ECLI:NL:RVS:2023:762

Raad van State

Datum uitspraak
24 februari 2023
Publicatiedatum
24 februari 2023
Zaaknummer
202207169/1/V2 en 202207169/3/V2
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening+bodemzaak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek om voorlopige voorziening en bevestiging uitspraak rechtbank in asielzaak

Op 24 februari 2023 heeft de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State uitspraak gedaan in een zaak betreffende een verzoek om een voorlopige voorziening en een hoger beroep van een vreemdeling tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Den Haag. De vreemdeling had een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd, welke door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid op 28 oktober 2022 niet in behandeling werd genomen. De rechtbank had op 14 december 2022 het beroep van de vreemdeling ongegrond verklaard, waarna de vreemdeling hoger beroep instelde en tevens verzocht om een voorlopige voorziening.

De voorzieningenrechter heeft in zijn overwegingen vastgesteld dat de ordemaatregel die op 20 december 2022 was getroffen, opschortende werking heeft, wat betekent dat de overdrachtstermijn niet was verstreken en het hoger beroep ontvankelijk was. De vreemdeling had echter geen nieuwe argumenten aangedragen die tot vernietiging van de uitspraak van de rechtbank zouden leiden. Het hoger beroep werd ongegrond verklaard en de uitspraak van de rechtbank werd bevestigd. Het verzoek om voorlopige voorziening werd afgewezen, en de staatssecretaris werd niet verplicht om proceskosten te vergoeden.

De uitspraak benadrukt het belang van de rechtsontwikkeling en de rechtsbescherming, maar concludeert dat de vragen die de vreemdeling in zijn hoger beroep heeft gesteld, niet relevant zijn voor de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling in het algemeen. De voorzieningenrechter heeft de zaak dus in zijn geheel afgehandeld en de eerdere beslissing van de rechtbank bevestigd.

Uitspraak

202207169/1/V2 en 202207169/3/V2.
Datum uitspraak: 24 februari 2023
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak van de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht) en, met toepassing van artikel 92 van de Vw 2000, op het hoger beroep van:
[de vreemdeling],
appellant,
tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Middelburg, van 14 december 2022 in zaak nr. NL22.22010 in het geding tussen:
de vreemdeling
en
de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid.
Procesverloop
Bij besluit van 28 oktober 2022 heeft de staatssecretaris een aanvraag van de vreemdeling om hem een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd te verlenen, niet in behandeling genomen.
Bij uitspraak van 14 december 2022 heeft de rechtbank het daartegen door de vreemdeling ingestelde beroep ongegrond verklaard.
Tegen deze uitspraak heeft de vreemdeling, vertegenwoordigd door mr. C.F. Wassenaar, advocaat te Rotterdam, hoger beroep ingesteld. Ook heeft hij de voorzieningenrechter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
Bij uitspraak van 20 december 2022, ECLI:NL:RVS:2022:3930, heeft de voorzieningenrechter bij ordemaatregel bepaald dat de voorgenomen overdracht op 21 december 2022 achterwege blijft.
De staatssecretaris en de vreemdeling hebben nadere stukken ingediend.
Overwegingen
1.       Anders dan de vreemdeling in de eerste plaats betoogt, heeft de op 20 december 2022 door de voorzieningenrechter van de Afdeling getroffen ordemaatregel opschortende werking, ook al had die maatregel betrekking op de voorgenomen overdracht op 21 december 2022 en is daarbij niet specifiek bepaald dat geen nieuwe overdracht mag plaatsvinden totdat op het hoger beroep of het resterende deel van het verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening is beslist. De uitspraak van de Afdeling van 28 juli 2016, ECLI:NL:RVS:2016:2170, onder 3.3, is in een geval als dit van overeenkomstige toepassing. Dit betekent dat de overdrachtstermijn niet is verstreken en het hoger beroep ontvankelijk is. Het betoog faalt.
1.1     Wat de vreemdeling voor het overige heeft aangevoerd leidt niet tot vernietiging van de uitspraak van de rechtbank. Dit oordeel hoeft niet verder te worden gemotiveerd. De reden daarvoor is dat het hogerberoepschrift geen vragen bevat die in het belang van de rechtseenheid, de rechtsontwikkeling of de rechtsbescherming in algemene zin beantwoord moeten worden (artikel 91, tweede lid, van de Vw 2000).
2.       Het hoger beroep is ongegrond. De uitspraak van de rechtbank wordt bevestigd. Het verzoek om voorlopige voorziening wordt daarom afgewezen. De staatssecretaris hoeft geen proceskosten te vergoeden.
Beslissing
De voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
I.        bevestigt de aangevallen uitspraak;
II.       wijst het verzoek af.
Aldus vastgesteld door mr. M. Soffers, voorzieningenrechter, in tegenwoordigheid van mr. J.W. Prins, griffier.
w.g. Soffers
voorzieningenrechter
w.g. Prins
griffier
Uitgesproken in het openbaar op 24 februari 2023
363-986