BIJLAGE
Algemene wet bestuursrecht
1. Het bestuursorgaan legt het ontwerp van het te nemen besluit, met de daarop betrekking hebbende stukken die redelijkerwijs nodig zijn voor een beoordeling van het ontwerp, ter inzage, met uitzondering van stukken waarvoor bij wettelijk voorschrift mededeling op de in artikel 12 van de Bekendmakingswet bepaalde wijze is voorgeschreven.
1. Het bezwaar of beroep heeft van rechtswege mede betrekking op een besluit tot intrekking, wijziging of vervanging van het bestreden besluit, tenzij partijen daarbij onvoldoende belang hebben.
Een besluit waartegen bezwaar is gemaakt of beroep is ingesteld, kan, ondanks schending van een geschreven of ongeschreven rechtsregel of algemeen rechtsbeginsel, door het orgaan dat op het bezwaar of beroep beslist in stand worden gelaten indien aannemelijk is dat de belanghebbenden daardoor niet zijn benadeeld.
De bestuursrechter vernietigt een besluit niet op de grond dat het in strijd is met een geschreven of ongeschreven rechtsregel of een algemeen rechtsbeginsel, indien deze regel of dit beginsel kennelijk niet strekt tot bescherming van de belangen van degene die zich daarop beroept.
Bestemmingsplan "Nieuw-Rhijngeest Zuid (wonen)"
De voor 'Verkeer - Verblijfsgebied' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
a. wegen met doorgaande rijstroken met hoofdzakelijk een functie als gebieds- en wijkontsluiting;
b. bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals groen, water en waterhuishoudkundige voorzieningen, aanlegsteigers, nutsvoorzieningen, voet- en fietspaden, in- en uitritten, parkeervoorzieningen, reclame-uitingen, verlichting, verkeersregeling.
De voor 'Wonen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
b. ontsluitingswegen en -paden;
d. water en waterhuishoudkundige voorzieningen, aanlegsteigers, keerwanden en beschoeiingen;
e. (gebouwde) parkeervoorzieningen;
f. bij deze bestemming behorende voorzieningen zoals erven, tuinen, speelvoorzieningen, nutsvoorzieningen, voet- en fietspaden, laad- en losvoorzieningen, reclame-uitingen, geluidwerende voorzieningen, verlichting, verkeersregeling.
Voor het bouwen van hoofdgebouwen gelden de volgende regels:
a. ter plaatse van de aanduiding 'maximum bouwhoogte (m)' is ten hoogste de aangegeven bouwhoogte toegestaan;
b. ter plaatse van de aanduiding 'maximum bebouwingspercentage (%)' is ten hoogste het aangegeven bebouwingspercentage toegestaan.
De voor 'Wonen - Uit te werken' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
a. wonen, al dan niet in combinatie met de uitoefening van aan huis verbonden beroepen;
b. ter plaatse van de aanduiding 'gemengd' tevens voor:
3. aan watersport gerelateerde voorzieningen;
4. horeca uit de categorieën 1a, 1b en 1c van de Staat van horeca-activiteiten, met bijbehorende horecaterrassen;
5. maatschappelijke voorzieningen;
c. ontsluitingswegen en -paden;
e. water en waterhuishoudkundige voorzieningen, aanlegsteigers, keerwanden en beschoeiingen;
f. (gebouwde) parkeervoorzieningen;
g. bij deze bestemming behorende voorzieningen zoals erven, tuinen, speelvoorzieningen, nutsvoorzieningen, voet- en fietspaden, laad- en losvoorzieningen, reclame-uitingen, geluidwerende voorzieningen, verlichting, verkeersregeling.
Burgemeester en wethouders werken de in lid 7.1 genoemde bestemming nader uit, met inachtneming van de volgende uitwerkingsregels:
a. Het aantal woningen binnen de gehele bestemming 'Wonen - Uit te werken' in het plangebied is maximaal 500.
b. Gebouwen mogen uitsluitend binnen het bouwvlak worden gebouwd.
c. De afstand tussen het bouwvlak van de bestemming Wonen-Uit te werken, gelegen ten noorden van de haven, en de dichtstbijzijnde bestaande woningen aan de [locatie 1] en [locatie 2], zoals aanwezig op moment van vaststelling van dit bestemmingsplan, bedraagt minimaal 29 meter.
d. Ter plaatse van de aanduiding 'maximum bouwhoogte (m)' is ten hoogste de aangegeven bouwhoogte toegestaan.
e. Ter plaatse van de aanduiding 'maximum bebouwingspercentage (%)' is ten hoogste het aangegeven bebouwingspercentage toegestaan.
f. De gezamenlijke bedrijfsvloeroppervlakte van de toegelaten niet-woonfuncties (excl. horecaterrassen), zoals genoemd in lid 7.1 onder b is maximaal 2.500 m².
g. De functies detailhandel en aan watersport gerelateerde voorzieningen zijn uitsluitend toegestaan op de begane grond.
