ECLI:NL:RVS:2023:4751

Raad van State

Datum uitspraak
20 december 2023
Publicatiedatum
20 december 2023
Zaaknummer
202206312/1/R1
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bestuurlijke procedure en rechtsgeldigheid van de aanwijzing van een locatie voor een ondergrondse restafvalcontainer in Delft

Op 20 december 2023 heeft de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State uitspraak gedaan in een zaak waarin appellanten, wonend in Delft, in beroep gingen tegen een besluit van het college van burgemeester en wethouders van Delft. Dit besluit, genomen op 27 september 2022, betrof de aanwijzing van een locatie voor de plaatsing van een ondergrondse restafvalcontainer (ORAC) ter hoogte van [locatie 1]. De appellanten, [appellant sub 1A] en [appellant sub 2], waren het niet eens met de wijze waarop het besluit tot stand was gekomen en de gekozen locatie. Ze stelden dat de openbare voorbereidingsprocedure niet correct was gevolgd, zoals vastgelegd in de Algemene wet bestuursrecht (Awb).

Uitspraak

202206312/1/R1.
Datum uitspraak: 20 december 2023
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak in het geding tussen:
1.       [appellant sub 1A] en [appellant sub 1B] (hierna tezamen en in enkelvoud: [appellant sub 1A]), wonend te Delft,
2.       [appellant sub 2], wonend te Delft,
appellanten,
en
het college van burgemeester en wethouders van Delft,
verweerder.
Procesverloop
Bij besluit van 27 september 2022 (hierna: het bestreden besluit) heeft het college onder meer de locatie ter hoogte van de [locatie 1] (hierna: aangewezen locatie) aangewezen voor het plaatsen van een ondergrondse restafvalcontainer (hierna: ORAC).
Tegen dit besluit hebben [appellant sub 1A] en [appellant sub 2] beroep ingesteld.
Het college heeft een verweerschrift ingediend.
[appellant sub 1A] en [appellant sub 2] hebben nadere stukken ingediend.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 8 november 2023, waar [appellant sub 2], [appellant sub 1A], bijgestaan door [appellant sub 2], en het college, vertegenwoordigd door mr. R.A. Verduijn en P. Lasterie, zijn verschenen.
Overwegingen
Inleiding
1.       In het bestreden besluit is onder meer de locatie ter hoogte van de [locatie 1] aangewezen voor de plaatsing van een ORAC. [appellant sub 1A] woont aan de [locatie 1], de aangewezen locatie ligt naast het huis van [appellant sub 1A]. [appellant sub 2] woont aan de [locatie 2], de aangewezen locatie ligt nabij het huis van [appellant sub 2]. [appellant sub 1A] en [appellant sub 2] zijn het niet eens met de manier waarop het besluit tot stand is gekomen en zijn het niet eens met de aangewezen locatie.
Procedure
2.       [appellant sub 1A] en [appellant sub 2] stellen zich op het standpunt dat de openbare voorbereidingsprocedure, zoals deze is neergelegd in afdeling 3:4 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb), niet juist is gevolgd bij het tot stand komen van het bestreden besluit. [appellant sub 1A] en [appellant sub 2] stellen dat het college niet het ontwerpbesluit en de daarop betrekking hebbende stukken ter inzage heeft gelegd. Hierdoor heeft het college volgens hen de verplichting geschonden, die voortvloeit uit artikel 3:11 van de Awb. Ook stelt [appellant sub 2] dat het college artikel 3:15 van de Awb heeft geschonden, nu er geen mogelijkheid is geboden om mondeling of digitaal een zienswijze in te dienen. Verder stelt [appellant sub 2] dat het college geen brief heeft gestuurd waarin het belanghebbenden op de hoogte stelt over een ontwerpbesluit en dat het hiermee de verplichting heeft geschonden die voortvloeit uit artikel 3:13 van de Awb. [appellant sub 1A] en [appellant sub 2] stellen dat de communicatie met de burger zeer complex was en dat het moeilijk was om informatie over de aanwijzing van de aangewezen locatie op de website van Avalex te vinden. Verder stellen [appellant sub 1A] en [appellant sub 2] dat er weinig ruimte was op het platform van Avalex voor interactie. Ook klagen [appellant sub 1A] en [appellant sub 2] over het feit dat er in de reacties die het college op hun zienswijzen heeft toegestuurd geen beroepsclausule is opgenomen. Ter zitting heeft [appellant sub 2] ook geklaagd over het feit dat er geen beroepsclausule is opgenomen in de publicatie van het bestreden besluit in het Gemeenteblad.
