ECLI:NL:RVS:2023:3782

Raad van State

Datum uitspraak
10 oktober 2023
Publicatiedatum
12 oktober 2023
Zaaknummer
202305286/1/V2 en 202305286/2/V2
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening+bodemzaak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek om voorlopige voorziening in asielzaak na niet-in behandeling name aanvraag verblijfsvergunning

Op 10 oktober 2023 heeft de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State uitspraak gedaan in een zaak betreffende een vreemdeling die een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd had aangevraagd. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid heeft deze aanvraag op 20 juni 2023 niet in behandeling genomen. De vreemdeling heeft hiertegen beroep ingesteld bij de rechtbank Den Haag, die op 10 augustus 2023 het beroep ongegrond verklaarde. De vreemdeling, vertegenwoordigd door mr. H.T. Gerbrandy, heeft vervolgens hoger beroep ingesteld tegen deze uitspraak.

In de overwegingen van de voorzieningenrechter werd vastgesteld dat het bezwaar van de vreemdeling tegen zijn feitelijke overdracht, ingediend tijdens het hoger beroep, niet als bezwaar kon worden aangemerkt. Dit bezwaar werd gezien als een verzoek om een voorlopige voorziening. De voorzieningenrechter oordeelde dat het hoger beroep niet leidde tot vernietiging van de uitspraak van de rechtbank, die op goede gronden tot haar oordeel was gekomen. De motivering van de rechtbank werd overgenomen, en het hogerberoepschrift bevatte geen vragen die in het belang van de rechtseenheid of rechtsontwikkeling beantwoord moesten worden.

De voorzieningenrechter concludeerde dat de rechtbank niet ten onrechte had geoordeeld dat de vreemdeling niet als voorwaarde voor de feitelijke overdracht had gesteld dat hij niet zonder zijn ex-echtgenote en dochter mocht worden overgedragen. Het verzoek om voorlopige voorziening werd afgewezen en het hoger beroep werd ongegrond verklaard. De uitspraak van de rechtbank werd bevestigd, en de staatssecretaris werd niet verplicht om proceskosten te vergoeden.

Uitspraak

202305286/1/V2 en 202305286/2/V2.
Datum uitspraak: 10 oktober 2023
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak van de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht) en, met toepassing van artikel 92 van de Vw 2000, op het hoger beroep van:
[de vreemdeling],
appellant,
tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Haarlem, van 10 augustus 2023 in zaak nr. NL23.18719 in het geding tussen:
de vreemdeling
en
de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid.
Procesverloop
Bij besluit van 20 juni 2023 heeft de staatssecretaris een aanvraag van de vreemdeling om hem een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd te verlenen, niet in behandeling genomen.
Bij uitspraak van 10 augustus 2023 heeft de rechtbank het daartegen door de vreemdeling ingestelde beroep ongegrond verklaard.
Tegen deze uitspraak heeft de vreemdeling, vertegenwoordigd door mr. H.T Gerbrandy, advocaat te Leeuwarden, hoger beroep ingesteld.
De staatssecretaris heeft het door de vreemdeling onder verwijzing naar artikel 72, derde lid, van de Vw 2000 gemaakte bezwaar tegen zijn feitelijke overdracht doorgezonden aan de Afdeling.
Overwegingen
1.       De vreemdeling heeft het bezwaarschrift tegen de feitelijke overdracht ingediend hangende het hoger beroep in de procedure over het besluit van 20 juni 2023. Zoals volgt uit de uitspraken van de Afdeling van 21 februari 2013, ECLI:NL:RVS:2013:BZ2788, en van 5 januari 2016, ECLI:NL:RVS:2016:353, staat in deze situatie tegen de feitelijke overdracht geen bezwaar open en wordt het door de vreemdeling krachtens artikel 72, derde lid, van de Vw 2000 gemaakte bezwaar aangemerkt als een verzoek tot het treffen van een voorlopige voorziening.
2.       Het hoger beroep leidt niet tot vernietiging van de uitspraak van de rechtbank. De rechtbank is namelijk terecht en op goede gronden tot haar oordeel gekomen. De Afdeling neemt de motivering onder 6.1 tot en met 6.4 van de uitspraak van de rechtbank over.
2.1.    Dit oordeel hoeft niet verder te worden gemotiveerd. De reden daarvoor is dat het hogerberoepschrift geen vragen bevat die in het belang van de rechtseenheid, de rechtsontwikkeling of de rechtsbescherming in algemene zin beantwoord moeten worden (artikel 91, tweede lid, van de Vw 2000).
3.       De Afdeling overweegt voorts dat, anders dan de vreemdeling in het verzoek betoogt, de rechtbank niet als voorwaarde voor de feitelijke overdracht heeft gesteld dat de vreemdeling niet zonder zijn ex-echtgenote en dochter mag worden overgedragen. Wat de vreemdeling in het verzoek aanvoert, leidt er daarom niet toe dat het verzoek moet worden toegewezen.
4.       Het hoger beroep is ongegrond. De uitspraak van de rechtbank wordt bevestigd. Het verzoek om voorlopige voorziening wordt afgewezen. De staatssecretaris hoeft geen proceskosten te vergoeden.
Beslissing
De voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
I.        bevestigt de aangevallen uitspraak;
II.       wijst het verzoek af.
Aldus vastgesteld door mr. A. Kuijer, voorzieningenrechter, in tegenwoordigheid van M.E. van Laar LLM, griffier.
w.g. Kuijer
voorzieningenrechter
w.g. Van Laar
griffier
Uitgesproken in het openbaar op 10 oktober 2023
987