ECLI:NL:RBDHA:2023:11793

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
4 augustus 2023
Publicatiedatum
8 augustus 2023
Zaaknummer
NL23.8536
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Opschorting van de overdrachtstermijn in Dublin-procedures en de werking van voorlopige voorzieningen

In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag, gedateerd 4 augustus 2023, wordt het beroep van eiseres tegen de opschorting van de overdrachtstermijn in het kader van de Dublinverordening beoordeeld. Eiseres had op 12 augustus 2022 een asielaanvraag ingediend, maar verweerder, de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, heeft deze aanvraag niet in behandeling genomen omdat Spanje verantwoordelijk was voor de aanvraag. Op 26 september 2022 heeft verweerder aan Spanje medegedeeld dat de overdracht geannuleerd werd vanwege een ordemaatregel van de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State. De rechtbank moet nu beoordelen of deze ordemaatregel opschortende werking heeft gehad op de overdrachtstermijn, zoals bedoeld in artikel 27 van de Dublinverordening.

De rechtbank oordeelt dat de voorlopige voorziening van eiseres, die in afwachting van de uitkomst van het hoger beroep was aangevraagd, inderdaad opschortende werking heeft. Dit betekent dat de overdrachtstermijn pas begint te lopen na de uitspraak in hoger beroep. De rechtbank verwijst naar eerdere arresten van het Hof van Justitie van de Europese Unie, die duidelijk maken dat de overdrachtstermijn in hoger beroep alleen kan worden opgeschort in gevallen waarin de Dublinverordening dat toestaat. De rechtbank concludeert dat de opschorting van de overdrachtstermijn rechtmatig was en verklaart het beroep van eiseres ongegrond.

De uitspraak benadrukt het belang van rechtsbescherming voor vreemdelingen in het asielproces en bevestigt dat de rechtsgang in hoger beroep niet onterecht mag vertragen. De rechtbank stelt vast dat de overdrachtstermijn is opgeschort tot de definitieve beslissing op het hoger beroep, wat betekent dat de verantwoordelijkheid voor de behandeling van de asielaanvraag van eiseres op 20 mei 2023 naar Nederland is overgegaan, omdat de overdracht aan Spanje niet heeft plaatsgevonden.

Uitspraak

uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Utrecht Bestuursrecht zaaknummer: NL23.8536
uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiseres] , eiseres, V-nummer: [V nummer]

(gemachtigde: mr. L.M. Straver), en
de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, (gemachtigde: mr. M. Talsma).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiseres tegen de opschorting van de overdrachtstermijn als bedoeld in de Dublinverordening. Verweerder heeft de asielaanvraag van eiseres op 12 augustus 2022 niet in behandeling genomen omdat Spanje verantwoordelijk is voor de aanvraag. Op 26 september 2022 heeft verweerder aan Spanje medegedeeld dat de overdracht geannuleerd wordt vanwege de ordemaatregel van de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (Afdeling). Partijen zijn verdeeld over de vraag of de ordemaatregel van de voorzieningenrechter van de Afdeling opschortende werking heeft als bedoeld in artikel 27, derde lid, van de Dublinverordening.
1.1.
De rechtbank heeft het beroep op 27 juni 2023 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: de gemachtigde van eiseres en de gemachtigde van verweerder.

