ECLI:NL:RVS:2023:780
Raad van State
- Hoger beroep
- H.G. Sevenster
- N. Verheij
- J.H. van Breda
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep tegen afwijzing verblijfsvergunning regulier voor vreemdelingen
In deze zaak gaat het om het hoger beroep van twee vreemdelingen tegen de afwijzing van hun aanvraag voor een verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. De aanvraag werd op 18 oktober 2019 afgewezen, waarna de vreemdelingen bezwaar maakten. Dit bezwaar werd op 25 november 2020 ongegrond verklaard. Vervolgens hebben de vreemdelingen beroep ingesteld bij de rechtbank Den Haag, die op 9 december 2021 het beroep ongegrond verklaarde. De vreemdelingen, vertegenwoordigd door mr. A.M.J.M. Louwerse, hebben hiertegen hoger beroep ingesteld.
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft op 28 februari 2023 uitspraak gedaan. De rechters oordeelden dat het hoger beroep niet leidt tot vernietiging van de uitspraak van de rechtbank. De reden hiervoor is dat het hogerberoepschrift geen vragen bevat die in het belang van de rechtseenheid, rechtsontwikkeling of rechtsbescherming in algemene zin beantwoord moeten worden. De Afdeling verwijst naar eerdere uitspraken waarin vergelijkbare rechtsvragen zijn behandeld.
Uiteindelijk bevestigt de Raad van State de uitspraak van de rechtbank en oordeelt dat de staatssecretaris geen proceskosten hoeft te vergoeden. De uitspraak is gedaan door een collegiaal orgaan, bestaande uit de voorzitter en twee leden, en is openbaar uitgesproken op dezelfde datum.