11.6.De Afdeling ziet ook verder geen grond voor het oordeel dat wat in de notitie van Roelofs staat niet kan worden gevolgd. Anders dan de rechtbank heeft overwogen, heeft het college zich daarom naar het oordeel van de Afdeling op de notitie van Roelofs mogen baseren voor zijn conclusie dat er voldoende parkeercapaciteit is in de omgeving van De Sterkerij om de parkeerbehoefte van het bouwplan buiten het eigen terrein op te vangen. Het college heeft geen aanleiding hoeven zien voor de conclusie dat het woon- en leefklimaat in de directe omgeving en de parkeersituatie in de openbare ruimte daardoor onevenredig wordt aangetast.
De conclusie is dat het college zich op het standpunt heeft mogen [stellen dat wordt voldaan aan de vereisten van artikel 4.3 van de planregels van het bestemmingsplan "Parapluherziening parkeren" en artikel 2.12, eerste lid, aanhef en onder a, onder 1˚, van de Wabo voor het verlenen van de omgevingsvergunning.
Het betoog van het college slaagt.
Conclusie hoger beroep en beroep tegen het besluit van 5 april 2019
12. Het incidenteel hoger beroep van [appellant A] en [appellante B] is ongegrond. De uitspraak blijft dus in stand, voor zover daarin het beroep van [appellante B] niet-ontvankelijk is verklaard. Het hoger beroep van het college is gegrond. De aangevallen uitspraak moet dan ook worden vernietigd, voor zover daarbij het besluit van 5 april 2019 is vernietigd en het college daarbij is opgedragen een nieuwe beslissing op het bezwaar te nemen. Uit het voorgaande volgt ook dat het door [appellant A] bij de rechtbank ingediende beroep tegen het besluit op bezwaar van 5 april 2019 alsnog ongegrond is en dat dit besluit alsnog in stand blijft.
Het beroep tegen het herstelbesluit
13. Bij besluit van 24 december 2021 heeft het college, gevolg gevend aan de uitspraak van de rechtbank, opnieuw op het bezwaar van [appellant A] beslist. Het college heeft daarbij het bezwaar ten aanzien van het parkeren gegrond verklaard en een omgevingsvergunning verleend voor de activiteit afwijken van het bestemmingsplan. Het bezwaar is voor het overige ongegrond verklaard.
14. Dit besluit wordt, gelet op artikel 6:24 van de Awb, gelezen in samenhang met artikel 6:19, eerste lid, van de Awb, van rechtswege geacht onderwerp te zijn van dit geding.
15. Het herstelbesluit is genomen ter uitvoering van de uitspraak van de rechtbank wat betreft het aspect parkeren. De uitspraak zal op dit punt worden vernietigd. Daarom is de grondslag aan het herstelbesluit komen te ontvallen. Alleen al daarom moet het herstelbesluit worden vernietigd.
16. [ appellant A] en [appellante B] hebben op de zitting verzocht om vergoeding van de immateriële schade die zij hebben geleden wegens overschrijding van de redelijke termijn, als bedoeld in artikel 6, eerste lid, van het Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden.