ECLI:NL:RVS:2023:3661

Raad van State

Datum uitspraak
3 oktober 2023
Publicatiedatum
3 oktober 2023
Zaaknummer
202305148/1/V3
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen de bewaring van een vreemdeling door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid

In deze zaak gaat het om het hoger beroep van een vreemdeling tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag, die op 7 augustus 2023 het beroep tegen de bewaring ongegrond verklaarde. De vreemdeling was op 21 juni 2023 in bewaring gesteld door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. De rechtbank oordeelde dat de staatssecretaris terecht had gehandeld en wees ook het verzoek om schadevergoeding af. De vreemdeling, vertegenwoordigd door mr. M.H.K. van Middelkoop, heeft hoger beroep ingesteld tegen deze uitspraak.

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft op 3 oktober 2023 uitspraak gedaan. De Afdeling oordeelde dat het hoger beroep niet leidt tot vernietiging van de uitspraak van de rechtbank. De Afdeling verwijst naar eerdere jurisprudentie, waarin is vastgesteld dat de artikelen 6 en 59 van de Vreemdelingenwet 2000 geen grond bieden voor de stelling dat een vreemdeling geen vrijheidsontnemende maatregel kan worden opgelegd na een toegangsweigering. Het betoog van de vreemdeling dat de bewaring onterecht was omdat de toegangsweigering voorafgaand aan de bewaring zou hebben plaatsgevonden, werd verworpen.

De Afdeling concludeert dat er geen reden is om de bewaring onrechtmatig te achten en bevestigt de uitspraak van de rechtbank. De staatssecretaris hoeft geen proceskosten te vergoeden. De uitspraak is openbaar uitgesproken op 3 oktober 2023.

Uitspraak

202305148/1/V3.
Datum uitspraak: 3 oktober 2023
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van:
[de vreemdeling],
appellant,
tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Utrecht, van 7 augustus 2023 in zaak nr. NL23.20832 in het geding tussen:
de vreemdeling
en
de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid.
Procesverloop
Bij besluit van 21 juni 2023 heeft de staatssecretaris de vreemdeling in bewaring gesteld.
Bij uitspraak van 7 augustus 2023 heeft de rechtbank het met een kennisgeving vanwege de staatssecretaris daartegen aanhangig gemaakte beroep ongegrond verklaard en het verzoek om schadevergoeding afgewezen.
Tegen deze uitspraak heeft de vreemdeling, vertegenwoordigd door mr. M.H.K. van Middelkoop, advocaat te Haarlem, hoger beroep ingesteld.
De staatssecretaris heeft nadere stukken ingediend.
Overwegingen
1.       Het hoger beroep leidt niet tot vernietiging van de uitspraak van de rechtbank. Zoals de Afdeling in haar uitspraak van 14 januari 2009, ECLI:NL:RVS:2009:BH0764, heeft overwogen, biedt de tekst van de artikelen 6 en 59 van de Vw 2000, noch het systeem van de wet, grond voor het oordeel dat een vreemdeling, nadat hem de toegang is geweigerd, geen vrijheidsontnemende maatregel als bedoeld in artikel 59 van de Vw 2000 kan worden opgelegd. Het betoog van de vreemdeling dat hij niet op grond van artikel 59 van de Vw 2000 in bewaring kon worden gesteld omdat de toegangsweigering voorafgaand aan de bewaring zou hebben plaatsgevonden, slaagt daarom al niet.
1.1.    Dit oordeel hoeft niet verder te worden gemotiveerd. De reden daarvoor is dat het hogerberoepschrift geen vragen bevat die in het belang van de rechtseenheid, de rechtsontwikkeling of de rechtsbescherming in algemene zin beantwoord moeten worden (artikel 91, tweede lid, van de Vw 2000).
2.       De Afdeling ziet ook ambtshalve geen reden om de bewaring onrechtmatig te achten. Het hoger beroep is ongegrond. De uitspraak van de rechtbank wordt bevestigd. De staatssecretaris hoeft geen proceskosten te vergoeden.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
bevestigt de aangevallen uitspraak.
Aldus vastgesteld door mr. H.J.M. Baldinger, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. J. Nouta, griffier.
w.g. Baldinger
lid van de enkelvoudige kamer
w.g. Nouta
griffier
Uitgesproken in het openbaar op 3 oktober 2023
47-981