In deze uitspraak beoordeelt de Rechtbank Den Haag het beroep van een Iraakse eiser tegen de afwijzing van zijn asielaanvraag. Eiser heeft op 17 maart 2022 een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel, die door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid op 11 augustus 2023 als ongegrond is afgewezen. De rechtbank heeft de zaak op 22 januari 2024 behandeld, waarbij eiser en zijn gemachtigde aanwezig waren, evenals de gemachtigde van de verweerder.
Eiser stelt dat hij van Iraakse nationaliteit is en dat hij wordt verdacht van spionage voor de Turkse militaire inlichtingendienst, omdat hij foto’s heeft gemaakt van twee PKK-leiders die later omkwamen bij een Turks bombardement. De rechtbank oordeelt dat de staatssecretaris niet onzorgvuldig heeft gehandeld door eiser niet eerder te confronteren met tegenstrijdige informatie over de dood van de PKK-leiders. De rechtbank vindt dat de staatssecretaris de verklaringen van eiser niet onterecht ongeloofwaardig heeft geacht, gezien de inconsistenties in zijn verhaal en het gebrek aan ondersteunend bewijs.
De rechtbank concludeert dat de staatssecretaris de aanvraag op goede gronden heeft afgewezen en dat het beroep van eiser ongegrond is. Eiser krijgt geen vergoeding van zijn proceskosten. De uitspraak is openbaar gemaakt en er is informatie gegeven over de mogelijkheid tot hoger beroep.