Beoordeling door de rechtbank

2. De rechtbank beoordeelt of verweerder de overdrachtstermijn als bedoeld in de Dublinverordening heeft mogen opschorten met het besluit van 26 september 2022. Zij doet dat aan de hand van de argumenten die eiseres heeft aangevoerd, de beroepsgronden.
3. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond. Verweerder heeft de overdrachtstermijn mogen opschorten. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
Is het beroep ontvankelijk?
4. De rechtbank overweegt als volgt. Het verlengen van de overdrachtstermijn is een besluit in de zin van artikel 1:3 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). De rechtbank verwijst hiertoe naar de uitspraak van de Afdeling van 14 december 2022.1 Het opschorten
van de uiterste overdrachtstermijn is naar het oordeel van de rechtbank ook een besluit, omdat dit, net als een verlenging van de uiterste overdrachtstermijn, evident op rechtsgevolg gericht is.1 Daarnaast staat vast dat de opschorting van de overdrachtstermijn op 6 maart 2023 aan de gemachtigde van eiseres bekend is gemaakt. Het beroep van 20 maart 2023 is daarom tijdig ingediend. Het beroep is ontvankelijk.
Standpunten van partijen
5. Eiseres voert aan dat de uiterste overdrachtstermijn is verstreken en dat Nederland daardoor verantwoordelijk is geworden voor de behandeling van haar asielaanvraag. Verweerder heeft in het bericht van 26 september 2022 ten onrechte bepaald dat de voorlopige voorziening in de vorm van een ordemaatregel van de voorzieningenrechter van de Afdeling opschortende werking oplevert in de zin van artikel 27, derde lid, van de Dublinverordening. Er is alleen bij wijze van ordemaatregel bepaald dat de overdracht op 27 september 2022 achterwege blijft. Eiseres verwijst naar de uitspraak van de Afdeling van 28 juli 20222, waaruit volgt dat een ordemaatregel slechts een tijdelijke belemmering tot uitzetting is en geen rechtmatig verblijf oplevert. Er is geen sprake van een situatie waarbij eiseres de uitspraak op het hoger beroep in Nederland mag afwachten. De uiterste overdrachtstermijn is niet verlengd en deze is daarom verstreken op 28 september 2022. Verder beroept eiseres zich op het arrest van het Hof van Justitie van de Europese Unie (hierna: het Hof) van 30 maart 20233, waaruit volgt dat de uiterste overdrachtstermijn in hoger beroep alleen kan worden opgeschort in gevallen waarin de Dublinverordening voorziet. Uit het arrest volgt dat dat in het geval van hoger beroep alleen zo is wanneer de voorlopige voorziening hangende beroep is toegewezen. Dat is in geval van eiseres niet gebeurd. Daarom heeft de getroffen ordemaatregel in hoger beroep niet tot gevolg dat de overdrachtstermijn in de zin van artikel 27, derde lid, van de Dublinverordening rechtsgeldig is verlengd. Dit is niet alleen in het geval als verweerder verzoekt om een voorlopige voorziening, maar het arrest van het Hof moet breder gezien worden. Eiseres verwijst hierbij naar overwegingen 30 en 31 van het arrest.
6. Verweerder stelt zich ten eerste op het standpunt dat de ordemaatregel van de voorzieningenrechter van de Afdeling opschortende werking heeft als bedoeld in artikel 27, derde lid, van de Dublinverordening. Hiertoe verwijst verweerder naar de uitspraak van de Afdeling van 23 februari 2023.4 Het beroep van eiseres op het arrest van het Hof van 30 maart 2023 kan niet slagen, omdat het arrest van het Hof ziet op de situatie van een voorlopige voorziening die is gevraagd door verweerder. Dit blijkt uit de beantwoording van de hoofdvraag, waarin het Hof steeds oordeelt met de bewoording ‘op verzoek van de autoriteiten’. In onderhavige zaak gaat om een verzoek om een voorlopige voorziening van eiseres, daarom ziet het arrest niet op de situatie van eiseres. Ongeacht de vraag of eiseres in eerste aanleg om een voorlopige voorziening heeft verzocht, is het standpunt van verweerder dat er sprake is van opschortende werking.
Heeft een voorlopige voorziening in hoger beroep opschortende werking?
1. Zie voornoemde uitspraak, rechtsoverweging 4.1.
3 E.N., S.S. en J.Y tegen Nederland, ECLI:EU:C:2023:272.
7. Het beoordelingskader wordt gevormd door artikel 29, eerste lid, en artikel 27, derde en vierde lid, van de Dublinverordening, zoals deze zijn uitgelegd in de arresten van het Hof van 22 september 20225 en 30 maart 20236. Artikel 29, eerste lid, van de Dublinverordening bepaalt dat wanneer de opschorting van de uitvoering van het overdrachtsbesluit voortvloeit uit artikel 27, derde of vierde lid, de overdrachtstermijn niet begint te lopen vanaf de aanvaarding van het overname- of terugnameverzoek, maar, in afwijking van die algemene regel, vanaf de definitieve beslissing op het beroep of bezwaar tegen dat overdrachtsbesluit. Dit betekent dat de overdrachtstermijn pas ingaat zodra de beslissing op een beroep of bezwaar tegen een overdrachtsbesluit definitief is geworden, na uitputting van de in de rechtsorde van de betrokken lidstaat geboden rechtsmiddelen, mits de uitvoering van het overdrachtsbesluit is opgeschort op grond van artikel 27, derde of vierde lid, van de Dublinverordening.
