ECLI:NL:RVS:2023:343
Raad van State
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep tegen de beslissing van de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid over de bewaring van een vreemdeling
Op 9 december 2022 heeft de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid een vreemdeling in bewaring gesteld. De vreemdeling heeft hiertegen beroep aangetekend bij de rechtbank Den Haag, zittingsplaats 's-Hertogenbosch. Op 21 december 2022 heeft de rechtbank het beroep ongegrond verklaard en het verzoek om schadevergoeding afgewezen. De vreemdeling, vertegenwoordigd door mr. R.M. Seth Paul, heeft vervolgens hoger beroep ingesteld.
In het hoger beroep heeft de vreemdeling verschillende grieven aangevoerd. De Raad van State heeft geoordeeld dat de eerste twee grieven niet tot vernietiging van de uitspraak van de rechtbank leiden, omdat deze geen vragen bevatten die in het belang van de rechtseenheid, rechtsontwikkeling of rechtsbescherming beantwoord moeten worden. Echter, in grief 3 heeft de vreemdeling terecht geklaagd dat de rechtbank de staatssecretaris ten onrechte niet heeft veroordeeld in de door hem gemaakte proceskosten. De rechtbank had moeten veroordelen tot vergoeding van de proceskosten, gezien de schending van artikel 28, vierde lid, van de Wet beëdigde tolken en vertalers.
De Raad van State heeft het hoger beroep gegrond verklaard en de uitspraak van de rechtbank vernietigd voor zover deze de staatssecretaris niet heeft veroordeeld tot vergoeding van de proceskosten. De staatssecretaris is veroordeeld tot vergoeding van de proceskosten die de vreemdeling heeft gemaakt in verband met de behandeling van het beroep en het hoger beroep, tot een bedrag van € 2.511,00, geheel toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand. De uitspraak is openbaar uitgesproken op 26 januari 2023.