2.1.    Het wettelijke kader is opgenomen in de bijlage bij deze uitspraak, die deel uitmaakt van deze uitspraak.
2.2.    De Afdeling is van oordeel dat het bestreden besluit in strijd is genomen met artikel 3:11, eerste lid, van de Awb in samenhang met artikel 13, eerste lid, van de Bekendmakingswet. Deze artikelen bepalen dat het ontwerpbesluit en de daarop betrekking hebbende stukken ter inzage worden gelegd op elektronische wijze en op een door het bestuursorgaan aan te wijzen locatie.
De Afdeling overweegt over de elektronische terinzagelegging dat het ontwerpbesluit en de daarop betrekking hebbende stukken niet volledig ter inzage zijn gelegd. Het college heeft in dit kader namelijk toegelicht dat detailinformatie bewust niet op de website van Avalex is gepubliceerd omdat deze niet geschikt is voor grote hoeveelheden informatie. Die omstandigheid ontheft het college niet van de verplichting om het ontwerpbesluit en de daarop betrekking hebbende stukken, ter inzage te leggen.
Het betoog slaagt in zoverre.
2.3.    De Afdeling overweegt over de fysieke terinzagelegging dat het college heeft toegelicht dat er op 12 mei 2022 een inloopavond is georganiseerd, waarbij de tekeningen van de locatie te zien waren. Echter, zoals de Afdeling eerder heeft overwogen (uitspraak van 31 mei 2006, (ECLI:NL:RVS:2006:AX6352)) is het enkel ter inzage leggen van het ontwerpbesluit en de daarop betrekking hebbende stukken op een inloopavond, onvoldoende om te voldoen aan hetgeen in artikel 3:11, eerste lid, van de Awb is bepaald. Verder heeft het college ter zitting gesteld dat het ontwerpbesluit en de daarop betrekking hebbende stukken op het gemeentekantoor waren in te zien. De Afdeling heeft niet kunnen vaststellen of dit het geval is. De Afdeling kan alleen beoordelen of dit in de kennisgeving juist stond vermeld. Daarom zal de Afdeling in de volgende overweging beoordelen of de kennisgeving voldoende duidelijk was over waar en op welke wijze het ontwerpbesluit en de daarop betrekking hebbende stukken waren in te zien.
2.4.    De Afdeling is van oordeel dat het college het bestreden besluit in strijd heeft genomen met de bepaling in artikel 3:12, eerste lid, van de Awb in samenhang met artikel 12, eerste lid, van de Bekendmakingswet. Het wordt uit de kennisgeving namelijk niet duidelijk dat het ontwerpbesluit en de daarop betrekking hebbende stukken ter inzage hebben gelegen. Hierdoor was het voor belanghebbenden niet duidelijk of het mogelijk was om het ontwerpbesluit en de daarop betrekking hebbende stukken in te zien en op welke wijze zij van die mogelijkheid -als die werd geboden- gebruik konden maken. Gelet op deze omstandigheden hebben belanghebbenden mogelijk niet het ontwerpbesluit en de daarop betrekking hebbende stukken kunnen betrekken in hun zienswijzen.
Daarnaast is de Afdeling van oordeel dat de kennisgeving in strijd is met artikel 3:12, tweede lid, onder b, in samenhang met artikel 3:15, eerste lid van de Awb. Het college heeft in de kennisgeving namelijk niet opgenomen dat ook mondeling een zienswijze kan worden ingediend en op welke wijze van die mogelijkheid gebruik kon worden gemaakt.
Het betoog slaagt in zoverre.
2.5.    De Afdeling ziet geen aanleiding om met toepassing van artikel 6:22 van de Awb de hiervoor geconstateerde gebreken te passeren, aangezien niet aannemelijk is dat belanghebbenden niet zijn benadeeld, gelet op wat onder 2.4 is overwogen.
