ECLI:NL:RVS:2023:3661
Raad van State
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep tegen de bewaring van een vreemdeling door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid
In deze zaak gaat het om het hoger beroep van een vreemdeling tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag, die op 7 augustus 2023 het beroep tegen de bewaring ongegrond verklaarde. De vreemdeling was op 21 juni 2023 in bewaring gesteld door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. De rechtbank oordeelde dat de staatssecretaris terecht had gehandeld en wees ook het verzoek om schadevergoeding af. De vreemdeling, vertegenwoordigd door mr. M.H.K. van Middelkoop, heeft hoger beroep ingesteld tegen deze uitspraak.
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft op 3 oktober 2023 uitspraak gedaan. De Afdeling oordeelde dat het hoger beroep niet leidt tot vernietiging van de uitspraak van de rechtbank. De Afdeling verwijst naar eerdere jurisprudentie, waarin is vastgesteld dat de artikelen 6 en 59 van de Vreemdelingenwet 2000 geen grond bieden voor de stelling dat een vreemdeling geen vrijheidsontnemende maatregel kan worden opgelegd na een toegangsweigering. Het betoog van de vreemdeling dat de bewaring onterecht was omdat de toegangsweigering voorafgaand aan de bewaring zou hebben plaatsgevonden, werd verworpen.
De Afdeling concludeert dat er geen reden is om de bewaring onrechtmatig te achten en bevestigt de uitspraak van de rechtbank. De staatssecretaris hoeft geen proceskosten te vergoeden. De uitspraak is openbaar uitgesproken op 3 oktober 2023.