h. Voor de toegelaten functies afzonderlijk gelden de volgende maximale bedrijfsvloeroppervlakten:
i. Voor de toegelaten niet-woonfunctie horecaterrassen als genoemd in lid 7.1 onder b geldt een maximale oppervlakte van 500 m2;
j. Ten aanzien van het innemen van de standplaats gelden de volgende regels:
1. binnen het totale plangebied is maximaal één standplaats toegestaan;
2. voor de standplaats geldt een maximale oppervlakte van 25 m²;
3. de opstelling van de standplaats mag het wegverkeer niet belemmeren;
4. bij de opstelling van de standplaats dient de toegang op het trottoir ongehinderd te blijven;
5. indien de opstelling van de standplaats leidt tot opheffing van parkeerplaatsen, dan mag deze opheffing geen onevenredige afbreuk doen aan het voorzieningenniveau van de openbare parkeerplaatsen;
6. het assortiment van de standplaats mag niet leiden tot geuroverlast voor omliggende bedrijven, of andere bestemmingen;
7. het gebruik moet qua aard, milieubelasting en uitstraling passen in de directe omgeving van de standplaats.
k. Ter plaatse van de aanduiding 'gemengd' wordt ten noorden van het water een openbare ruimte van minimaal 500 m2 gerealiseerd.
l. Het stemgeluid van horecaterrassen mag niet leiden tot een onaanvaardbaar geluidniveau op bestaande en toekomstige geluidgevoelige functies.
m. Ter plaatse van de aanduiding 'groen' worden de gronden in hoofdzaak groen ingericht.
n. De lengte van een aaneengebouwd bouwblok mag maximaal 60 m bedragen.
o. De voorgevels van de hoofdgebouwen nabij de bouwvlakgrens zijn gericht op de bouwvlakgrens.
p. Ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - gevelzone 1' worden de hoofdgebouwen in of evenwijdig aan de bouwvlakgrens aan De Limes gerealiseerd. Hierbij mag de afstand van het hoofdgebouw tot de bouwvlakgrens maximaal 3 m bedragen.
q. Ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - wandelpad' moet er een doorlopende route voor voetgangers gerealiseerd worden met een breedte van minimaal 2 meter. Deze route vormt een verbinding tussen De Limes en de bestemming 'Groen' langs de Binnenrijn en wordt zo veel mogelijk in het groen en/ of aan het water gerealiseerd.
r. Als (een gedeelte van) de voorgevel van het hoofdgebouw binnen de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - gevelzone 2' is gesitueerd, wordt deze voorgevel in de bouwvlakgrens aan de De Limes gebouwd.
s. Ter plaatse van de 'specifieke bouwaanduiding - groen' wordt minimaal 50% van het aanduidingsvlak groen ingericht, overeenkomstig de bestemming Groen. Tevens worden minimaal 2 zichtassen gerealiseerd tussen De Limes en het Park Landskroon.
t. Parkeerplaatsen en bergingen worden zoveel mogelijk 'uit het zicht' gerealiseerd, waarbij de volgende parkeeroplossingen mogelijk zijn:
1. Op het eigen terrein, bij grondgebonden eengezinswoningen;
2. Op het eigen terrein, in een ondergrondse garage;
3. Op het eigen terrein, in een half verdiepte garage in een gesloten bouwblok;
4. Op het eigen terrein, op het maaiveld, ingesloten door een bouwblok;
5. Op het eigen terrein, op het maaiveld, landschappelijk ingepast;
6. Op het eigen terrein, in een garage op maaiveld, rondom ingepakt met eengezinswoningen met ontsluiting op maaiveld en de buitenruimte op het dak van de garage;
7. In de collectieve parkeergarage op het bedrijventerrein.
u. Er wordt voorzien in voldoende parkeergelegenheid, overeenkomstig artikel 14.1. Waarbij geldt dat het bezoekersparkeren en parkeerplaatsen voor 2e auto's in een gemeenschappelijke parkeervoorziening binnen een straal van 250 m gerealiseerd mag worden.
v. Parkeergelegenheid die is gerealiseerd om te voorzien in voldoende parkeergelegenheid als bedoeld in het bepaalde onder t, dient in stand te worden gehouden.
a. Een bouwwerk, waarvan een behoefte aan parkeergelegenheid wordt verwacht, kan niet worden gebouwd wanneer niet in voldoende parkeergelegenheid is voorzien en in stand wordt gehouden, zoals bedoeld in de Parkeernota 2004, danwel de opvolger daarvan;
b. In afwijking van het bepaalde onder a gelden de volgende normen:
1. De parkeernorm is het gemiddelde van de bandbreedte volgens richtlijnen CROW, bij stedelijkheidstype sterk stedelijk;
2. Voor sociale woningen en goedkope en middeldure appartementen is de norm verlaagd met 0,3 ten opzichte van de CROW-richtlijnen;
3. De aanwezigheidspercentages van de meest recente CROW-richtlijnen zijn van toepassing;
4. Als in/bij een appartementencomplex goede fietsparkeervoorzieningen worden gerealiseerd, dan mag de autoparkeernorm met 10% worden verlaagd;
5. De parkeereis voor LBSP wordt met maximaal 10 % verlaagd.
c. Parkeergelegenheid die is gerealiseerd om te voorzien in voldoende parkeergelegenheid als bedoeld in het bepaalde onder a en b, dient in stand te worden gehouden.