8. In artikel 27, derde lid, van de Dublinverordening wordt de lidstaten de keuze uit drie mogelijkheden gegeven, om te bewerkstelligen dat een vreemdeling een daadwerkelijk rechtsmiddel tegen een overdrachtsbesluit in kan stellen. Nederland heeft gekozen voor de toepassing van artikel 27, derde lid, aanhef en onder c, van de Dublinverordening. Daarin is
- voor zover van belang - bepaald dat de lidstaten voor een beroep of een bezwaar tegen het overdrachtsbesluit in hun nationale recht bepalen dat de betrokkene de gelegenheid heeft om binnen een redelijke termijn een rechterlijke instantie te verzoeken de uitvoering van het overdrachtsbesluit op te schorten in afwachting van de uitkomst van het beroep of het bezwaar. De lidstaten zorgen ervoor dat er een daadwerkelijk rechtsmiddel beschikbaar is door de overdracht op te schorten totdat de beslissing over het eerste opschortingsverzoek wordt gegeven.
9. In het Nederlandse recht is daarom bepaald dat, als verweerder een asielverzoek niet in behandeling neemt omdat een andere lidstaat verantwoordelijk is voor de behandeling daarvan, de vreemdeling een verzoek tot het treffen van een voorlopige voorziening kan doen om de uitvoering van het overdrachtsbesluit op te schorten (en de feitelijke overdracht te voorkomen). Dit is geregeld in artikel 82 van de Vw 2000, artikel 7.3 van het Vreemdelingenbesluit 2000 (hierna: Vb) en paragraaf C2/11 van de Vreemdelingencirculaire 2000 (hierna: Vc). In paragraaf C2/11 van de Vc is (kort gezegd) bepaald dat verweerder de vreemdeling toestaat een verzoek om een voorlopige voorziening, dat connex is aan een rechtsmiddel dat is gericht tegen een overdrachtsbesluit in de zin van de Dublinverordening, in Nederland af te wachten.
Is de uitvoering van het overdrachtsbesluit opgeschort door de gevraagde voorlopige voorziening in beroep?
10. Door de arresten van het Hof van 30 maart 2023 ziet de rechtbank zich voor de vraag gesteld of de uitvoering van het overdrachtsbesluit van 12 augustus 2022 op grond van artikel 27, derde lid, van de Dublinverordening in het geval van eiseres is opgeschort in afwachting van de uitkomst van het beroep in eerste aanleg. Die vraag beantwoordt de rechtbank bevestigend.
11. Uit artikel 27, derde lid, onder c, van de Dublinverordening volgt dat het
indienen
van een verzoek om een voorlopige voorziening om te voorkomen dat uitvoering wordt
5 C-245/21 en C-248/21, ECLI:EU:C:2022:709.
6 C-556/21, ECLI:EU:C:2023:272 en C-338/21, ECLI:EU:C:2023:269.
gegeven aan het overdrachtsbesluit als gevolg heeft dat de overdracht wordt opgeschort totdat de beslissing op het eerste opschortingsverzoek wordt gegeven. Deze regel is ook opgenomen in paragraaf C2/11 van de Vc. Artikel 27, derde lid, onder c, van de Dublinverordening biedt geen grond om te oordelen dat er pas sprake is van opschortende werking in de zin van artikel 29, eerste lid, van de Dublinverordening als de voorlopige voorziening door de rechter is toegewezen
.
12. Eiseres heeft bij de rechtbank op 12 augustus 2022 beroep ingesteld tegen het overdrachtsbesluit en op dezelfde dag om een voorlopige voorziening gevraagd om uitvoering van het overdrachtsbesluit te voorkomen totdat de rechtbank op het beroep heeft beslist. Op 22 september 2022 heeft de rechtbank het beroep van eiseres ongegrond verklaard en heeft de voorzieningenrechter haar verzoek afgewezen. Dit betekent dat de uitvoering van het overdrachtsbesluit, dat wil zeggen de feitelijke overdracht, van 12 augustus tot 22 september 2022 is opgeschort op basis van artikel 27, derde lid, onder c, van de Dublinverordening. Op grond van artikel 29, eerste lid, van de Dublinverordening betekent dit dat de overdrachtstermijn begint te lopen vanaf de definitieve beslissing op het beroep van 22 september 2022.
Is het overdrachtsbesluit ook opgeschort door toegewezen ordemaatregel in hoger beroep?
