende conclusie uit volgt.
6.3.
Eiser heeft een verklaring overgelegd van zijn neef waarin hij, in hoedanigheid van bestuurder van regioafdeling 18 van de KDP, bevestigt dat hij van de veiligheidsdienst heeft vernomen dat eiser beschuldigd wordt van spionage voor de Turkse militaire inlichtingendienst, dat gesprekken met de PKK geen resultaat hebben opgeleverd en dat eiser is geadviseerd om zichzelf in veiligheid te brengen. Verweerder heeft zich echter op het standpunt mogen stellen dat eisers neef een subjectieve bron is, dat zijn verklaring naderhand op verzoek is opgesteld en dat deze daarom onvoldoende is om eisers relaas alsnog aannemelijk te maken. Dit geldt ook voor de algemene informatie die eiser heeft overgelegd over de omgang van de PKK met vermeende tegenstanders, nu eiser niet aannemelijk heeft gemaakt dat hij door de PKK als tegenstander wordt beschouwd.

Conclusie en gevolgen

7. Verweerder heeft de aanvraag op goede gronden en deugdelijk gemotiveerd afgewezen als ongegrond. Het beroep is ongegrond.
8. Eiser krijgt geen vergoeding van zijn proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. C.W. Griffioen, rechter, in aanwezigheid van mr. J.J. Yilmaz, griffier.
De beslissing is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
Informatie over hoger beroep
Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met de uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen 4 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Partiya Karkerên Kurdistanê (Koerdische Arbeiderspartij).
2.Koerdische Democratische Partij (Koerdisch: Partîya Demokrata Kurdistanê), de regerende partij in het woongebied van eiser.
3.Hij wijst daarbij op het US Department of State report on Human Rights van 2022.
4.Zie het bericht op de website van AA ‘Turkey: 760 PKK terrorists ‘neutralized’ in 3 months’ van 11 september 2018 en het bericht op de website van Miliyet ‘Kırmızı bültendeki Mazlum Demir öldürüldu’ van 8 oktober 2020.
5.Zie pagina 14 van het verslag van het nader gehoor.
6.Zie pagina 9 van het verslag van het nader gehoor.