2.6.    De Afdeling is van oordeel dat de overige onder 2 van deze uitspraak door [appellant sub 1A] en [appellant sub 2] aangevoerde gronden niet slagen. Hiertoe overweegt de Afdeling dat de aanwijzing van een locatie voor een ORAC niet een besluit is dat tot één of meer belanghebbenden is gericht in de zin van artikel 3:13 van de Awb en dat het college daarom niet verplicht was het ontwerpbesluit aan [appellant sub 1A] en [appellant sub 2] toe te sturen. Voor de reacties op de zienswijzen en brieven daarover geldt dat het college niet verplicht was om een beroepsclausule op te nemen. Over het ontbreken van een beroepsclausule in de publicatie van het bestreden besluit, overweegt de Afdeling dat deze beroepsgrond betrekking heeft op een onregelmatigheid van na de datum van het bestreden besluit en om die reden de rechtmatigheid van het besluit niet kan aantasten. De stelling van [appellant sub 2] dat er geen mogelijkheid is geboden om digitaal een zienswijze in te dienen, levert geen gebrek op, omdat er geen verplichting voor bestuursorganen is om die mogelijkheid te bieden. Voor zover [appellant sub 1A] en [appellant sub 2] hebben aangevoerd dat de inspraakmogelijkheid via het Avalex-platform gebrekkig was, heeft het college in de nota van antwoord toegelicht dat dit wordt meegenomen in de evaluatie. Omdat de inspraakprocedure op het Avalex-platform geen deel uitmaakt van de procedure in afdeling 3:4 van de Awb, overweegt de Afdeling dat deze niet in de beoordeling wordt betrokken.
Het betoog slaagt in zoverre niet.
3.       Gezien de hiervoor onder 2.2 en 2.4 geconstateerde gebreken komt de Afdeling niet toe aan een behandeling van de inhoudelijke gronden van de beroepen.
Conclusie
4.       De beroepen zijn gegrond.
5.       Het bestreden besluit voor zover dat ziet op de locatie aan de [locatie 1], dient te worden vernietigd wegens strijd met de artikelen 3:11 en 3:12 van de Awb en artikelen 12 en 13 van de Bekendmakingswet. Dit heeft tot gevolg dat de totstandkomingsprocedure opnieuw moet worden doorlopen als het college het besluit wil nemen dezelfde locatie aan te wijzen voor een ORAC.
Proceskosten
6.       [appellant sub 1A] heeft een verzoek tot veroordeling van zijn proceskosten ingediend. Deze proceskosten bestaan uit de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand. Hij heeft ter onderbouwing van deze proceskosten een factuur ingediend afkomstig van EBH Legal. Uit de factuur blijkt dat er kosten in rekening zijn gebracht voor het bestuderen van het verweerschrift en voor het voeren van telefoongesprekken.
6.1.    De Afdeling is van oordeel dat de door [appellant sub 1A] gemaakte proceskosten niet in aanmerking komen voor vergoeding door het college. Hier komen namelijk alleen bepaalde kosten voor in aanmerking. Welke kosten dit zijn is bepaald in artikel 1 in samenhang met artikel 2 van het Besluit proceskosten bestuursrecht en de daarbij behorende Bijlage bij het Besluit proceskosten bestuursrecht. Bij kosten die zijn gemaakt wegens door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand, komen alleen de kosten voor bepaalde proceshandelingen voor vergoeding in aanmerking. In tabel A1, in de Bijlage bij het Besluit proceskosten bestuursrecht staat welke proceshandelingen dit zijn. Het bestuderen van een verweerschrift en het telefoneren met een cliënt zijn geen proceshandelingen die in die tabel zijn opgenomen en komen daarom niet voor vergoeding in aanmerking.
Het college hoeft dus geen proceskosten te vergoeden.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
I.        verklaart de beroepen gegrond;
II.       vernietigt het besluit van het college van burgemeester en wethouders van Delft van 27 september 2022 voor zover dat ziet op de locatie aan de [locatie 1];
III.      gelast dat het college van burgemeester en wethouders van Delft: a. aan [appellant sub 1A] en [appellant sub 1B] het door hen voor de behandeling van het beroep betaalde griffierecht ten bedrage van € 184,00 vergoedt, met dien verstande dat bij betaling aan één van hen het bestuursorgaan aan zijn betalingsverplichting heeft voldaan;
b. aan [appellant sub 2] het door haar voor de behandeling van het beroep betaalde griffierecht ten bedrage van € 184,00 vergoedt.