13. Het arrest E.N. van het Hof maakt duidelijk dat artikel 27, derde lid, van de Dublinverordening uitsluitend betrekking heeft op de voorlopige maatregelen die van rechtswege of op verzoek van de betrokkene kunnen voortvloeien uit het instellen van beroep in eerste aanleg of het indienen van bezwaar tegen een dergelijk besluit.7 De Dublinverordening voorziet niet in regels met betrekking tot de mogelijkheid om hoger beroep in te stellen tegen de beslissing op het beroep tegen het overdrachtsbesluit, noch enige regel die uitdrukkelijk geldt voor het stelsel van een eventueel hoger beroep.8 Het is krachtens het beginsel van procedurele autonomie een zaak van de interne rechtsorde van elke lidstaat om eventueel te besluiten tot invoering van een rechtsgang in tweede aanleg tegen een uitspraak op een beroep of een bezwaar betreffende een overdrachtsbesluit, en om in voorkomend geval de procedureregels voor die rechtsgang vast te stellen, met inbegrip van regels over de mogelijkheid om voorlopige maatregelen te treffen, op voorwaarde evenwel dat die regels in situaties die onder het Unierecht vallen niet ongunstiger zijn dan de regels die voor soortgelijke situaties naar nationaal recht gelden (gelijkwaardigheidsbeginsel) en de uitoefening van de door het Unierecht toegekende rechten in de praktijk niet onmogelijk of uiterst moeilijk maken (doeltreffendheidsbeginsel).9
14. De artikelen 82 van de Vw 2000 en 7.3 van het Vb en paragraaf C2/11 van de Vc zijn niet van toepassing in geval van hoger beroep. Artikel 82 van de Vw 2000 is in afdeling 4 van hoofdstuk 7 van de Vw 2000 (over hoger beroep) niet van overeenkomstige toepassing verklaard. Deze afdeling bevat ook geen bepaling over de opschorting van de werking van een besluit als hoger beroep wordt ingesteld. Het instellen van hoger beroep en het vragen van een voorlopige voorziening leidt dan ook niet automatisch tot opschorting van de uitvoering van het overdrachtsbesluit. Alleen als de voorzieningenrechter van de Afdeling het verzoek toewijst is sprake van opschorting van de werking van het
7 E.N., S.S. en J.Y tegen Nederland, ECLI:EU:C:2023:272, overweging 27.
8 E.N., S.S. en J.Y tegen Nederland, ECLI:EU:C:2023:272, r.o. 30.
9 E.N., S.S. en J.Y tegen Nederland, ECLI:EU:C:2023:272, r.o. 31.
overdrachtstermijn.
15. In het arrest E.N. overweegt het Hof dat wanneer
verweerderin hoger beroep verzoekt om een voorlopige voorziening die tot gevolg heeft dat de overdrachtstermijn wordt opgeschort in afwachting van de uitkomst van een hoger beroep, deze alleen kan worden getroffen wanneer de uitvoering van het overdrachtsbesluit op grond van artikel 29, eerste lid, en artikel 27, derde of vierde lid, van de Dublinverordening is opgeschort in afwachting van de uitkomst van het beroep of bezwaar in eerste aanleg.10
16. De rechtbank is van oordeel dat, in het verlengde daarvan, wanneer op verzoek van de
vreemdelingeen voorlopige voorziening wordt toegewezen die tot gevolg heeft dat de overdrachtstermijn wordt opgeschort in afwachting van de uitkomst van een hoger beroep, deze op grond van de Dublinverordening alleen opschortende werking heeft wanneer de uitvoering van het overdrachtsbesluit op grond van artikel 29, eerste lid, en artikel 27, derde of vierde lid, van de Dublinverordening is opgeschort in afwachting van de uitkomst van het beroep in eerste aanleg. De rechtbank overweegt in dat verband dat het verzoek van de vreemdeling om een voorlopige voorziening en de toewijzing daarvan een procedurele waarborg vormt die de doelstellingen van de Dublinverordening niet doorkruist. De rechtsgang in hoger beroep en de beslissing dat eiseres de uitkomst van die rechtsgang in Nederland mag afwachten, vormt geen onnodige vertraging van het vaststellen van de verantwoordelijke lidstaat en het vereiste dat het asielverzoek door die lidstaat snel wordt behandeld. De opschorting van de overdrachtstermijn dient immers het doel om de vreemdeling een daadwerkelijk rechtsmiddel te bieden. De rechtbank vindt deze uitleg niet in strijd met de uitspraak van de Afdeling van 5 juli 2023.11 In die uitspraak is bepaald dat, als een vreemdeling tijdens de Dublinprocedure bezwaar maakt tegen de afwijzing van een aanvraag om verlening van een verblijfsvergunning mensenhandel, de overdrachtstermijn niet mag worden opgeschort, omdat dan de verwezenlijking van het doel en daarmee het nuttig effect van de Dublinverordening wordt doorkruist. In onderhavige zaak is geen sprake van een doorkruising van het doel van de Dublinverordening, omdat de rechtsbescherming van de vreemdeling hier een centrale rol speelt.
17. Het toewijzen van de ordemaatregel in hoger beroep door de vreemdeling heeft daarom opschortende werking als bedoeld in artikel 29, eerste lid, van de Dublinverordening, waardoor de overdrachtstermijn is opgeschort. Verweerder heeft daarom op 26 september 2022 de overdrachtstermijn mogen opschorten. De beroepsgrond slaagt niet.
18. Het beroep van eiseres op de uitspraak van de Afdeling van 28 juli 2022 treft geen doel omdat de uitspraak over een andere rechtsvraag gaat.
10 E.N., S.S. en J.Y tegen Nederland, ECLI:EU:C:2023:272, overweging 34.

