ECLI:NL:RBDHA:2022:13704
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Asielaanvraag en overdracht aan Duitsland onder de Dublinverordening
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 14 december 2022 uitspraak gedaan in een asielprocedure waarbij eiser, een Nigeriaanse nationaliteit, beroep heeft ingesteld tegen het besluit van de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid om hem over te dragen aan Duitsland op basis van de Dublinverordening. Eiser had op 14 mei 2022 in Nederland een verblijfsvergunning asiel aangevraagd. Duitsland stemde op 22 juni 2022 in met de terugname van eiser. Eiser betoogde dat het besluit niet zorgvuldig was voorbereid, omdat hij niet met een registertolk was gehoord, wat in strijd zou zijn met de Wet beëdigde tolken en vertalers (Wbtv). Hij stelde dat verweerder niet voldoende had gemotiveerd waarom er geen registertolk beschikbaar was en dat hij niet adequaat was geïnformeerd over zijn rechten onder de Dublinverordening.
Tijdens de zitting heeft verweerder erkend dat eiser niet op de juiste wijze was geïnformeerd, maar stelde dat dit gebrek was hersteld door de mogelijkheid voor eiser om een zienswijze in te dienen. De rechtbank oordeelde dat de vereiste spoed in de Dublinprocedure voldoende was gemotiveerd en dat de afwezigheid van een registertolk niet leidde tot een onzorgvuldig besluit. De rechtbank concludeerde dat de verplichtingen van verweerder om eiser te informeren niet tot de conclusie leidden dat het overdrachtsbesluit onrechtmatig was, aangezien eiser niet had aangetoond dat hij hierdoor concreet was benadeeld.
De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond en oordeelde dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar gemaakt en er is een rechtsmiddel tegen deze uitspraak mogelijk binnen een week na bekendmaking.