Aldus vastgesteld door mr. J.J.W.P. van Gastel, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. A.L. Driel Kluit, griffier.
w.g. Van Gastel
lid van de enkelvoudige kamer
w.g. Van Driel Kluit
griffier
Uitgesproken in het openbaar op 20 december 2023
703-1082
Bijlage
Bepalingen uit de Awb
Artikel 3:11, eerste lid
"1               Het bestuursorgaan legt het ontwerp van het te nemen besluit, met de daarop betrekking hebbende stukken die redelijkerwijs nodig zijn voor een beoordeling van het ontwerp, ter inzage, met uitzondering van stukken waarvoor bij wettelijk voorschrift mededeling op de in artikel 12 van de Bekendmakingswet bepaalde wijze is voorgeschreven."
Artikel 3:12
"1      Voorafgaand aan de terinzagelegging geeft het bestuursorgaan in het in artikel 12 van de Bekendmakingswet voor het bestuursorgaan aangewezen publicatieblad op de in dat artikel bepaalde wijze kennis van het ontwerp.
2        In de kennisgeving wordt vermeld:
a. wie in de gelegenheid worden gesteld om zienswijzen naar voren te brengen;
b. op welke wijze dit kan geschieden;
c. indien toepassing is gegeven aan artikel 3:18, tweede lid: de termijn waarbinnen het besluit zal worden genomen."
Artikel 3:13, eerste lid
"Indien het besluit tot een of meer belanghebbenden zal zijn gericht, zendt het bestuursorgaan voorafgaand aan de terinzagelegging het ontwerp toe aan hen, onder wie begrepen de aanvrager."
Artikel 3:15, eerste lid
"Belanghebbenden kunnen bij het bestuursorgaan naar keuze schriftelijk of mondeling hun zienswijze over het ontwerp naar voren brengen."
Artikel 6:22
"Een besluit waartegen bezwaar is gemaakt of beroep is ingesteld, kan, ondanks schending van een geschreven of ongeschreven rechtsregel of algemeen rechtsbeginsel, door het orgaan dat op het bezwaar of beroep beslist in stand worden gelaten indien aannemelijk is dat de belanghebbenden daardoor niet zijn benadeeld."
Bepaling uit de Bekendmakingswet
Artikel 12, eerste lid
"Een bestuursorgaan dat behoort tot een van de in artikel 2, eerste, tweede, derde en vijfde lid, genoemde openbare lichamen, bedrijfsvoeringsorganisaties of gemeenschappelijke organen, doet in het door dat openbaar lichaam, die bedrijfsvoeringsorganisatie of dat gemeenschappelijke orgaan uitgegeven publicatieblad in ieder geval zijn wettelijk voorgeschreven mededelingen in de vorm van een volledige publicatie en kennisgevingen in de vorm van een zakelijke weergave van de inhoud, met vermelding van de wijze waarop en de periode waarin de stukken waar de kennisgeving betrekking op heeft voor eenieder ter inzage liggen."
Artikel 13, eerste lid
"De terinzagelegging waarop een mededeling of kennisgeving als bedoeld in artikel 12, eerste of tweede lid, betrekking heeft, geschiedt zowel op elektronische wijze als op een door het bestuursorgaan aan te wijzen locatie."
Bepalingen uit het Besluit proceskosten bestuursrecht
Artikel 1 en onder a
"Een veroordeling in de kosten als bedoeld in artikel 8:75 onderscheidenlijk een vergoeding van de kosten als bedoeld in artikel 7:15, tweede lid, of 7:28, tweede lid, van de Algemene wet bestuursrecht kan uitsluitend betrekking hebben op:
a. kosten van door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand,"
Artikel 2, lid 1 en onder a
"1 Het bedrag van de kosten wordt bij de uitspraak, onderscheidenlijk de beslissing op het bezwaar of het administratief beroep als volgt vastgesteld:
a. ten aanzien van de kosten, bedoeld in artikel 1, onderdeel a: overeenkomstig het in de bijlage opgenomen tarief;"