Conclusie en gevolgen

19. De rechtbank oordeelt dat de toegewezen ordemaatregel in hoger beroep opschortende werking heeft. Het besluit van 26 september 2022 is daarom niet onrechtmatig. Het beroep is ongegrond.
20. Op 19 december 2022 heeft de Afdeling het hoger beroep van eiseres ongegrond verklaard. Dit betekent dat de uitvoering van het overdrachtsbesluit, dat wil zeggen de feitelijke overdracht, tot 19 december 2022 is opgeschort op basis van artikel 27, derde lid, van de Dublinverordening. Op grond van artikel 29, eerste lid, van de Dublinverordening betekent dit dat de overdrachtstermijn is gaan lopen vanaf de definitieve beslissing op het hoger beroep van 19 december 2022. Vanaf dat moment is de nieuwe termijn van zes maanden gaan lopen. Verweerder heeft tot uiterlijk 19 mei 2023 de tijd gehad om eiseres over te dragen aan Spanje. Omdat eiseres niet is overgedragen, is verweerder op 20 mei 2023 verantwoordelijk geworden voor de behandeling van de asielaanvraag van eiseres. Verweerder dient eiseres daarom op te nemen in de nationale procedure.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.J. Catsburg, rechter, in aanwezigheid van mr. M.A.W.M. Engels, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
04 augustus 2023

Documentcode: [Documentcode]

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met de uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen 4 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.